door
In dit essay vindt in de eerste plaats een bespreking van het klassieke kosmologisch
godsbewijs plaats. In de tweede plaats wordt een verdediging gegeven van het
kalam kosmologisch godsbewijs. Dit bewijs wordt geleverd via de verdediging van
de volgende premissen. (1) Het heelal heeft een begin; (2) Dit begin is
veroorzaakt; (3) Deze oorzaak is persoonlijk.
De klassieke bewijzen van Aristoteles, Thomas van
Aquino en Gottfried Leibniz worden geformuleerd. Vervolgens wordt de kritiek op deze bewijzen besproken, zoals
deze o.a door David Hume en Immanuel Kant gegeven is. Op deze kritiek
wordt ingegaan om tot
slot het kalam kosmologisch godsbewijs te presenteren. Een hedendaagse
verdediger van dit bewijs is William Lane Craig.
Moeilijkheid :
Navigatietips:
Algemene disclaimer: zie onderaan
© Jacques van der Meer, Tilburg, juli 1998; februari 2000.
In dit essay vindt in de eerste plaats een bespreking van het klassieke kosmologisch
godsbewijs plaats. In de tweede plaats wordt een verdediging gegeven van het
kalam kosmologisch godsbewijs. Dit bewijs wordt geleverd via de verdediging van
de volgende premissen. (1) Het heelal heeft een begin; (2) Dit begin is
veroorzaakt; (3) Deze oorzaak is persoonlijk.
De klassieke bewijzen van Aristoteles, Thomas van
Aquino en Gottfried Leibniz worden geformuleerd. Vervolgens wordt de kritiek op deze bewijzen besproken, zoals
deze o.a door David Hume en Immanuel Kant gegeven is. Op deze kritiek
wordt ingegaan om tot
slot het kalam kosmologisch godsbewijs te presenteren. Een hedendaagse
verdediger van dit bewijs is William Lane Craig.
0. Inleiding
1. De oorsprong en inhoud van het bewijs
1.1 Het kosmologisch godsbewijs van Aristoteles
1.2 Het kosmologisch godsbewijs van Thomas van Aquino
1.3 Het kosmologisch godsbewijs van Gottfried Leibniz
2. Belangrijke kritiek op het bewijs
2.1 De kritiek van David Hume
2.2 De kritiek van Immanuel Kant
2.3 De circulariteit van het bewijs
2.4 De irrelevantie van het bewijs
3. Weerlegging van de kritiek
3.1 De vooronderstellingen bij de kritiek
3.2 Het bezwaar dat het bewijs circulair zou zijn
3.3 De oneindige keten van oorzaak-gevolg
3.4 Het geheel heeft geen verklaring nodig
4. Het Kalam kosmologisch godsbewijs
4.1 Het
universum heeft een beginpunt in de tijd
4.1.1 Een actuele oneindigheid leidt tot
zelfweerlegging of absurditeit
4.1.2 De onmogelijkheid van het overbruggen
van oneindigheid
4.1.3 De Big bang
kosmologie
4.1.4 De Tweede wet van Thermodynamica
4.2 Het beginpunt van het univerusm is
veroorzaakt
4.3 De eerste oorzaak is persoonlijk.
5. Slot
6. Aanbevolen Literatuur
"Waarom is er iets en veeleer niets?" is een beroemde
uitspraak van de Duitse filosoof Gottfried Leibniz (1646-1716). En kunnen alle dingen die bestaan,
dit bestaan uitzichzelf
verklaren, of moet er nog een oorzaak zijn? Is er uiteindelijk geen eerste
oorzaak? Net zo min lijkt het mogelijk dat iets uit niets ontstaat. Alles wat
bestaat is veroorzaakt door iets wat de reden van het bestaan in
zichzelf heeft. Deze vragen dienen als uitgangspunt
bij het kosmologisch godsbewijs.
Het kosmologisch godsbewijs heeft een lange geschiedenis achter
de rug. Vanaf Plato en Aristoteles, is het door de Middeleeuwen
heen tot in onze tijd een veelbesproken onderwerp. Het bewijs
kent felle verdedigers en even zo goed felle bestrijders. Vooral
in de laatste eeuwen leek het gedaan met allerlei mogelijke Godsbewijzen,
waaronder het kosmologisch godsbewijs. In onze tijd krijgen godsbewijzen weer veel
zeggingskracht. Veel natuurwetenschappelijke bevindingen in de 20e
eeuw in de kosmologie, wijzen erop dat het universum een begin
heeft. Kosmologen spreken dan ook steeds vaker over "The Fine tuning of
the Universe". De noodzakelijke en voldoende
condities voor het universum moesten in het begin zo precies zijn geweest om leven op aarde tot stand te kunnen brengen, dat het
uiterst onwaarschijnlijk is dat het universum uit toeval is ontstaan. Er moet
een ontwerper zijn, een intelligentie die dat gewild heeft. Het bewijs dat het universum een maker heeft vanwege het ontwerp
van het universum, wordt het teleologisch godsbewijs genoemd. Dit bewijs zal hier niet besproken worden.
Een belangrijk bezwaar tegen bepaalde versies van het teleologisch godsbewijs, is dat gegeven een oneindige hoeveelheid tijd er altijd wel een keer een
universum zal ontstaan met de eigenschappen die het nu heeft. Om dit teleologisch godsbewijs zeggingskracht te geven, moet in
eerste instantie het bezwaar van de oneindige tijd weerlegd
kunnen worden. Dit wordt gedaan door het kalam kosmologisch godsbewijs. Dit godsbewijs
is het onderwerp van dit essay.
In de Middeleeuwen is er een fel debat geweest over de vraag
of het universum begonnen is, of dat ze altijd heeft bestaan.
Toen de werken van Aristoteles in christelijk Europa vertaald
werden in het Latijn, botsten ze soms hevig met de inhoud van het
christelijk geloof. De opvatting van Aristoteles dat het
universum eeuwig is, zou haaks staan op de christelijke
scheppingsgedachte. Een christelijk theoloog zoals Bonaventura
meende dat op grond van strikt filosofische bewijzen aangetoond
kon worden dat het universum begonnen moest zijn en onmogelijk
eeuwig heeft kunnen bestaan. Het kalam kosmologisch godsbewijs,
dat voor het eerst in de 9e eeuw geformuleerd werd binnen de Arabische wereld, stelt net als
Bonaventura dat het aantoonbaar is dat het universum een begin
heeft. De redenering van dit bewijs heeft de vorm van een reductio ad
absurdum. Dit betekent dat wanneer we ervan uitgaan dat het
universum eeuwig is, dit leidt tot contradictaire en absurde
conclusies, en we daarom genoodzaakt zijn om het tegendeel te
accepteren. In dit essay zullen twee van zulke absurdum
argumenten gegeven worden, maar eveneens twee natuurwetenschappelijke bewijzen die pleiten voor een begin van het
universum.
Niet alleen zal beargumenteerd worden dat het universum een begin
heeft, maar ook dat dit begin veroorzaakt is en dat de beste
verklaring voor die oorzaak, een onveroorzaakt en noodzakelijk persoon is die uit vrije wil, een
tijdelijk effect zoals het bestaan van het universum realiseert .
Van het kosmologisch Godsbwijs bestaan verschillende versies. In
de eerste plaats worden de bewijzen van Aristoteles, Thomas van
Aquino en Gottfried Leibniz besproken. Vervolgens komt de belangrijkste
kritiek aan bod van onder andere David Hume en Immanuel Kant. Tot slot zal het kalam kosmologisch
godsbewijs geformuleerd worden zoals deze in
onze tijd door William Lane Craig verdedigd is.
Er zijn verschillende versies van het kosmologisch godsbewijs,
welke afhankelijk zijn van het uitgangspunt wat gekozen wordt.
Uiteindelijk eindigt men na een metafysische redenering bij het
bestaan van een eerste oorzaak, beweger, grond, of oorsprong. Het
eind van die redenering wordt meestal God genoemd.
Veel filosofen en theologen hebben een kosmologisch godsbewijs geformuleerd. Het uitgangspunt van het bewijs is altijd de ervaring van de algemene
werkelijkheid. Een korte bespreking zal gegeven
worden van het argument van Aristoteles, Thomas van Aquino en
Leibniz.
1.1 Het kosmologisch godsbewijs van Aristoteles
a. Dingen zijn onderhavig aan verandering. (is een
observeerbaar gegeven)
b. Alle verandering vindt van plaats van potentialiteit (mogelijk),
naar actualiteit (werkelijk).
c. Geen enkele potentialiteit kan zichzelf actualiseren (hout
wordt bijvoorbeeld niet vanzelf een tafel).
d. Daarom moet er een actualiteit zijn, die het mogelijke
verwerkelijkt.
e. Een oneindige regressie van verwerkelijkers is niet
mogelijk, er moet een eerste actualiteit zijn.
f. Die eerste actualiteit, verwerkelijkt dingen met een
doeloorzaak.
1.2 Het kosmologisch godsbewijs van Thomas
van Aquino
Thomas heeft wat men noemt zijn vijf wegen naar God
geformuleerd, die sterk zijn beïnvloed door Aristoteles. De
eerste 3 bewijzen behoren tot het kosmologisch godsbewijs
1. Het bewijs vanuit de beweging
a. De dingen zijn in beweging (beweging is de meest duidelijke
vorm van verandering).
b. Verandering is een beweging van mogelijk naar werkelijk.
c. Die verandering vindt plaats door iets wat dit mogelijk
maakt.
d. Er kan geen oneindige regressie van verwerkelijkers of bewegers
zijn.
e. Daarom moet er een eerste beweger zijn, die zelf niet
bewogen wordt.
f. Deze eerste beweger is wat we allen God noemen.
2. Het bewijs vanuit de causaliteit
a. Er zijn werkoorzaken in de wereld.
b. Iets kan niet de werkoorzaak van zichzelf zijn (want dan
zou deze aan zichzelf vooraf moeten gaan).
c. Er kan geen oneindige regressie van werkoorzaken zijn.
Tenzij er een eerste oorzaak is die zelf niet veroorzaakt is kan er geen er oorzakelijkheid zijn.
d. Daarom moet er een eerste oorzaak zijn en dit is we allenl God noemen.
3. Het bewijs van mogelijkheid en noodzakelijkheid
Het argument van Gottfried Leibniz heeft als onderliggende gedachte wat men noemt het beginsel van voldoende grond (principle of sufficient reason). Het beginsel van voldoende grond stelt dat voor ieder feit of gebeurtenis er een voldoende oorzaak of reden gegeven moet kunnen worden waarom datgene is.
a. In al datgene wat verandert, ontbreekt de reden voor diens bestaanOp de klassieke godsbewijzen is veel kritiek geweest. In het
volgende wordt de kritiek gegeven.
2.1 De kritiek David Hume
De Schotse scepticus David Hume heeft verschillende kritieken gegeven tegen de Godsbewijzen. Ik zal er een aantal noemen
a. Bij elk gevolg moet een adequate oorzaak zijn. Aangezien de wereld een
eindig gevolg is, moeten we een verklaring vinden die adequaat is bij dit gevolg. Dit
zou betekenen dat we het bestaan van een eindige oorzaak moeten aannemen om dit
gevolg adequaat te kunnen verklaren. Daarom is de beste conclusie bij het kosmologisch
bewijs, het bestaan van een eindige God.
b. Een oneindige keten van oorzakelijkheid is mogelijk volgens
Hume. Het enige wat gesteld hoeft te worden is dat een oorzaak
altijd vooraf gaat aan een gevolg. Daarom zal gegeven een oneindige
hoeveelheid tijd, de oorzaak altijd vooraf gaan aan het gevolg en
is het idee van een begin niet nodig.
c. Het universum als geheel heeft geen oorzaak nodig, enkel de
afzonderlijke delen. Het principe van voldoende grond gaat enkel
op voor de afzonderlijke delen niet voor het universum als een
geheel. De afleiding dat uit de oorzakelijkheid van de delen, de
oorzakelijkheid van het geheel vastgesteld wordt is niet
noodzakelijk. Wanneer ik een huis zie, kan ik zeggen dit huis is
veroorzaakt. Het leggen van een fundering, het bouwen van muren
en het aanbrengen van ramen zijn elk door verschillende oorzaken tot
stand gekomen, daarom hoeft dit geheel niet één oorzaak te
hebben.
d. Misschien is het zo dat er ooit een eerste oorzaak is
geweest, maar dat betekent nog niet dat deze nog steeds bestaat.
2.2 De kritiek van Immanuel Kant
a. Het kosmologisch bewijs berust op een niet geldige vorm van het ontologisch godsbewijs. Om een logisch noodzakelijke (dit betekent: logisch onvermijdelijk) conclusie te bereiken, verlaat het kosmologisch argument het gebied van de ervaring van waaruit deze begint en introduceert ze het concept van een noodzakelijk wezen. Dit zogenaamde ontologische (a-priori) argument is wellicht noodzakelijk, maar niet valide om te kunnen concluderen vanuit de ervaring dat dit wezen moet bestaan. Nergens in de ervaring is een noodzakelijk wezen gegeven.
b. Uit a volgt dat het veronderstellen van een concept van
een noodzakelijk wezen niet voldoende opgehelderd kan worden. Het
is niet duidelijk wat de betekenis van een noodzakelijk wezen is.
In samenhang hiermee wijst Kant het ontologisch godsbewijs ook
af. Het ontologisch godsbewijs is in tegenstelling tot het kosmologisch godsbewijs
een redenering die niet op de ervaring
gebaseerd is , maar puur op basis van een begrip. Kant wijst dit
bewijs af, omdat bestaan op zichzelf geen eigenschap is, maar een
voorwaarde om eigenschappen te bezitten. Overigens wees Thomas
van Aquino het ontologisch bewijs ook al af.
c. Een oneindige regressie van oorzaken is logisch gezien
mogelijk. Het principe van voldoende grond vereist dit zelfs,
want deze vereist voor ieder feit een voldoende reden.
d. Ook al toon je met het bewijs het bestaan van een eerste
oorzaak aan, dan wil dit nog niet zeggen dat het de God van de
Bijbel is.
2.3 De circulairiteit van het bewijs
Het argument is circulair omdat men stopt bij datgene waar men
wil stoppen. Het beginsel van voldoende grond is een arbitraire
keus. De theïst geeft het beginsel van voldoende grond op zodra
het uitkomt bij een wezen wat hij God noemt. De atheïst is in
dit geval net zo gerechtvaardigd dit principe op te geven bij het
het bestaan van de wereld. De atheïst stopt zodra hij bij het
bestaan van de wereld is aangekomen.
2.4 De irrelevantie van het bewijs
Personen die niet geloven raken niet overtuigd door het
bewijs.
Er zijn meerdere bezwaren tegen het kosmologisch godsbewijs. In het hiernavolgende zullen we zien waar de bezwaren tegen het bewijs op berusten.Vervolgens worden enkele criteria geformuleerd bij een mogelijk kosmologisch godsbewijs en tot slot wordt in (4) het kalam kosmologisch godsbewijs geformuleerd.
3.1 De vooronderstellingen bij de kritiek op het kosmologisch bewijs
Eén van de belangrijkste bezwaren tegen het kosmologisch godsbewijs berust op wat eerder al genoemd werd: het beginsel van voldoende grond. Het beginsel van voldoende grond zegt: voor elk feit moet een voldoende reden of oorzaak gegeven kunnen worden. Uit dit beginsel van voldoende grond volgt: het evidentialistische bezwaar tegen het geloof in God. Dit bezwaar zegt dat het niet rationeel is om in God te geloven omdat er niet voldoende bewijs voor is. De godsbewijzen zouden te kort schieten door dit bezwaar. Het bezwaar eist als uitgangspunt dat men een vrijwel sluitend bewijs moet kunnen formuleren wil iets rationeel aanvaardbaar zijn.
Dit bezwaar heeft duidelijk een tijdsgebonden element. Het beginsel van voldoende grond eist een verklaring op het gebied van de rede, terwijl bijvoorbeeld Thomas van Aquino zijn argumenten formuleerde in het licht van wat men noemt 'existentiële onvermijdelijkheid', deze eist een verklaring niet op het gebied van de rede, maar in de werkelijkheid zelf, in de zijnssfeer. De eerste is dan gebaseerd op logische noodzakelijkheid, de laatste op existentiële onvermijdelijkheid.
Een klein voorbeeld kan dit duidelijke maken. Ik kan zeggen dat ik niet voldoende reden heb om te denken dat ik besta, het is denkbaar dat ik niet besta. In werkelijkheid kan ik deze uitspraak niet erkennen. Het feit dat ik besta is in werkelijkheid een onvermijdelijk aspect van mijn ervaring (existentie). Ik moet al bestaan om dit te kunnen zeggen.
Wat we zullen zien is dat bij generalisatie van het uitgangspunt van het 'evidentialistische bezwaar' vrijwel alle gebieden van de wetenschap niet meer rationeel zijn en daarom deze eis niet consequent vastgehouden kan worden. Men stelt strengere eisen aan de geldigheid van een godsbewijs, dan aan de geldigheid van de resultaten van de natuurwetenschap.
Het evidentialistische bezwaar dat men een absoluut bewijs moeten kunnen formuleren voor het bestaan van God is een bezwaar die pas zijn intrede heeft gedaan tijdens de Moderne Tijd. Vanaf die tijd begonnen ook de problemen met het bewijs. Vandaar moeten enkele uitgangspunten vastgesteld worden, wanneer in het navolgende het kalam kosmologisch godsbewijs wordt geformuleerd. Dit kosmologisch bewijs heeft als uitgangspunt:
a. Het is niet een rationeel sluitend bewijs, het is altijd mogelijk om tegenbewijs te geven
b. De kracht van het bewijs ligt in het cumulatieve aspect, dit wil zeggen in de hoeveelheid bewijs die verzamelt wordt voor het bestaan van God.
c. Het bewijs krijgt hierdoor een waarschijnlijkheidskarakter in plaats van een noodzakelijk karakter.
Het evidentialistische bezwaar had als eis dit noodzakelijk karakter (zie c). Aangezien aan deze eis van
noodzakelijkheid in geen enkele tak van wetenschap voldaan kan
worden, verliest het bezwaar behoorlijk aan zeggingskracht. Een
gebied als de natuurwetenschap is bij uitstek een
ervaringswetenschap. Een wetmatigheid wordt opgesteld aan de hand
van een eindige set van observatiegegevens. De noodzakelijkheid
van de wetmatigheid is verondersteld, maar kan nooit definitief
vastgesteld worden. Daarom kan ditzelfde gezegd worden bij de
Godsbewijzen. De Godsbewijzen zijn eveneens afhankelijk van de
ervaring, net als de natuurwetenschappen. De natuurwetenschap
werkt met data, de godsbewijzen gaan via die data naar de
achterliggende grond en naar de intellectuele verklaring van die
data. De conclusies is dat de godsbewijzen niet de claim maken
sluitende bewijzen te zijn, omdat ze net zozeer als de
natuurwetenschappen bewijzen zijn die vanuit de menselijke
ervaring starten. Het verschil tussen het godsbewijs en de de
bewijzen van de natuurwetenschap is dat de eerste op een
metafysische redenering berust, en de tweede niet.
De godsbewijzen staan qua bewijskracht wellicht sterker dan de bevindingen van
de natuurwetenschap. Om de eenvoudige reden, dat de godsbewijzen van de meest
algemene en directe ervaring uitgaan, terwijl de natuurwetenschappelijke
bevindingen vaak afhankelijk zijn van experimenten die niet behoren tot de
algemene ervaring.
3.2 Het bezwaar dat het bewijs circulair
zou zijn
Eén van de bezwaren tegen het kosmologisch godsbewijs is dat deze onvermijdelijk circulair is. Het beginsel van voldoende grond wordt opgegeven, daar waar een persoon dit zelf wil. De theïst eindigt met het bestaan van God, de atheïst met het bestaan van de wereld. Laten we eens nader bekijken of dit argument klopt.
In dit argument wordt verondersteld dat De wereld en God in dezelfde categorie geplaatst kunnen worden Nader bekeken is dit niet het geval. Wanneer we kijken naar de concepten is er een fundamenteel verschil tussen deze twee. De wereld is als bestaande contingent (afhankelijk), terwijl in de definitie van God impliciet aanwezig is dat deze existentieël noodzakelijk is. Het is wel zinvol om te vragen naar wat de oorzaak van de wereld is, daar de idee dat iets uit niets kan ontstaan absurd is. Bij de vraag naar God ligt dit anders, vragen naar wat de oorzaak van God is, is een zelfweerleggende vraag. God is per definitie noodzakelijk. Vragen naar wat de oorzaak van een noodzakelijk wezen is heeft dan ook geen enkele zin, daar een noodzakelijk wezen zijn bestaan aan niets anders te danken heeft dan zichzelf.
Kunnen we dan niet zeggen dat de wereld (universum) noodzakelijk is? In het straks genoemde Kalam bewijs wordt verdedigd dat het bestaan van de wereld geen noodzakelijkheidskarakter kan dragen, maar contingent is.
3.3 De oneindige keten van oorzaak en gevolg
Een bezwaar tegen het kosmologisch bewijs, is dat het mogelijk
is dat er een oneindige keten van oorzaak en gevolg bestaat.
Wanneer het wel mogelijk is om een oneindige keten van oorzaak en
gevolg te denken, dan zou deze ook kunnen bestaan. Bij het Kalam bewijs zal
verdedigd worden, dat een actuele
oneindigheid van oorzaak en gevolg in het denken wel
mogelijk is, maar in werkelijkheid niet
mogelijk is en leidt tot absurditeit.
3.4 Het universum als geheel heeft geen
verklaring nodig
Het kosmologisch bewijs leidt af van de afzonderlijke delen
tot een eerste oorzaak. Eerder werd genoemd het huis als geheel
en de oorzaken van de afzonderlijke delen. Het geheel kan
veroorzaakt zijn door een gelijktijdige grotere hoeveelheid
oorzaken, die los van elkaar staan. Met het Kalam bewijs zullen we zien, dat het universum als geheel terug te
leiden is tot een oorzaak die persoonlijk is.
Het kalam kosmologisch godsbewijs draagt de naam kalam, wat verwijst naar de Arabische filosofie en theologie uit de Middeleeuwen. Een hedendaagse verdediger van dit argument is William Lane Craig. In het oorspronkelijke argument van Craig, verdedigt hij niet de derde premisse. Dat wordt hier wel gedaan.
Het Kalam argument steunt op de volgende premissen.
1. Het universum heeft een beginpunt in de tijd
2. Het beginpunt van het universum is veroorzaakt
3. De oorzaak voor het beginpunt van het universum is
persoonlijk.
4.1 Het universum
heeft een beginpunt in de tijd
In de Middeleeuwen is er een fel debat geweest over de vraag of
het universum begonnen is, of dat ze altijd heeft bestaan. Toen
de werken van Aristoteles in Christelijk Europa vertaald werden
in het Latijn, botsten ze soms hevig met de inhoud van het
christelijk geloof. De opvatting van Aristoteles dat het
universum eeuwig is, staat haaks op de christelijke
scheppingsgedachte. Het kalam kosmologisch godsbewijs stelt dat
het aantoonbaar is dat het universum een begin heeft. De
redenering heeft de vorm van een reductio ad absurdum.
Dit betekent dat wanneer we ervan uitgaan dat het universum
eeuwig is, dit leidt tot contradicties en daarom het tegendeel
geaccepteerd moet worden. De premissen worden nu één voor één
bewezen. De eerste premisse steunt op de gedachte dat een actuele
oneindigheid niet kan bestaan. Een actuele oneindigheid betekent een
oneindigheid die in de werkelijkheid aangetroffen wordt. Tegenover een actuele oneindigheid
staat een potentiële oneindigheid, ofwel een mogelijke oneindigheid.
Oneindigheid is denkbaar, maar dat betekent nog niet automatisch dat ze ook in
onze werkelijkheid bestaat, dat ze actueel is.
Er zullen twee wijsgerige en
twee natuurwetenschappelijke bewijzen worden gegeven voor premisse 1.
(opmerking: bij de aanbevolen literatuur is het boek:
Craig, William Lane, and Quentin Smith. Theism, Atheism,
and Big Bang Cosmology. Oxford: Clarendon Press, 1993, hierin een
uitgebreide discussie over dit bewijs. Smith geeft tegenargumenten.)
4.1.1 Een actuele oneindigheid leidt
tot zelfweerlegging of absurditeit..
Stel dat er een bibliotheek is met een oneindig aantal boeken. Veronderstel dat deze bibliotheek een oneindige hoeveelheid rode boeken, en een oneindige hoeveelheid zwarte boeken bevat. Kunnen we nu zeggen dat de hoeveelheid zwarte boeken, gelijk is aan het aantal rode en zwarte boeken bij elkaar? Dat kunnen we zeggen en dat klinkt natuurlijk heel vreemd. Dit wordt nog vreemder door het volgende: stel we verwijderen hierna alle zwarte boeken uit de bibliotheek. Hoeveel boeken hebben we dan nog in de bibliotheek staan? Het antwoord is: een oneindig aantal rode boeken. Dit betekent dat het aantal boeken in de bibliotheek na de verwijdering van alle zwarte boeken niet gewijzigd is.
Laten we hiernaast ook nog eens aannemen dat elk boek een oneindige hoeveelheid pagina's heeft. Dit zou betekenen dat het aantal pagina's in het eerste boek gelijk zouden zijn aan alle pagina's van de boeken in de bibliotheek bij elkaar. Zoals je ziet leidt het spreken over een werkelijke oneindigheid tot allerlei absurde gevolgen. Wiskundigen zeggen dan ook, dat het idee van oneindigheid nergens in de werkelijkheid wordt aangetroffen. Dus met andere woorden: oneindigheid bestaat enkel in het verstand, maar niet in de werkelijkheid. Het toepassen van een actuele oneindigheid leidt tot allerlei contradictiore en dus absurde gevolgen, zoals in het bovenstaande met het bibliotheekvoorbeeld aangetoond werd. We moeten dus concluderen dat het spreken over een actuele oneindigheid tot absurditeit leidt en zelfweerleggend is, en en dus niet waar kan zijn.
Hiermee kunnen we dus een belangrijke kritiek op het kosmologisch godsbewijs beantwoorden, namelijk de kritiek dat een
oneindige keten van oorzaak en gevolg kan bestaan. Wanneer iemand
nu zegt dat de keten van oorzaak en gevolg oneindig kan zijn,
veronderstelt deze dat een actuele oneindigheid in de
werkelijkheid kan bestaan. Er is nog een belangrijk bezwaar tegen
een actuele oneindigheid.
4.1.2
De onmogelijkheid van het overbruggen van een actuele oneindigheid
Het heden is tot stand gekomen door een opeenvolging van oorzaken
in de geschiedenis van het universum. Wanneer het verleden niet
plaats gevonden zou hebben, zou het heden niet kunnen bestaan, omdat het heden
de overbrugging is van het verleden. Het verleden draagt een specificeerbare vastgestelde
hoeveelheid van gebeurtenissen in zich. De keten van die
gebeurtenissen moet een eerste gebeurtenis hebben. Zonder een
eerste gebeurtenis, zou er geen tweede, derde, of Nde gebeurtenis
kunnen zijn, die tot het huidige moment t leidt.
Als het verleden uit een oneindige reeks van oorzaken en gevolgen
zou bestaan, dan zouden we nooit het heden kunnen bereiken, omdat
het heden de overbrugging is van alle gebeurtenissen uit het
verleden. Een actuele oneindigheid waarbij gebeurtenissen elkaar
in de tijd opvolgen leidt dus tot de absurde conclusie dat het
heden niet bestaat.
Om de eindigheid van het verleden vast te stellen en om duidelijk te
maken dat een oneindig verleden niet kan bestaan, wordt met het volgende
voorbeeld duidelijk. Stel dat we gevraagd worden om te tellen tot
oneindig, dan zullen we ontdekken dat hoe lang we ook tellen, we
altijd bij een getal uitkomen die we kunnen vaststellen en waar we
weer een nieuw getal aan toe kunnen voegen. We kunnen met ons tellen nooit
oneindig bereiken, laat staan dat we erover heen kunt tellen, we blijven altijd in het eindige. Daarom kan het verleden niet
oneindig zijn, omdat het heden een opeenvolging is van alle
gebeurtenissen in het verleden. Zou dit verleden oneindig zijn,
dan zou het heden nooit bereikt kunnen worden, omdat het heden dan de
overbrugging zou zijn van een oneindige hoeveelheid tijd.
Maar we hebben nu eenmaal het heden bereikt, dus een actuele
oneindigheid bestaat niet want het verleden is eindig.
4.1.3 De Big Bang kosmologie
Op grond van natuurwetenschappelijke bevindingen van de afgelopen
eeuw, met name in de kosmologie is men tot de conclusies gekomen dat het universum uitdijt en dat deze uitdijing tot stand kwam door een explosie een
tientaal miljard jaar geleden wat men de Big Bang noemt en die naar een begin wijst. Daarnaast heeft men vastgesteld dat de
wetten van de algemene relativiteit van Einstein ertoe leiden dat het heelal een "beginpunt" (een "singulariteit") heeft, waarbij
zowel de ruimte als de tijd-dimensies van het universum nul waren en waarbij het universum is ontstaan en zich daarna heeft
uitgedijt. De Big Bang cosmologie bevestigt de bovenstaande conclusie: het universum heeft een begin.
Een bezwaar dat men vaak noemt is het bezwaar: wat was er voor
de Big Bang? Een antwoord hierop is dat de Big Bang het eerste
moment van de tijd was, niet in de tijd. Er was geen tijd voor
het eerste moment van de tijd. Wat voor het eerste moment bestond
is tijdloos. God kan causaal gezien voor het eerste moment van
tijd bestaan, dit is volstrekt logisch en coherent om te
accepteren. Sommige mensen hebben gezegd dat dit eigenlijk
hetzelfde is als vragen naar wat er is ten noorden van de
noordpool. De fout in dit bezwaar zit hem in het feit dat vragen
naar wat ten noorden van de noordpool is, er automatisch een
ruimtelijk aspect bij komt kijken. Dit is anders wanneer je zegt
dat God voor het eerste moment van tijd bestond. God komt hier
niet in een tijd-ruimte dimensie te staan, Hij staat er volledig buiten.
4.1.4 De
tweede wet van de thermodynamica
Dit argument berust op het principe van verval wat entropie
genoemd wordt. Dit principe zegt dat het geheel van orde en samenhang in
het universum langzaam afneemt. Een voorbeeld kan hierbij helpen.
Stel ik kom een kamer binnen waar een kop koffie op tafel staat,
deze koffie is nog warm. De tweede wet van thermodynamica stelt
dat deze koffie langzaam afkoelt tot de warmte-energie evenredig
verdeeld is met de gemiddelde temperatuur in de kamer, en de
inhoud van het kopje even warm is als de rest van de kamer.
Dit heeft een belangrijke consequentie: als het universum eeuwig
zou zijn en de geschiedenis oneindig, dan zou het universum een
oneindige tijd geleden volledig moeten zijn afgekoeld en de
energie evenredig verdeeld zijn. Dit is duidelijk niet het geval.
De tweede wet van thermodynamica geeft aan dat het universum een
begin moet hebben gehad en niet oneindig bestaan heeft.
4.2 Premisse 2: Het beginpunt van het
universum is veroorzaakt
In premisse 1 werd verdedigd dat het universum een begin heeft
in de tijd. Het meest redelijke hierbij is te veronderstellen dat
dit begin veroorzaakt is. Het idee dat iets uit niets kan
ontstaan is absurd. Hoewel er kosmologen zijn die menen dat dit wel mogelijk is
verwarren zij fysische met metafysische begrippen. (zie binnenkort het artikel
van Bruno Gedressac).
Bij gebeurtenissen en bij contingente dingen is het uiterst zinvol te vragen
naar wat de oorzaak van deze dingen zijn. Het universum is
een contingent gegeven. Daarom is het uiterst zinvol te vragen naar wat de
oorzaak is van het universum.
In tegenstelling tot dit is de vraag naar
wat God veroorzaakt heeft niet zinvol. God is geen gebeurtenis of
een afhankelijk (contingent) wezen. God is een noodzakelijk wezen
en heeft daarom geen oorzaak nodig. Vragen naar de oorzaak van
een onveroorzaakt wezen is een categoriefout. Omdat het universum
veroorzaakt is, is er een eerste gebeurtenis in de tijd.
Aangezien het universum een contingent geheel is, moet het een
eerste oorzaak hebben die hieraan vooraf gaat, omdat de idee dat iets uit niets
kan ontstaan absurd is..
4.3 Premisse 3: De oorzaak voor het
beginpunt van het universum is persoonlijk
We hebben aangetoond dat het universum niet oneindig kan zijn, en dat het beginpunt van het universum een oorzaak moet hebben, omdat het een contingent geheel is. Er zijn twee mogelijkheden bij deze oorzaak. De oorzaak van het universum is persoonlijk wezen, of de oorzaak is onpersoonlijk, wat betekent mechanisch.
Zou het begin van het universum door een onpersoonlijke mechanische
oorzaak verklaard kunnen worden?
Stel dat we bevroren water
aantreffen dat veroorzaakt is door een temperatuur die van
eeuwigheid af al onder nul is, dan zou dit betekenen dat ook dat
water al eeuwig bevroren is. Want hoe kan een temperatuur die
altijd al onder nul is, het zodanig realiseren dat water
plotseling in de tijd bevriest?
Het universum is een tijdelijk effect, we hebben gezien dat ze begonnen is in de
tijd. Wanneer ze veroorzaakt is door een onpersoonlijke mechanische oorzaak, dan
is het uiterst moeilijk te verklaren waarom dat universum plotseling begonnen
is. Net zoals het onmogelijk is te begrijpen hoe bij een temperatuur die van
eeuwigheid af al onder nul is, water plotseling in de tijd kan bevriezen, is het
onmogelijk te begrijpen hoe een tijdelijk effect als het universum plotseling
ontstaat als de oorzaak een onpersoonlijke mechanische oorzaak is.
Bij het ontstaan van het universum moeten de noodzakelijke en voldoende
condities aanwezig zijn. Bij een mechanische oorzaak zouden die condities altijd
al aanwezig moeten zijn, dus dan zou het universum een eeuwigheid geleden al
ontstaan moeten zijn. Maar het universum is begonnen en eindig. Hoe is dit dan
mogelijk?
De enige aannemelijke verklaring voor een eeuwige oorzaak die een
tijdelijk effect realiseert, is dat een persoon uit vrije wil een
tijdelijk effect realiseert zoals het bestaan van het universum,
wat zoals we zagen een beginpunt moet hebben die veroorzaakt is.
Enkel een persoonlijk en vrij wezen kan vanuit een eeuwige
oorzaak, een tijdelijk effect realiseren.
Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Stel dat een man van eeuwigheid aan al op een stoel zit en plots
het besluit neemt om te gaan staan en dit besluit ook uitvoert.
Deze man realiseert een tijdelijk effect door de vrije keus te
maken om te gaan staan. Als het gaan staan van de man door
mechanische oorzaken bepaald zou zijn, dan had de man een
eeuwigheid geleden al moeten gaan staan, omdat dan de
noodzakelijke en voldoende condities aanwezig hadden moeten zijn.
Wanneer de man uit vrije wil gaat staan, dan kan de noodzakelijke
voorwaarde altijd wel aanwezig zijn geweest, de man heeft
namelijk altijd de mogelijkheid om te gaan staan omdat hij een
gezond lichaam heeft. De voldoende voorwaarde om te gaan staan is
er pas wanneer de man besluit om te gaan staan. Als nu de
noodzakelijke en voldoende voorwaarden aanwezig zijn, dan zal de
man gaan staan, bij het ontbreken van één van die voorwaarden
niet. Wanneer noodzakelijke en voldoende voorwaarden aanwezig
zijn, dan zal het effect altijd gerealiseerd worden. Bij een
mechanisch proces waarbij een effect gerealiseerd wordt zullen de
noodzakelijke en voldoende voorwaarden aanwezig zijn. Wanneer een
onpersoonlijk, mechanistische oorzaak van eeuwigheid af aan al
had bestaan, dan had in diezelfde eeuwigheid het effect al
gerealiseerd moeten zijn. Maar zoals we zagen is het universum begonnen en
daarom kan de mechanische oorzaak niet kloppen.
Met andere woorden: een tijdelijk effect vanuit een
oneindige oorzaak kan enkel gerealiseerd worden, wanneer deze oorzaak, een persoonlijke
oorzaak is.
We hebben gezien dat het universum een begin heeft in de tijd.
Er zijn twee filosofische en twee natuurwetenschappelijke bewijzen voor
gegeven. Vervolgens is de beste verklaring dat dit universum
veroorzaakt is. De enige zinvolle verklaring voor het bestaan van
een tijdelijk effect als ons universum is dat er een oneindig,
noodzakelijk en vrij persoon is die dit effect realiseert. We
hebben dus niet alleen aangetoond dat het universum een oorzaak
heeft, maar dat deze oorzaak ook een persoonlijke oorzaak is.
Wanneer het universum ontstaat als gevolg van een vrije handeling
van een persoonlijk schepper, betekent dit dat het universum voor
haar bestaan afhankelijk is van de wil van deze schepper. Net
zoals ik uit vrije wil verkies om mijn arm op te tillen, zal mijn
arm opgeheven blijven zolang ik dat wil. In die zin blijft het
universum bestaan zolang de schepper dit wil. Daarmee kan dus ook
het argument van David Hume beantwoord worden uit 2.1.c,
dat de wereld misschien wel veroorzaakt is, maar dat deze oorzaak
zelf niet meer hoeft te bestaan.
Met dank aan Bruno.D.Gedressac voor suggesties en verbeteringen.
© Jacques van der Meer, Tilburg. juli 1998; februari 2000
Aantal bezoekers sinds 14 feb. 2000:
Pagina
Layout: Copyright © 1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 14feb. 2000
Pagina bijgewerkt op: 16 feb. 2000
Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek
(verder aangeduid met: "de stichting") om
wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de
evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te
geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz.
vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting.
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische,
irrationele, bijgelovige, occulte, enz.) eigenschappen aan bepaalde groepen,
stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om
stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen.
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat
de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen.
Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en
de
stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.