door
Samenvatting: De beweging in de tweede eeuw rond de tot het christendom bekeerde ex-Phrygische priester Montanus was de eerste opwekkingsbeweging van het christendom. Montanus sprak met zijn ruime plaats voor ervaring en extase veel mensen aan, waardoor de montanistische beweging voort kon blijven bestaan tot in de zevende eeuw, ondanks zware vervolging vanuit de geïnstitutionaliseerde kerk. Ondanks de kerkvader Tertullianus, die positief was over Montanus, werd de beweging beschouwd als een ernstige ketterij. Daardoor is de geschiedschrijving over Montanus enigszins gecorrumpeerd.
Moeilijkheid :
Navigatietips:
Algemene disclaimer: zie onderaan
Disclaimer met betrekking tot dit artikel
Ten eerste vermeldt de auteur in de conclusie dat hij lid is van een pinkstergemeente is. Hij is inmiddels geen pinkstergelovige meer.
Ten tweede deelt de Stichting Europese Apologetiek sommige meningen niet, met name de meningen dat:
De stichting is echter van mening dat het 'orthodoxe' christendom van de opvolgers van de apostolen het dichtst was bij de allereerste christengemeente en dat het bij de ketterijen om verkeerde interpretaties van het christendom ging, meestal vanwege een ander denkkader. In het geval van het montanisme is de stichting van mening dat de achtergrond van Montanus als heidens priester waarschijnlijk een grote rol heeft gespeeld m.b.t het invoeren van occulte ervaringen binnen het christendom. Omdat de profetieën van de montanisten feilbaar waren, denken we dat deze zich onderscheiden van de bijbelse profeties (zie ook Fallible New Testament Prophecy / Prophets? A Critique of Wayne Grudem's Hypothesis )
Het Montanisme opent de lange rij van geestdrijvende opwekkingsbewegingen, die bijna steeds een aanwijzing zijn voor de verwereldlijking van de officiële kerk.
H. Berkhof (1)
Montanus was een Phrygische priester die in de tweede helft van de tweede eeuw leefde. Na zijn bekering tot het christendom begon hij allerlei extatische visioenen te ontvangen. Dit moet voor het jaar 172 zijn geweest. (2)
Montanus werd vergezeld door twee profetessen, Maximilla en Priscilla. De beweging die rondom hen ontstond had een zeer grote impact. Zij ontstond in Phrygië; de steden Pepuza en Tymium waren voor de latere Montanisten de heilige steden en synoniem met het Jeruzalem. (3) Vanuit Phrygië verspreidde de beweging zich over geheel klein-Azië en later ook over Noord-Afrika en het gehele Romeinse rijk. De kerkvader Tertullianus vermeldt de grote invloed van het vroege Montanisme ook in Rome. (4) Op sommige plaatsen (bijvoorbeeld Galatië, Ancyra) stond het Montanisme op het punt de christelijke gemeente te verdringen. Tot in de Middeleeuwen hield het Montanisme stand. Zo noemt Schepelern (1929:172) het jaar 722 uit welk nog een getuigenis stamt.
De naam 'Montanisme' duikt pas op in de vierde eeuw in de polemische literatuur. Daarvoor werden verschillende namen gebruikt om de beweging aan te duiden. De meest bekende waren 'Nieuwe Profetie' en 'de Phrygische (of Kata-Phrygische) ketterij (haeresis). De eerste naam duidt op de grote plaats die het fenomeen profetie in de beweging had, de tweede duidt de herkomst van de 'dwaling' aan.
Bijna alle informatie die er over Montanus en het Montanisme is overgeleverd is afkomstig uit polemische literatuur. De invloed van deze anti-Montanistische literatuur op de kijk in de geschiedenis tot aan nu toe op het Montanisme is op geen enkele manier te overschatten. Om bijvoorbeeld Montanus' extase te verklaren werd bericht dat Montanus al snel na zijn bekering bezeten werd door de duivel. Onder demonische invloed viel hij daarna in extase. Hier komt direct naar boven de grote strijd die er in de beginfase is geweest omtrent de profetie. De kernvraag is hierbij steeds: is het ware of valse profetie? Ford (1966: 151) wijst op de grote invloed van het Jodendom op het Montanisme. De beweging sloeg vooral aan in gebieden waar zich veel Joden of Joodse Christenen bevonden. (5) De vorm van profetie die in het vroege Montanisme gangbaar was noemt Ford dan ook 'a prophecy akin to Old Testament prophecy before the classical period of Amos and his successors' (1966: 151). Het criterium voor een goede profetie was daar vervulling. Daarom worden er in de polemische literatuur ook voorbeelden aangehaald van niet vervulde profetieën. Hierbij kan één van de weinig overgeleverde uitspraken van Maximilla worden aangehaald: 'na mij zal er geen profeet meer zijn, alleen het einde'. Meestal echter worden in de polemische literatuur de profetieën op theologisch dogmatische gronden afgewezen. Schepelern (150) haalt ook aan 'die bekannte Theorie daß die Dämonen den heiligen Geist nachäffen, um desto wirkungsvoller mit dem Christentum konkurrieren zu können'. Hier zien we het merkwaardige fenomeen dat de pro-argumenten om worden gezet in contra-argumenten door de tegenstanders. Wanneer dergelijke argumenten gebruikt gaan worden bevinden we ons altijd op een subjectief terrein. Immers in dergelijke gevallen is niet meer te beoordelen of de handelingen of fenomenen goed dan wel fout zijn.
In de hierboven al aangehaalde uitspraak van Maximilla komt een ander groot kenmerk van de beweging naar voren: eindtijdverwachting. Net als Paulus en de eerste christenen leefden de vroege Montanisten met een sterke verwachting dat de wederkomst van Christus spoedig zou komen. Het Montanisme wordt dan ook een chiliastische beweging genoemd. Dit verklaart ook waarom de beweging pas in later tijd meer en meer gestructureerd en georganiseerd wordt. In de begintijd was het Montanisme een 'wilde opwekkingsbeweging'. De verwachting van de wederkomst maakte elke organisatie onnodig. Slechts belangrijk waren de profetieën en het evangeliseren.
Een derde belangrijk kenmerk van de beweging valt gedeeltelijk samen met de eerste: extase. Profetieën werden uitgesproken in een extatische toestand. Maar ook in de samenkomsten speelde extase een belangrijke rol. Hierbij was glossolalie een veel voorkomend verschijnsel. Uit de vierde eeuw is er nog een grafschrift bekend van een profetes die de gave van de tongentaal had. (6) De stelling dat de Nieuwe Profetie een opwekkingsbeweging was die de geestesgaven, de charismata (De Jong) weer in de kerk wilde introduceren houdt volgens Ernest Evans geen stand. Hij wijst op Ignatius die de charismata noemt, wat erop duidt dat toen nog charismata voorkwamen. Ook Irenaeus noemt de gave van profetie om de kerk af te zetten tegen Marcion, die deze gave niet meer erkent. Hij zegt letterlijk: 'Infelices vere, qui pseudoprophetas quidem esse nolunt, prophetiae vero gratiam repellunt ab Ecclesia'. (7) De Kerk staat dus in tussen de Marcionieten enerzijds die profetie afwijzen uit vrees voor valse profetie en de Montanisten anderzijds die een te grote waarde aan de profetie geven. Wel denk ik dat Montanus een geheel nieuwe kijk op de geestesgaven gaf. Juist in een tijd dat de kerk bezig is met zichzelf te institutionaliseren komt hij met zijn boodschap van extase en vuur die herinneringen oproept aan de eerste apostelen. De mate van extase en ervaring waren overigens wel zeker nieuw. Tijdens bijeenkomsten ervaarde men de Geest op zo'n wijze dat men niet langer op de benen kon blijven staan. (8) Men werd overweldigd door de Geest, bezeten als het ware. In een dergelijke toestand ontving men beelden, visioenen, profetieën en zielsverukkingen. Glossolalie kwam veelvuldig voor: dit werd dan ervaren als het spreken van de Geest door de mens heen. Voor de mensen was dit nieuw. De tijd van de eerste apostelen leek weer te zijn aangebroken. (9) Glossolalie was een toen vaker voorkomend verschijnsel. (10) Toch was het volgens Schepelern (158) ook omstreeks de tijd van Montanus' optreden nog aanwezig in de Kerk. Ook in de late Montanistische beweging wordt de gave van het spreken in tongen nog vermeldt.
De plaats van Montanus in de beweging is het grote breekpunt met de christelijke Kerk gebleken. Drie van de vier overgeleverde gezegden van Montanus hebben hiertoe aanleiding gegeven: (11)
'I am the Lord God, the Almighty dwelling in man.'
'Neither angel nor envoy, but I the Lord God, the Father have come.'
'Behold, man is like a lyre, and I flit about like a plectron; man sleeps, and I awaken him; behold, it is the Lord who changes the hearts of men and gives men a heart.'
En er zijn nog een aantal mogelijke en waarschijnlijke uitingen van Montanus met diverse kleine varianten overgeleverd:
'I am the Father, and I am the Son, and I am the Paraclete.' Soms ook Holy Spirit in plaats van Paraclete.
Nu is men het erover eens dat Montanus zichzelf niet beschouwde als de Parakleet zelf. (12) Maar vooral deze profetieën hebben lange tijd aanleiding tot verwarring gegeven.
Als we nu teruggaan naar de opmerkingen van Ford over de grote invloed van de vroeg Joodse profetie op het Montanisme dan is het ook gemakkelijker de spreektaal van de profeet te begrijpen. Immers in het Oude Testament sprak de profeet het volk ook toe met de woorden: 'Ik, de Heer enz.'. Met andere woorden: God sprak door de profeet in de ik-vorm tot Zijn volk. (13)
Ford stelt verder dat het Montanisme in de tijd van Montanus en de twee profetessen nog geen dwaalleer was. Doctrinaire afwijkingen kwamen pas later. Dit duidt erop dat Montanus' profetische uitspraken in de begintijd niet op Montanus zelf werden betrokken. Tertullianus, later Montanistisch apologeet, gebruikt de uitspraken van Montanus om de drieëenheid te bewijzen (adv. Praxean). In latere tijden worden de uitspraken echter meer en meer toegepast op Montanus zelf. Ook in de beweging krijgt Montanus een steeds grotere rol toebedeeld totdat hij in het latere Montanisme als de door Jezus beloofde Parakleet zelf gezien wordt. In het debat tussen een Montanist en een 'Orthodoxe Christen', afkomstig uit de vijfde eeuw (14) zegt de orthodoxe christen op de vraag 'When did Montanus say things contrary to God?': 'When God, even our Saviour, says that the Paraclete is other than himself and promises to send him to apostles, but Montanus says: 'I am the Father, the Son and the Spirit'. It is obvious that he is saying things contrary to the Son, and is a false prophet.'
We kunnen eigenlijk stellen dat met het verdwijnen van het profetische ambt de bekendheid met de profetische taal verdwijnt waardoor het steeds moeilijker werd om de woorden van Montanus op een juiste wijze te verstaan. Eventueel zou de verering van Montanus in de latere beweging een teken kunnen zijn van een afname van het gebruik van profetie. (15) In ieder geval was de grote plaats die men al vrij snel na de dood van Montanus aan hem gaf de reden voor Tertullianus om de beweging te verlaten en een eigen 'sekte' op te richten, soms ook wel aangeduid met de naam Tertullianisme (Hinson, 1987, p.406).
Een belangrijke rol in de aantrekkingskracht van de beweging van de Nieuwe Profetie was de mogelijkheid tot participatie van leken en vrouwen. Het criterium was nu of men vervuld was met de Geest, of men geestelijk was. Zo bestond de Montanistische gemeente uit twee soorten christenen: de psychici, de natuurlijke mensen die (nog) niet de geestelijke dingen begrepen, die de Geest nog niet hadden, tegenover de Geestvervulde mensen, de pneumatici die de charismata hadden ontvangen. De scheiding man/vrouw viel dus helemaal weg. (16) Montanus werd zelf ook altijd vergezeld door de al genoemde twee profetessen: Priscilla en Maximilla. De oorsprong van de opwekkingsbeweging ligt vrijwel zeker bij deze drie personen. (17) In de vroege beweging hield men een strakke sexuele onthouding. Vrouwen die vervuld met de Geest en profetes werden, werden geacht hun man te verlaten. Men was dus tegen elke vorm van sexuele gemeenschap, maar om praktische redenen (voortplanting!) werden al snel de argumenten tegen het huwelijk omgezet in die tegen een tweede huwelijk. Eenmaal getrouwd mocht men dus niet meer met een ander trouwen (ook niet na dood echtgenoot/echtgenote). De sexuele onthouding had dus een grote status in de beweging. Er is sprake van een traditie die Priscilla als maagd hield. Maar andere (polemische) literatuur verklaart dat Priscilla eerst getrouwd was. Vrouwen die een martelaarschap hadden doorgaan hadden ook een hoge status in de beweging. (18)
Als schriftuurlijk bewijs wezen de Montanisten overigens graag naar Oud Testamentische personen als Deborah en Miriam en naar Maria en Anna, een profetes (Luk.2,36) en de vier profetessen, de dochters van de evangelist Filippus (Hand.21,9).
Door de anti-montanistische literatuur is overigens handig gebruikt gemaakt van de belangrijke plaats die de vrouw had. Dit strookte immers niet met de officiële leer der Kerk, waar vrouwen een rol in de marge speelden. En waar vrouwen al helemaal niet mochten spreken in het openbaar. En de teksten die werden aangehaald door de anti-montanisten, alsmede de overige argumenten zijn de gehele geschiedenis door gebruikt om vrouwen te weren van de kansel of van het priesterambt, en deze discussie speelt nu nog in een groot deel van de kerk.
Het eerste volwaardige getuigenis over Montanus (van een anonieme auteur) is er al op gericht de beweging te beschuldigen van ketterij. Hierbij wordt Montanus bezeten geacht door een onreine geest, de duivel of een demon. Maar ook haalt de anonieme auteur geruchten aan die rondgingen. Over bijvoorbeeld de dood van Montanus en Maximilla. Zij zouden zich hebben verhangen in een vlaag van waanzin, 'als Judas'. En sommige van deze beschuldigingen grijpen de beweging echt in het hart. Al kort is aangeduid de grote plaats die de martelaren in het midden van de gemeente hadden. De anonieme auteur en ook Apollonius, een andere bestrijder van ketterijen halen voorbeelden aan van zogenaamde martelaren die zich hebben vrijgekocht van hun martelaars of gewoon gevangen zaten vanwege misdaden. Verder komt elke keer terug de beschuldigingen van misbruik van het collectegeld. Dat de profetessen zilver en goud ontvingen en in dure kleding rondliepen (dit wordt overigens weer duidelijk tegengesproken door getuigenissen over profetessen die blootsvoets door het land trokken). Veel van de geuite bezwaren tegen de Montanisten vallen dus in de categorie geruchten/roddels. Het is ook moeilijk te achterhalen of er iets van waar is omdat alle ons bekende literatuur in een felle anti-toon zijn geschreven.
Maar de beschuldigingen gingen veel verder. In de literatuur wordt telkens vermeldt hoe de vervolgingen van overheidszijde zich langzamerhand steeds meer van de christenen richting de Montanisten verschoven. Hier hebben de christenen zelf een grote rol in gespeeld. De beschuldigingen van het gebruik van kinderbloed tot en met het slachten van kinderen in de eucharistische vieringen worden door christenen zelf geuit. Epihanius zegt het alsvolgt: 'for at a certain feast, they pierce a child, just an infant, throughout its whole body with bronze needles and procure its blood for themselves, in their devotion to sacrifice, of course.' (19) Trevett (1995) meent dat het hier in werkelijkheid om een inwijdingsritueel gaat, 'naming the Child', een soort doopfeest. Maar Cyrillus van Jeruzalem gaat nog een stapje verder. Hij zegt dat Montanus 'had slaughtered the wretched little children of the women and cut them up for unlawful blood on the falsely alleged motive of their so-called mysteries (wherefore until recently, in the persecution, we were suspected of doing this because those Montanists shared the name Christian with us, though falsely)...' En Augustinus gaat met Cyrillus mee. In zijn De Haeresibus (20) beschrijft hij dat de Montanisten voor de eucharistie het bloed van een eenjarig kind gebruiken (verkregen door het kind overal met naalden te steken) en dat vermengen met het deeg waarvan de hosties worden gemaakt. Als het kind sterft, dan wordt het een martelaar. Als het blijft leven een hogepriester. Schepelern (21) wijst op de Phrygische gebruiken in de zogenaamde Kybele-cultus, waar Montanus voor zijn bekering priester is geweest. Inwijdingsrituelen die daar gewoon waren zouden bij de Montanistische doop kunnen worden toegepast. Ook het bloed als offer is een Phrygisch kenmerk. Ik ben eerder geneigd om Ford te volgen in haar these dat het Jodendom een grote invloed had in het Montanisme en het bij uitstek een christelijke groepering was dan om Schepelern's 'Religionsgeschichtliche' redenering te volgen. Het is anders ook niet te begrijpen dat Tertullianus overging tot het Montanisme en het zo'n grote invloed heeft gehad, ook in Rome. Strobel en Schepelern menen echter dat men in de Montanistische vieringen wel bloed gebruikte, maar niet op de gruwel-manier zoals het bij de kerkvaders voorkomt; het gebruik van bloed was wel de aanleiding om tot de gedachten van kindermoord te komen. Bovendien bevestigde het het gerucht van het kindoffer waarmee de eerste christenen werden beschuldigd.
Om de beweging die Montanus op gang bracht goed te kunnen beoordelen is kennis van het werk van Tertullianus vereist. Tertullianus was een jurist alvorens hij zich bekeerde tot het christendom. Hij was in alle opzichten een origineel denker. Van hem zijn woorden als 'voldoening', 'verdienste', 'drieëenheid', 'erfzonde' afkomstig. Ook de later dominerende formules betreffende de drieëenheid zijn van hem afkomstig: 'één wezen, drie personen' en de natuur van Christus: ' twee naturen, één persoon'. (22) Kortom, Tertullianus was een orignieel theoloog en alom gerespecteerd apologeet. In het jaar 207 ging hij echter over tot het Montanisme. Maar deze overgang moet niet gezien worden als een bekering maar veeleer als een logische stap in zijn geloofsleven door zijn verlangen om radicaal te zijn. Het is dan ook niet juist om met betrekking tot het werk van Tertullianus een tweedeling te maken in een pre-montanistische en een montanistische periode. (23) Dit lijkt te suggereren alsof Tertullianus een plotelinge omkeer in zijn theologisch denken heeft doorgemaakt.
Tertullianus vermeldt in zijn 'montanistische' periode diverse malen de uitdrukking 'de Parakleet'. (24) De Parakleet is bij hem een leraar der waarheid (deductorem omnis veritatis). Zo wordt Tertullianus onderwezen door de Parakleet. Deze Parakleet is de door Christus beloofde 'Trooster', waar Johannes 16 over spreekt. Ook daar wordt de koppeling gelegd: de Parakleet zal u leiden in de waarheid.
Deze Parakleet valt mijns inziens volgens Tertullianus niet samen met Montanus. De Parakleet heeft zich geopenbaard door Montanus heen, maar is niet Montanus; hij werd actief in Montanus. (25) Hij spreekt ook over de Parakleet in Montanus en het spreken van de Parakleet door Montanus. Dus als Tertullianus de Parakleet vermeldt dan betekent dat niet hetzelfde als de persoon Montanus. Dit kan bevestigd worden doordat diezelfde Parakleet ook door de Profetes Priscilla (paracletus per prophetidem Priscam) heeft gesproken.
Tertullianus haast zich ook voortdurend te wijzen op de rechtzinnigheid van Montanus: 'the Paraclete has taught any such thing that could either be considered new compared to the catholic tradition'. In zijn 'Adv. Praxean' legt Tertullianus de leer betreffende de drieëenheid en de christologie nader uit. De Vader, Zoon en Geest zijn één. En het lijkt erop alsof in dit geschrift de Geest en de Parakleet één en dezelfde persoon zijn. Die Geest, die Parakleet onderwijst bij monde van Montanus, en andere profetessen en profeten zodat de 'leer der waarheid' beter verstaan wordt. (26)
Mijn interesse voor Montanus werd gewekt tijdens een gastles op de Charismatische Bijbelschool Santpoort, waar ik de cursus van 1991-1993 doorliep, van dr. C van der Laan, van de Centrale Pinkster Bijbelschool. Deze gaf het college 'Charismatische Momenten in de Kerkgeschiedenis'. In dit college stond hij lang stil bij Montanus ook vanwege de typerende manier waarop de kerk met deze beweging omging, een patroon dat zich bij alle 'charismatische momenten' bleef herhalen, van Joachim van Fiore tot aan William Seymour aan het begin van deze eeuw bij de pinksteropwekking.
Van der Laan is bij prof. Hollenweger gepromoveerd op de vader van de pinksterbeweging in Nederland, Gerrit Roelof Polman. Deze Polman was een oecumenisch figuur. Hij werd echter in Van der Laan's woorden; 'sektariër tegen zijn wil'. Zowel bij Polman als bij Montanus zien we dezelfde reactie van de Kerk. De opwekkingspredikers hadden de visie om de Kerk te vernieuwen, het vuur erin terug te brengen, maar de muur van traditie en conservatisme bleek te hoog. Zo is het de Kerk zelf die de secten in het leven roept.
Het is boeiend om nu te zien dat pinkstergelovigen zelf de geschiedenis gaan bestuderen, zodat er nieuw licht valt op aloude 'ketterijen'. Ik moet ook zeggen dat het me zelf, als lid van een pinkstergemeente uitermate boeit. Ook dat de gehele kerkgeschiedenis door er fenomenen hebben plaats gevonden die nu tot de typische pinksterfenomenen behoren zoals het spreken of zingen in tongen, profeteren, het krijgen van beelden en visioenen, trance-matige verschijnselen zoals bijvoorbeeld vallen in de Geest (zie hierboven noot 8, het citaat van Schepelern), enz. De huidige pinksterbeweging (met zo'n -door D.B. Barrett geschatte- 462 miljoen participerende leden de derde en snelstgroeiende tak van het wereldchristendom) blijkt zo een beweging te zijn die niet op zichzelf staat of voortkomt uit de katholieke of reformatorische kerk maar uit een 2000 jaar oude traditie stamt. En deze staat misschien nog wel het dichtst bij de allereerste christengemeente.
Ronald Schouten
Ronald Schouten is te bereiken per e-mail.
1. H. Berkhof, 1955, Geschiedenis der Kerk, Nijkerk: Callenbach. p.40
2. Over het begin van Montanus' optreden is onzekerheid. Fremd noemt 157 òf 172. Ford (1966) vermeldt visioenen die in 172 moeten zijn ontvangen. Strobel gelooft dat de aanduiding Phrygische martelaren in het Martyrium Polycarpum op Montanisten slaat. In dat geval komt Strobel op een datering van voor 160.
3. Strobel, 10-29: Zur bedeutung von Pepuza und Tymion.
4. 'Nam idem tunc episcopum romanum, agnoscentem iam prophetias Montani, Priscae, Maximilliae, et ex ea agnitione pacem ecclesiis Asiae et Phrygine inferentem.' Adv. Praxean, Liber 1.
5. Zij wijst bijvoorbeeld op de zonnekalender die uit de Joodse traditie stamt, de datum van het Paasfeest, de manier van argumenteren, enz.
6. Strobel, p.99.
7. Ronald E. Heine, p.52. Sancti Irenaei libros quinque adversus haereses.
8. 'Während der Leib bewußtlos und gelähmt daliegt, wird die Seele mit einer Wanderung durch die himmlischen Sphären begnadigt.' Schepelern, 151. Schepelern vergelijkt deze ervaringen overigens (volgens zijn Religionsgeschichtliche methode) direkt met die welke binnen het Hellenisme en late Jodendom vaker voorkomen.
9. Op het eerste Pinksterfeest waren velen 'met de zaak verlegen'. Toch was er ook een groep die de apostelen van overmatig drankgebruik en dronkenschap beschuldigde. Hand.2,13.
10. Tongentaal wordt bijvoorbeeld gemeld in 1 Kor.14, Hand.2,4;10,44;19,6, Marc.16,17, 1 Kor 12,10.
11. Hier wordt de vertaling van Heine aangehouden.
12. Bijvoorbeeld Evans: 'There is no need to believe that Montanus himself claimed to be the Paraclete; such a saying as 'I am the Lord God Almighty come down into a man' was probably to be understood as the voice of the Paraclete speaking in the prophet.' p.78.
13. Ook de anonieme auteur heeft moeite met een juist verstaan van Montanus' uitspraken. Het citaat van de lier interpreteert hij ook als zou het slaan op Montanus zelf: 'For the expressions, 'I flit about', and 'I strike', and 'I awaken', and 'the Lord changes hearts' are the words of one who is mentally decharched, and who is not in possession of his understanding, but demonstrates a character different than the character of the Holy Spirit who spoke in the prophets.' En ook Cyril van Jeruzalem wijst naar Montanus' krankzinnigheid: 'For thei Montanus, who was truly mad and crazy (for he would not have said such things had he not been mad), had the audacity to say that he himself was the Holy Spirit, this wretched man. filled with all impurity and disregard for moral restraints.'
14. Heine, p.113-127.
15. Er zijn getuigenissen bekend uit de latere Montanistische beweging, dat men daar doopte in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Montanus en zijn profetessen. De vraag blijft overigens of dit echt gebeurd is omdat ook dergelijke uitlatingen alleen in de polemische literatuur zijn te vinden.
16. Vergelijk Paulus' uitspraak: 'In Christus is noch man noch vrouw'. Gal.3,28.
17. Wilhelm Schepelern, p.10.
18. Koschoke, p.21.
19. Epiphanius, Panarion 48.14-15. Heine. p.130-134.
20. Augustinus, De Haeresibus, 26. Heine: p.162.
21. Schepelern.: p.79 e.v.
22. Bron: H. Berkhof, 1955, Geschiedenis der Kerk, Nijkerk: Callenbach. p.53.
23. Hinson, 1987.
24. Heine: p.63-69 geeft alle citaten van Tertullianus waarin de Parakleet, Montanus of andere Montanistische elementen in voorkomen. Ik baseer mij hier verder op deze citaten.
25. Tempus eius donec paraclitus operatur. De Monogamia, 55.
26. E. Evands, Tertullianus' adv. Praxean.
© Ronald. Schouten, Nieuwegein, September 1995.
Aantal bezoekers sinds 27 maart. 2000:
Pagina Layout: Copyright ©
1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 27 maart 2000
Pagina bijgewerkt op: 29 maart 2000
Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek
(verder aangeduid met: "de stichting") om
wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de
evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te
geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz.
vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting.
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische,
irrationele, bijgelovige, occulte, enz.) eigenschappen aan bepaalde groepen,
stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om
stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen.
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat
de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen.
Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en
de
stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.