door
Samenvatting: Enkele facetten van de bekering van de grote kerkvader worden hier belicht.
Moeilijkheid:
Navigatietips:
Algemene disclaimer: zie onderaan
© Tjerk Muller, augustus 2001
Sinds zijn optreden mag de bisschop van Hippo zich in een niet aflatende kerkelijke belangstelling verheugen. Die belangstelling is de laatste 20 jaar - ook in Nederland - toenemende. Nieuwe vertalingen van belangrijk werken van Augustinus’ hand komen uit, en studiebijeenkomsten worden georganiseerd.
Wat Augustinus, misschien wel meer dan enig andere kerkvader interessant maakt, is zijn vermogen op eigen innerlijk en motieven te reflecteren. We willen hier nader kijken naar een aspect van Augustinus’ leven waarin het innerlijk proces een bijzondere rol speelt, namelijk zijn bekering.
Hierbij zal Augustinus levensweg bekeken worden, zijn worsteling even vóór zijn bekering en de bekende scène in de tuin, dat het moment van zijn bekering uitmaakte.
Augustinus werd in 354 in Thagaste geboren in een welgesteld gezin. Zijn vader Patricius - een goedbedoelende losbol - was geen christen, maar zijn moeder wel. Hij werd door zijn moeder dan ook christelijk opgevoed. Na zijn 16e ging hij naar Carthago om te studeren, in de hoop op een carrière in de Retorica. Hij stortte zich in deze plaats in een losbandig leven. Hier begon hij ook een verhouding met een vrouw met wie hij geruime tijd samen zou wonen. Zij schonk hem een zoon, Adeodatus.
In 373 maakt de jonge wildebras Augustinus zijn eerste ‘bekering’ mee, na het lezen van Cicero’s Hortensius. Na het lezen van dit geschrift ontvlamde in hem ‘een ongelooflijke gloed van het hart naar de onsterfelijkheid van de wijsheid’. Hij verbond dit streven aanvankelijk vanuit zijn Christelijke opvoeding met de Bijbel, maar werd al gauw in de heilige Geschriften teleurgesteld door wat hij zag als tegenstrijdigheden en onvolkomenheden. Vooral zag Augustinus een raadsel in het kwaad.
Hij voelde zich enige tijd sterk aangetrokken tot de religie van het manicheïsme. Het manicheïsme zag als gnostische religie het leven in een dualistisch licht. De wereld was niet geschapen door een goede God, zo beweerden de Manicheeërs maar door een kwade godheid. Zo vonden de Manicheeërs een oplossing voor het probleem van het kwaad in het aangezicht van God. Niet alleen de materie duidde Mani als duivels, maar ook de seksualiteit. Dat zou in het leven van Augustinus een rol blijven spelen. Mani die in 216 na Christus dichtbij het huidige Bagdad werd geboren in een joods-christelijk gezin, dacht al jong van zichzelf dat hij de door Jezus beloofde definitieve profeet was, de ‘Trooster’. Dit was hem verteld door zijn spirituele tweelingbroer, een hemelwezen. Mani had aanvankelijk veel succes met zijn leer totdat de politieke machthebbers de religie als een risico gingen beschouwen en hij in 276 of 277 doodgemarteld werd. De religie bloeide echter voort.
Het manicheïsme gold in de tijd van Augustinus als godsdienst voor de elite, en dit was een van de zaken die Augustinus aantrokken. Hij hiel van het intellectuele zoeken en de muziek. Augustinus heeft minstens 10 jaar in deze beweging doorgebracht, en promootte haar ook onder zijn vrienden en kennissen. Uiteindelijk kon ook het manicheïsme Augustinus niet geven wat hij zocht. Een illusie armer trok hij in 383 naar Rome.
In 384 werd Augustinus op aandringen van manicheeërs door de stadsprefect van Rome, Symmachus, aangesteld als hoogleraar in de retorica te Milaan.
Omdat er van Augustinus verlangd werd dat hij zou trouwen met een meisje uit een respectabel milieu, stuurde hij zijn minnares weg en verloofde zich. Omwille van de vervulling van zijn seksuele behoeften in de periode tot het huwelijk, ging hij een nieuwe affaire aan.
In Milaan kwam Augustinus in contact met het neoplatonisme. Heidenen, maar ook Christenen hielden zich er intensief mee bezig. De laatsten lazen er openbare Godskennis in. Door de preken van Ambrosius, de bisschop van Milaan en een begenadigd redenaar, begon hij in te zien hoe neoplatonisme en Christendom samen konden gaan
Het neoplatonisme maakte een alternatief voor het manicheïsme mogelijk, doordat het God als geestelijk wezen beschreef, en het kwade als niet-zijnde in overeenstemming bracht met de goede schepping. Augustinus leert aan de hand van het neoplatonisme introspectie te plegen.
Augustinus zou uiteindelijk samen met zijn zoon Adeodatus worden gedoopt in de paasnacht van 386, maar niet voordat hij een bijzondere ervaring had.
Aurelius Augustinus heeft zijn hele leven geworsteld met zijn seksuele begeerte, hetgeen ook zijn weerslag zou vinden in zijn latere geschriften, die ronduit negatief spreken over seksualiteitsbeleving.
Reeds vanaf zijn jeugd had hij een grote seksuele behoefte. In de havenstad Carthago had hij die naar believen bevredigd, soms ook met leden van zijn eigen sekse. Augustinus bleef losbandig, ook toen hij diep verwikkeld was in het antiseksuele Manicheïsme.
In zijn neoplatonistische tijd leeft hij als een gespleten mens. Aan de ene kant verlangt hij naar het goede, en het geestelijke, aan de andere kant wordt hij aangetrokken tot sensualiteit en wereldzucht.
Augustinus was zeer onder de indruk van Christelijke helden zoals Victorinus, die openlijk voor zijn geloof uit was gekomen, hoewel zijn oude heidense vrienden dit verachtelijk zouden kunnen hebben vinden. Zelf kon hij maar niet tot een beslissing komen. Op een dag bezocht Ponticianus Augustinus waar hij woonde. Hij vond een boek op een speeltafel en pakte het op in de veronderstelling dat het een van Augustinus’ studieboeken was. Ponticianus was overtuigd Christen en blij verrast toen hij bemerkte dat het de brieven van Paulus waren.
Hij vertelde Augustinus’ en een van zijn vrienden een verhaal over St. Antonius van Egypte en het effect dat hij had op enkele vrienden van Ponticianus.
Dit verhaal deed Augustinus denken aan zijn eigen leven dat in zijn ogen vol was van zonde. Hij contrasteerde dit met de idealen die hij had gehad na het lezen van de Hortensius. Hij bedacht hoe hij tot God had gebeden: ‘Geef me kuisheid, maar nu nog niet!’ Augustinus wilde zijn libido en zijn eigen doeleinden eigenlijk niet opgeven. Het was alsof zijn oude leven hem plaagde, en hij vroeg zich af of hij bepaalde seksuele geneugten niet meer zou smaken. Steeds stelt hij uit: ‘morgen, morgen..’
Dit maakt dat hij een gruwelijke hekel aan zichzelf krijgt, en zichzelf zal identificeren met de mens uit Romeinen 7. Hij zegt over zichzelf: “Gij zette mij vóór mijn aangezicht neer, zodat ik moest zien hoe lelijk ik was, hoe misvormd, hoe vuil, hoe bezoedeld, hoe vol zweren.”
Op dat moment, in die tuin, wordt het Augustinus allemaal teveel. Hij loopt weg van zijn kompaan Alypius, een eind de tuin in. De wanhopige werpt zich neer onder een vijgenboom en huilt bitter.
Een kinderstem - het is niet duidelijk of het van een jongen of meisje afkomstig is - uit het naburige huis zond bij het spelen: ‘Tolle lege, tolle lege’. Dit doet hem denken aan de bekering van St. Antonius. Hij ervaart dit als de stem van God. Hij loopt terug naar de bank waar zijn vriend zat, pakte de kopie met Paulusbrieven en las de tekst “Laten wij ons behoorlijk gedragen, als op klaarlichte dag, en ons onthouden van zwelg-partijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleed u met de Heer Jezus Christus” Hij ziet dit als een vingerwijzing Gods, en de strijd is voorbij.
Het hier gegeven bekeringsverhaal is klassiek geworden en zal model staan voor vele erna. Maar wat is er precies aan de hand? Wat opvalt is de enorme spanning waar Augustinus zich onder voelt staan. Enerzijds wil hij het goede, al vanaf het lezen van de Hortensius, anderzijds is hij niet opgewassen tegen de krachten binnen in hem. Hoogmoed, ambitie, maar vooral begeerte.
Augustinus’ zondeleer geeft enig inzicht in zijn spirituele worsteling. Augustinus ervoer dat hij niet in staat was zijn oude leven op te geven.
P. Courcelle geeft aan dat verschillende elementen uit het verhaal symbolisch op te vatten zijn. Zo speelt de vijgenboom waaronder Augustinus zit, ook in dienst preken een rol. Zat niet evenzo Nathanaël eens onder de vijgenboom, om geroepen te worden door Jezus? In Augustinus’ latere preken zijn de verdorde bladeren van de vijgenboom teken van de zondeval, van de mens die ten prooi valt aan de begeerte maar gered uit genade.
Waarom is de gebeurtenis die Augustinus overkomt zo bevrijdend in zijn situatie? Augustinus heeft het gevoel dat hij geen kant op kan. Al vele jaren heeft hij idealen, die hij niet kan verwezenlijken. Hij walgt van zichzelf, en wil graag anders, maar is er niet toe in staat. In de tuin breekt hij in wanhoop uit.
Hier is de symboliek achter de vijgenboom van belang. Jezus roept hem, God spreekt tot hem. Het initiatief ligt nu niet meer bij Augustinus, maar bij God. Op dat moment voelt het voor Augustinus alsof zijn problemen oplossen als mist wanneer de zon doorbreekt.
We dienen dus niet te concluderen dat hij in de tekst een bevel hoorde. Het morele gebod dat het evangelie op Augustinus leven legde was hem reeds lang duidelijk. Zozeer zelfs dat hij overwoog monnik te worden. Veeleer valt de bijbeltekst zó te interpreteren, dat hij dit zag als een bevestiging, dat God hem in staat zou stellen met zijn oude gedrag af te rekenen.
Er zijn overigens meer symbolen in de tuinscène: het kind dat een geslachtloze stem heeft, zou wel eens symbool kunnen staan voor een engel Gods. Engelen werden in de oudheid geslachtloos voorgesteld. Dat er werkelijk een kind bij een spel ‘neem en lees!’ heeft geroepen, lijkt historisch onwaarschijnlijk als we beseffen dat in de hele Romeinse wereld geen spel bekend is waar dit element in voorkomt.
Dan is ook het huis waar deze boodschapper God in verkeert, kandidaat voor een verwijzing naar een hemelse realiteit. In het 6e/7e eeuwse geschrift de Sessorianus is er inderdaad sprake van een stem uit het ‘hemelse huis’. Dit geeft volgens Courcelle aanleiding te geloven dat ook het huis in dit verhaal een symbolische functie heeft in het verhaal, namelijk symbool voor de hemel.
Symboliek speelt ook in het verdere werk van Aurelius Augustinus een rol. Dit is van belang, aangezien we één bijzondere kracht die van belang is geweest in de bekering van Augustinus, nog niet onder ogen hebben genomen.
In het werk de Confessiones speelt in het bijzonder Augustinus moeder Monnica een rol van belang. Zij voedt hem Christelijk op, bidt voor hem. Zij spoort hem aan zijn seksuele driften onder controle te krijgen. Wanneer hij het manicheïsme propageert wordt zij gedwongen hem uit huis te zetten. Later zal ze hem achterna reizen naar Milaan. Steeds hoopt ze dat haar zoon Christen zal worden. Wanneer dat gebeurt is zij de eerste die het goede nieuws verneemt. Nadat Augustinus’ Christen is geworden reizen moeder en zoon naar Afrika, waar ze een huis betrekken in het havenstadje Ostia.
Het is hier dat moeder en zoon een ervaring doormaken die bekend is geworden als het visioen van Ostia. In deze mystieke ervaring ondergaat Augustinus’ de intuïtie dat God het doel is van al het geschapene.
Van belang zijn vooral de woorden die Monnica uitspreekt: ‘Kind, voor mijzelf heb ik geen genoegen meer in iets van dit leven. Nu dat mijn wensen in deze wereld zijn vervuld, weet ik niet wat ik hier nog wil of waarom ik hier ben’. De woorden geven de indruk dat de taak die God haar in dit leven heeft gegeven is volbracht. Niet lang daarna zal ze sterven.
Wij kennen Monnica’s naam slechts uit één passage, maar wel op een heel centrale plaats, namelijk uit het negende boek, hoofdstuk 13, paragraaf 37. Augustinus stelt zijn moeder voor als iemand wiens hele leven in het teken heeft gestaan van zijn bekering.
Voor Augustinus is Monnica een verwijzing naar de Kerk als moeder. Van Oort schrijft hierover: “Zij is de vrouwe in wie de christelijke verwachting belichaamd is: altijddoor is haar hoop gevestigd op God. Zij is de vrouwe die haar kind draag in haar schoot en méér barensnood geleden heeft om zijn geestelijke dan om zijn natuurlijke geboorte (V, 9,16).”
“En niet alleen is Monnica moeder en weduwe en zo ten diepste beeld van de kerk. Ook is zij dat als dienstmaagd, ancilli Domini, dienstmaagd des heren.”
In Augustinus’ ogen heeft dus de Kerk een leidende rol in de bekering, is het de Kerk die de wedergeboorte baart, en begeleidt met moederlijke zorg en gebed.
We hebben de verschillende facetten gezien die een rol hebben gespeeld in de bekering van Augustinus.
Op biografisch niveau hebben we zijn christelijke opvoeding en zijn worsteling met zijn eigen verlangens gezien.
Op intellectueel niveau is er de zoektocht naar een bevredigend verstaanskader van de werkelijkheid. We hebben gezien hoe hij aangezet werd tot deze zoektocht door de Hortensius van Cicero, hoe hij vervolgens in het manicheïsme antwoorden zocht, en tenslotte via het neoplatonisme terugkeerde tot het christendom.
Op existentieel niveau zagen we de enorme spanning van Augustinus’ worsteling met zijn oude leven, zijn menselijke ambities en seksuele verlangens, waarvan hij meende deze niet te boven te komen, ondanks het gegeven dat hij al vroeg zocht naar een geestelijk bestaan.
Op spiritueel niveau hebben we gezien hoe dit culmineerde in de scène in de tuin, waar Augustinus tot een bevrijdend moment, waar dat wat hij ervoer als de ingreep van God, hem in staat stelt radicaal af te rekenen met zijn liederlijke verleden.
Op ecclesiologisch niveau hebben we gezien hoe Augustinus’ middels de figuur van Monnica de rol van de Kerk beschrijft als zorgende moeder, die de bekering begeleidt en mogelijk maakt.
In dit alles geeft Augustinus een veelkleurig beeld van zijn eigen bekering, die veel facetten kent. Augustinus’ bekering als model te nemen, waaraan elke conversio tot het Christendom aan zou moeten voldoen, zou een miskenning zijn van de uniekheid van zijn persoonlijkheid en leven.
Er kan wel van Augustinus geleerd worden, dat bekering niet iets van de ene op de andere dag is, maar een proces dat voorbereiding kost, ook intellectueel, om uiteindelijk een culminatie te bereiken in de totale overgave.
Theologisch kan van Augustinus bekering gezien worden, dat het geen daad van de mens jegens God betreft, maar een daad van God jegens de mens, om deze te bevrijden uit de krachten die hem gevangen houden.
Augustinus bekering is een voorbeeld hoe intellectueel zoeken en innerlijke worsteling samengaan in de gang van heidendom naar de Christelijke Kerk. Terecht blijft Augustinus geëerd, niet alleen als vader van de Kerk, maar ook als originele en authentieke geest.
Bonner, G. St.Augustine of Hippo. Life and controversies. SCM Press, Norwich, 1963, 1986
Brown. P. Augustine of Hippo, Faber and Faber, Londen 1967
Courcelle, P. Recherches sur les Confessions de Saint Augustin, Boccard, Parijs, 1968
Oort, J. van Augustinus: facetten van leven en werk, Kok-Kampen, 1989
© Tjerk Muller, Groekekan, augustus 2001
Aantal bezoekers sinds 27 maart. 2000:
Pagina Layout: Copyright ©
1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 27 maart 2000
Pagina bijgewerkt op: 29 maart 2000
Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek
(verder aangeduid met: "de stichting") om
wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de
evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te
geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz.
vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting.
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische,
irrationele, bijgelovige, occulte, enz.) eigenschappen aan bepaalde groepen,
stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om
stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen.
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat
de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen.
Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en
de
stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.