door
Samenvatting: Dick Verburg maakte voor zijn jeugdvereniging een inleiding over Apologetiek. Hij laat op een toegankelijke manier zien dat apologetiek niet alleen iets is voor wetenschappers en intellectuelen, maar dat iedere christen het kan gebruiken bij het doorgeven van het evangelie
Moeilijkheid:
Navigatietips:
Apologetiek en het postmodernisme
© Dick Verburg, 2002
Dick Verburg maakte voor zijn jeugdvereniging een inleiding over Apologetiek. Hij laat op een toegankelijke manier zien dat apologetiek niet alleen iets is voor wetenschappers en intellectuelen, maar dat iedere christen het kan gebruiken bij het doorgeven van het evangelie
Mijn inleiding gaat over apologetiek. Apologetiek betekent: Uitleg of verdediging van het geloof, met het doel andere mensen te winnen voor het Koninkrijk van God. Het is mijn bedoeling dit onderwerp zo praktisch mogelijk uit te werken. Juist in het dagelijks leven heeft iedereen te maken met de verdediging en uitleg van het geloof. Het is daarom nuttig om met elkaar na te denken hoe we het Christelijk geloof het beste kunnen doorgeven. Bij het maken van mijn inleiding heb ik gebruik gemaakt van het boekje van de Anglicaanse apologeet McGrath. ‘Uitleggen wat je gelooft’. Veel dingen in mijn inleiding heb ik uit dit boekje overgenomen.
Voor we verder gaan is het belangrijk om het verschil te weten tussen apologetiek en evangelisatie.
Je zou ook kunnen zeggen dat Apologetiek het ploegen is en evangeliseren het zaaien..
Als we evangeliseren of het geloof proberen uit te leggen moeten we bedenken dat het Christelijk geloof er van binnen heel anders uit ziet dan van buitenaf. Voordat jij uit kunt leggen dat het Christendom de geestelijke honger stilt, moet je misschien eerst uitleggen dat er geestelijke honger is.
Veel niet-gelovigen vinden Christenen een beetje vreemd. Ze begrijpen niet waarom ze bepaalde dingen willen doen. Bijbellezen bijvoorbeeld, of naar de kerk gaan. Waarom doe je dat? Waarom bid je, waarom heb je geen TV?
Je kunt natuurlijk proberen om het dan in heel rechtzinnige bewoordingen uit te leggen, zonder dat je jezelf meer bloot hoeft te geven dan je lief is. Maar daarmee laat je niet zien dat het geloof iets wezenlijks, iets onmisbaars is.
Je niet-gelovige vrienden of collega’s kunnen ook proberen jouw ervaringen en gedrag ongeldig te verklaren door te zeggen, ‘Joh, niet zo serieus’. ‘Zo religieus hoeft het nu ook weer niet’. Ze voelen zich bedreigd en weten niet wat het is en daarom proberen ze zich er vanaf te maken.
Als je je vrienden of collega’s wilt helpen, moet je jezelf in hun situatie inleven. Wanneer je het geloof aanbiedt met een houding van: graag of heel niet, dan kom je niet ver. Je zult merken dat je tijd en moeite moet investeren om ideeën waar jij mee vertrouwd bent aan anderen uit te leggen.
Nu zou je natuurlijk kunnen denken, Evangeliseren is niks voor mij, Ik ben er niet goed in. In feite is dat het beste begin. Het is goed om je eigen onbekwaamheid te erkennen, maar je moet daar niet in blijven steken. Je moet je realiseren dat jouw bekwaamheid niet zo belangrijk is als jij denkt. God maakt gebruik van ons - maar is uiteindelijk niet van ons afhankelijk Uit het Nieuwe testament blijkt duidelijk dat Gods kracht werkt door de zwakheid van mensen heen. Paulus zegt: Ik was bij u in zwakheid en in vreze en in vele beving, Opdat Uw geloof niet zou zijn in wijsheid van mensen, maar in de kracht Gods. (1 Kor 2:3-5, 2 Kor 4:7; 12:7-10)
Zelfvertrouwen en zelfverzekerdheid horen niet thuis in het leven van een Christen, God is de enige reden voor vertrouwen.
Soms voelen mensen zich echt bedreigd door het Christendom. Ze gebruiken een argument tegen het geloof als een excuus om niet verder na te denken over wat Jezus Christus zegt: ‘Ik kan niet in God geloven met al dat lijden in de wereld’ of ‘geloven is voor simpele zielen’.
Soms zijn dit echte bezwaren, maar veel vaker vormen deze bezwaren helemaal geen echt probleem - ze zijn bedoeld om het gesprek over het christendom niet zo dichtbij te laten komen dat je jezelf niet meer gemakkelijk voelt. Veel niet-christenen vinden het geloof bedreigend omdat het iets van je vraagt. Het vraagt om bekering, om verandering in je leven. Het vraagt ook om berouw - toegeven dat je fout zit, zondig bent. En dat zijn dingen die mensen maar moeilijk kunnen accepteren.
Daarom moet je beseffen dat je niet met een computer zit te praten, maar met medemensen. Zij hebben emotie en gevoel en misschien heel diepgaande overtuigingen. Bedenk dat je vrienden jouw kunnen identificeren met het geloof. Dat betekent dat jij een struikelblok kunt vormen op hun weg naar het geloof, door jouw manier van omgaan met hen. Probeer een goed luisteraar te zijn. Misschien hebben de mensen waarmee je omgaat dingen meegemaakt die het voor hen echt moeilijk maken om het christelijk geloof serieus te overwegen. Wij hebben vaak de neiging om eerst de dwaling aan te pakken en dan de waarheid uit de doeken te doen. Het is vaak beter om eerst de waarheid te vertellen, en dan eerst af te wachten hoever iemand komt om zelf de dwaling te ontdekken.
Je kunt mensen het koninkrijk van God niet binnen praten! Misschien lukt het je om de discussie te winnen. Maar daarmee zijn je vrienden nog niet gered, of erger nog misschien wordt je vriend wel onbereikbaar voor het evangelie. (Operatie geslaagd, patiënt overleden)
Het is een zaak van het verstand én het hart. Jouw argumenten zullen hen niet tot geloof brengen - maar je kunt de obstakels op de weg wel verwijderen. Wij hebben geen idee hoe lang het gaat duren voordat iemand tot geloof komt. Je kunt hen niet begeleiden tot aan Christus toe, maar je kunt hen wel de weg wijzen. Uiteindelijk kan alleen God zelf zijn kinderen thuisbrengen. Het is onze taak om mensen in de juiste richting te wijzen, zodat ze de levende God kunnen ontmoeten. Wij moeten wegwijzers zijn - net als Johannes de Doper. Wij moeten van onszelf afwijzen, naar de Levende Christus. Mensen komen niet tot geloof door wat wij zeggen, maar door een persoonlijke ontmoeting met de levende Christus. Het is onze taak om belemmeringen voor die ontmoeting uit de weg te ruimen. Wij kunnen niet alle belemmeringen wegnemen. Uiteindelijk is het grootste obstakel tussen een mens en God, de zonde van die mens. Alleen die persoon zelf kan daar iets aan doen, door met zijn zonde, en in zijn verlorenheid de toevlucht te nemen tot Jezus, die alleen machtig is om alle obstakels uit de weg te ruimen.
In dit deel van de inleiding wil ik ingaan op een aantal apologetische vragen die je tegen kunt komen over God, Jezus en over de opstanding. Er zou nog veel meer te zeggen zijn over bijbelse begrippen als redding, verzoening en vergeving en zonde. Het is onmogelijk om alle apologetische vraagstukken nu te behandelen. Als je daar meer over wilt weten moet je zelf het boekje van McGrath lezen.
Een veel gehoorde opmerking is: Hoe kan ik in God geloven zolang er zoveel lijden en pijn is in de wereld?
Ten eerste moeten we duidelijk maken dat God het lijden niet over ons brengt. Een voorbeeld: Als ouders een kind hebben, doen ze natuurlijk alles voor dat kind. Ze vertellen hem over goed en kwaad. Maar als het kind groter wordt, gaat hij het verkeerde pad op. Hij raakt verslaafd, en begint na verloop van tijd te stelen en misschien te doden om aan genoeg geld te komen. Zijn de ouders daar verantwoordelijk voor? In zekere zin wel, zij hebben hem per slot van rekening op de wereld gezet. Maar zij zijn ook niet-verantwoordelijk - zij hebben alles gedaan om hem op het goede pad te zetten en te houden. En ook nu hij verslaafd is en een dief en een moordenaar - houden ze nog steeds van hem, Zij hebben er alles voor over om hem te helpen en hem weer op het goede pad te zetten. Zo wilde God ook niet dat wij zouden lijden, Hij heeft ons gezegd wat goed is en wat niet. Maar de vrijheid die we van Hem hebben gekregen hebben we misbruikt. Toch is God nog met ontferming over ons bewogen en wil Hij niet dat wij verloren gaan maar eeuwig leven.
Ook Jezus wordt in veel gesprekken onder vuur genomen. Men wil Jezus best aannemen als een groot leraar, of misschien een profeet - maar niet als Redder en Heer. Maar christenen hebben in Jezus altijd veel meer gezien dan een groot geestelijk leider. Dat blijkt uit hun manier van spreken over hem Hem. Zij spreken over Christus als Heere, als Redder en Verlosser. Als Jezus alleen maar een belangrijk persoon uit de geschiedenis was geweest, dan hoefden we Hem niet na te volgen. C. S. Lewis zegt hierover: Wanneer het in het Christendom alleen maar om wat goede raad gaat, dan is het Christendom niet belangrijk. Aan goede raad geen gebrek de laatste vierduizend jaar. Een beetje meer of minder maakt geen verschil. Paulus zegt dat Jezus veel meer doet dan alleen ons te onderwijzen: Hij verlost ons van de macht van de zonde (Rom. 7 vers 24-25) Ook de opstanding bewijst dat Jezus veel meer was dan zomaar een goede leraar.
In de tijd van de Verlichting probeerde men nieuwe godsdiensten te stichten om van het christendom af te komen, Dat wilde echter steeds maar niet goed van de grond komen. Een van de stichters van zo’n nieuwe godsdienst vroeg toen advies aan een Frans staatsman: Hij vroeg aan hem een manier om zijn godsdienst te laten slagen. ‘Beste man’, gaf deze staatsman als antwoord, ik stel voor dat je je laat kruisigen en op de derde dag weer opstaat.'
Alleen Jezus is ooit uit de dood opgewekt. De dood heeft geen greep meer op Hem. Dit is een bewijs dat Jezus niet alleen een groot leraar was maar ook God.
Tegen de opstanding worden ook allerlei redenen aangevoerd, ‘Kijk voor die eerste christenen was het natuurlijk heel gemakkelijk om in de opstanding te geloven. Zij waren niet de meest intelligente mensen en verwachtten dat zulke dingen konden gebeuren. Maar wij leven nu tweeduizend jaar later in een tijd dat we meer weten en wetenschappelijk kunnen bewijzen dat zoiets helemaal niet kan.’
Uit de bijbel kunnen we echter bewijzen dat het voor de eerste Christenen helemaal niet makkelijker was om in het onmogelijke te geloven. De Sadduceeën ontkenden de opstanding volledig, en vele anderen geloofden wel in een opstanding aan het eind der tijden, maar niet dat het in het hier en nu zou kunnen plaatsvinden. Aan het gedrag van de discipelen rond de kruisiging zien we dat ook zij de opstanding niet verwachtten, hoewel Jezus het hun van tevoren gezegd had. Petrus verloochende Hem zelfs. En toch schrijft deze zelfde Petrus, die als martelaar stierf, later deze woorden: Geloofd zij God die ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. (1Petrus 1:3)
Er zijn bewijzen voor Zijn opstanding: Het graf was leeg, Jezus is na zijn opstanding gezien door zijn discipelen en anderen en de joden konden niet weerleggen dat Jezus was opgestaan. Als de joden namelijk het lichaam van Jezus hadden kunnen laten zien, zou de vroege kerk onmiddellijk in opspraak zijn geraakt. De christelijke boodschap had heel eenvoudig, in één keer onderuit gehaald kunnen worden als het dode lichaam van Jezus voor iedereen zichtbaar was getoond. Maar ze konden het niet en deden het niet. Waarom? Omdat Zijn lichaam voor hen onvindbaar was. De Heere is waarlijk opgestaan!
Ongetwijfeld heb je wel eens meegemaakt dat iemand tegen jou gezegd heeft: Jij hebt jouw geloof, en dat vind ik prima,, maar ik geloof niet dat die ene God van jou mijn leven bestuurt. Ik respecteer jouw geloof, en ik verwacht dat jij ook mij in mijn overtuiging respecteert. Je mag geloven wat je wil, als je me maar niet gaat vertellen dat alleen jij het maar bij het rechte eind hebt.
Waarheid is tegenwoordig iets individueels. In zeker opzicht kunnen we daar ons voordeel mee doen. Het Christendom hoeft zich daardoor niet meer te verdedigen tegen hen die het af willen doen als ‘onzinnig’. Tegelijkertijd brengt het ons een lastig probleem want wij weten dat de boodschap van de bijbel wel universeel, voor iedereen geldig is. Als we aan hen het evangelie willen overdragen, en we beginnen met te vertellen dat de Bijbel ook voor hen de hoogste norm is, dan zullen we waarschijnlijk niet ver komen. In een cultuur die de waarheid boven alles stelt, zou dit een goede aanpak zijn. Maar de cultuur is veranderd, en deze manier werkt dus nu niet meer. We moeten aansluiting zoeken bij datgene wat de postmoderne mens wel aanspreekt. De mensen van nu hebben namelijk wel belangstelling voor religieuze zaken, zoals het doel van het leven, wat gebeurt er na de dood, negatieve gevolgen van het materialisme, verantwoordelijkheid voor ongelijkheid in de wereld. Ook hebben veel mensen wel het besef dat er iets moet zijn, dat boven het aardse uitstijgt.
We kunnen ook vanuit de bijbel antwoorden geven op vragen die oprijzen vanuit het postmoderne levensgevoel. We kunnen ook vragen stellen bij het postmodernisme en het relativisme. De grondgedachte van deze twee filosofieën is dat er geen algemeen geldende waarheid is. Alle meningen zijn even geldig. De opvatting dat er geen God is, is net zo geldig als de opvatting dat er wel een God is. Maar als iemand beweert: ‘Er is geen algemeen geldende waarheid’ is dat zeer degelijk een universele uitspraak. Het bestaan van een universele waarheid wordt dus in een universele uitspraak ontkend! Die uitspraak is net zo geloofwaardig als de uitspraak van de Cretens dat alle Cretenzen leugenaars zijn!
Het relativisme heeft dus zijn zwakke plekken! Er is geen reden om op te geven dat het evangelie waar is en met het leven van iedereen te maken heeft.
We hebben nu achtereenvolgens gezien wat de uitgangspunten moeten zijn bij het uitleggen van wat we geloven, hoe we om moeten gaan met obstakels op weg naar het geloof, we hebben gezien hoe we een aantal belangrijke bijbelse waarheden kunnen verdedigen en hoe we om moeten gaan met het postmodernisme. Je moet de voorbeelden die ik heb gegeven niet zien als een soort handleiding om je geloof te verdedigen. Iedere situatie is weer anders. Elk probleem vraagt om een eigen oplossing. Het is niet altijd eenvoudig om een antwoord te geven op vragen die op ons af komen. Wij kunnen trouwens gesprekken ook sturen. Door niet af te wachten tot men ons vragen stelt: 'Joh, wat doe je eigenlijk in de kerk?' en ‘Waarom geloof je eigenlijk’ Maar stel zelf de vragen. ‘Ben jij eigenlijk ooit gedoopt’? ‘Waarom denk jij eigenlijk dat je geboren bent?’ ‘Denk je dat het uitmaakt hoe je leeft?’ ‘Geloof jij in de evolutie?’ `En waarom niet in de schepping?’ Ook als iemand iets beweert: 'Dat je ook wel goed kunt leven zonder naar de kerk te gaan', ga er dan niet meteen tegenin, maar stel vragen, veel vragen. Er zijn legio situaties in het dagelijks leven waarbij we vraagtekens kunnen zetten vanuit de bijbel, en mensen kunnen confronteren met hun eigen ideeën. Als iemand bijvoorbeeld zegt: Het maakt niets uit of je zondags twee keer in de kerk gaat zitten, zou je kunnen vragen: ‘Waarom niet?’
Probeer achter de beweegredenen van mensen te komen. Maak daarvan ook een gebedszaak. God kan de gesprekken die je met collega’s en of vrienden voert zegenen. Misschien dat het nog jaren duurt voordat de vruchten openbaar komen. Onze voorouders hebben zich druk bezig gehouden met zuilen en subzuiltjes. Als wij ons nu ook niet bekommeren over het lot van zoveel mensen die verloren gaan omdat ze door ons nooit met de waarheid geconfronteerd zijn, zullen ze verloren gaan door onze schuld.
De waarheid van de bijbel maakt nog al wat uit, als de bijbel niet waar is dan hoeven we ons niet meer druk te maken, er is dan geen hoop en geen eeuwig leven. Maar als de bijbel wel waar is wordt het hoog tijd dat we deze serieus gaan nemen.
Wij zijn maar eenvoudige mensen, toch mogen wij, op welk plekje ons God ook gesteld heeft, laten horen dat er een antwoord is op de vraag van ons bestaan. Wij hebben een boodschap die het verschil wel maakt, geen gering verschil, maar eeuwig verschil!
Tegelijkertijd moet ik erkennen dat we met al onze apologetische kennis machteloos staan. Ik kan iemand niet dwingen tot een gesprek, er lijkt vaak geen opening te zijn voor het evangelie. Soms zwijg ik zelfs, daar waar ik had kunnen spreken. Als wij openingen zouden kunnen maken, dan onze eer en onzen geslaagde verdediging belangrijker worden dan de uitbreiding van Gods koninkrijk door Zijn kracht. Het gebed van psalm 51 is nodig: ‘Heer open Gij mijn lippen door Uw kracht’
Als er dan iemand aan je vraagt: `Maar wat is dan volgens jouw het doel van het leven?’ en je mag iemand erop wijzen dat het leven voor jou een voorbereidingstijd is op de tijd die aanbreekt na dit leven, voel je jezelf heus geen grote jongen, maar dank je God dat Hij jouw heeft willen gebruiken om iemand een klein stukje te laten horen van Zijn Woord en Waarheid.
Alister McGrath. ‘Uitleggen wat je gelooft’. Voorhoeve, 2000, (bestellen bij Proxis)
Stel je voor: jij krijgt een gesprek met iemand die nog nooit een kerk van binnen heeft gezien. Op een zeker ogenblik vraagt diegene aan jouw: ‘Maar wat geloof jij dan eigenlijk?’. Wat zou jij dan antwoorden?
Probeer, met behulp van de verschillende reacties een zo kort mogelijk, kernachtig antwoord te formuleren.
Vraag 2
Lees 1 Korinthe 9 vers 22 tot 27
Reageer op onderstaande stelling. Maak vervolgens een lijstje met punten/conclusies die van belang zijn bij het doorgeven van het evangelie. Gebruik hierbij je ervaringen uit de praktijk en de inleiding.
‘Het is geen goed teken als de uitbreiding van het evangelie, via ons werk, via onze vrienden en via evangelisatie ons niet daadwerkelijk ter harte gaat.’
© Dick Verburg, 2002
Aantal bezoekers sinds 9 februari 2002:
Pagina Layout: Copyright ©
1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 9 februari 2002
Pagina bijgewerkt op: