door
Samenvatting: Christus heeft volgens het evangelie verschillende uitspraken gedaan over catastrofes die zich zouden voltrekken. Hij zou komen op de wolken om Jeruzalem te verwoesten. Daarbij wordt een tijdspanne gegeven. Binnen één generatie zou zich dit volgens Mattheüs 29:34 hebben moeten voltrekken. De schrijver dezes verkend beknopt de mogelijkheid dat dit ook daadwerkelijk in 70 na Christus met de verwoesting van Jeruzalem gebeurd zou zijn, en trekt hieruit enkele conclusies voor de eschatologie (christelijke leer van de laatste hoop).
Moeilijkheid :
Navigatietips:
© Langevel, Den Haag, 15 februari 2002
De vervulling van Christus’ woorden
De bijbel getuigt dat Christus letterlijk heeft gezegd dat hij terug zou komen in heerlijkheid vóórdat de generatie die in zijn tijd leefde voorbijgegaan zou zijn. In dit licht is het verbazingwekkend hoe vele christenen met stellige zekerheid kunnen spreken over de precieze afloop van de toekomstige vervulling van bijbelse profetieën. Leest men over Jezus’ eigen woorden heen, of moffelt men ze weg in een vooropgezet theologisch raamwerk van toekomstapocalyptiek?
Mattheüs 24:29-34 leest:
"En terstond na de verdrukking van die dagen, zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. En hij zal Zijn engelen uizenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste daarvan. En leert van de vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. Alzo ook gij, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur. Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn." (NBG’51, cursivering en onderstreping van mij, TWM)
Zou het evangelische christenen niet in verlegenheid moeten brengen, wanneer ze stellen dat Christus vele generaties later nog altijd niet is teruggekeerd, maar dat wij dit juist in onze eigen te verwachten hebben? Is de keiharde, logische consequentie van die positie niet eenvoudig dat Jezus ongelijk had, en dus niet goed wist waarover hij sprak? Deze conclusie wordt inderdaad door velen getrokken:
Bertrand Russel schreef in zijn boek ‘Waarom ik geen Christen ben’:
"Ik houd me bezig met Christus zoals hij tot ons komt in de evangeliën (...) daar vindt men dingen die niet zo wijs lijken te zijn (...) Het is bijvoorbeeld zeker dat hij dacht dat Zijn tweede komst zou plaatsvinden in wolken van eer voor de dood van al de mensen die op dat moment in leven waren. Er zijn veel teksten die dat bewijzen. (...) Hij geloofde dat zijn komst zou plaatshebben tijdens het leven van veel van zijn tijdgenoten. Dat was het geloof van zijn vroegere navolgers, en het was de basis van veel van zijn morele lessen."1
Joodse, Islamitische en vrijzinnige sceptici zeggen in essentie hetzelfde.2 Zelfs de beroemde Christelijke apologeet C.S. Lewis moest tot zijn spijt toegeven:
""Je kunt zeggen wat je maar wilt", zullen we horen, "de apocalyptische geloofsopvattingen van de eerste Christenen hebben zich als vals bewezen. Het is duidelijk uit het Nieuwe Testament dat zij allen de wederkomst tijdens hun eigen leven verwachtten. En erger nog, zij hadden er een reden voor, en wel eentje die u zeer beschamend zult vinden. Hun Meester had het hun zelf gezegd. Hij deelde, creëerde zelfs, hun misleiding. Hij zei in zoveel woorden ‘deze generatie zal niet voorbijgaan tot al deze dingen vervuld zijn’. En hij had het bij het verkeerde eind. Hij wist duidelijk niets méér over het einde van de wereld dan iemand anders." Dit is inderdaad het meest beschamende vers in de Bijbel." 3
Zat Jezus er radicaal naast? Albert Schweitzer zag in Jezus een apocalypticus die verwachtte op wonderbaarlijke manier gered en in het gelijk gesteld te worden door God, wanneer de machten van de duisternis die Jezus bedreigden het toppunt van hun macht bereikten en de dreiging het grootst was. In plaats van gered en verheerlijkt te worden volgde echter het kruis. Jezus vergeefse hoop op God werd hem fataal.
Voor wie echter wil geloven dat Jezus wel degelijk wist waarover hij sprak toen hij zijn eindtijdrede hield, staat die weg niet open. De enige oplossing is dan, dat Jezus gelijk moet hebben gehad. Hij moet tijdens het leven van zijn leerlingen zijn teruggekeerd in heerlijkheid.
‘Maar hoe dan?’ zal iemand zeggen. ‘We hebben de donder en bliksem, en de opname toch soms niet over het hoofd gezien? Hoe kan het dat hier geen bericht van is?’ De vraag is echter, of dat wel zo is.
Toen de Heer zijn leerlingen eens vertelde dat Jeruzalem en de tempel verwoest zouden worden, vroegen zij hem (1) wanneer dat zou gebeuren, en (2) wat het teken zou zijn van Jezus komst4 en (3) wanneer het einde der tijden zou zijn. Dat houdt drie maal een eenvoudige vraag naar het wanneer in.
Op de drie spitsen van hun vraag geeft Christus een lang antwoord, te vinden in Mattheüs 24, waarvan we al een gedeelte hebben gelezen. Dit antwoord bevat: de gruwel van verwoesting in de heilige plaats, opdracht om te vluchten, grote verdrukking, verduistering van zon en maan, sterren die vallen van de hemel, de komst van de Zoon des Mensen, en in vers 34 beantwoord hij hun vraag wanneer dat zal gebeuren met een nadrukkelijk: "Ik vertel jullie de waarheid, deze generatie zal zeker niet voorbijgaan totdag al deze dingen zijn voorbijgegaan.
Wetenschappers van allerlei kerkelijke achtergrond zijn het er in het algemeen over eens dat Jezus’ eerste volgelingen en elke Nieuw-Testamentische schrijver het er over eens was dat Jezus zou terugkomen binnen hun tijd. Geen enkele Nieuw-Testamentische schrijver corrigeerde dat beeld of propageerde een alternatief.
Het begrip ‘deze generatie’ komt 20 maal in het Nieuwe Testament voor. In al deze gevallen heeft het steeds dezelfde betekenis: de tijdgenoten van Jezus. Dispensationalisten5 zijn het hier niet mee eens. Zij willen één uitzondering maken, namelijk op die plek waar een letterlijke vertaling hun niet uitkomt. Zij stellen dat het gebruik van het begrip ‘dit geslacht’ overal de tijdgenoten van Jezus betekent, behalve in Mattheüs 24:34.6
De letterlijke betekenis van een begrip veranderen dat 20 maal een duidelijke betekenis heeft, alleen maar om te ontkomen aan de problemen die een bijbeltekst voor een interpretatiekader stelt, is natuurlijk geen goede methode om tot een juiste uitleg van de bijbel te komen. Er is geen reden om de passage "Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn." niet letterlijk te lezen. Het is nu juist deze letterlijke verstaanswijze waarop dispensationalisten zichzelf beroemen.7
Volgens vele evangelische uitleggers die Mattheüs 24 op de toekomst willen projecteren wil het begrip "dit geslacht" in Matth. 24:34 het volk Israël als natie aanduiden. De tekst zou dan willen zeggen dat het volk Israël in ieder geval zou blijven bestaan tot de grote verdrukking. Die verdrukking is nog ophanden en komt naderbij naarmate de hedendaagse staat Israël meer en meer door de omliggende, Arabische landen en de VN in het nauw gedreven zal worden.
Anderen menen dat het hier gaat om de generatie mensen die leeft in de eindtijd. Wanneer de verdrukking komt, luidt dan de betekenis van de tekst, zal die generatie geenszins vergaan vóór het einde ervan.
Geen van deze oplossingen doet recht aan het feit dat Mattheüs in dit gedeelte Jezus aan de lezer laat zien als iemand die heel serieus aan zijn tijdgenoten de vraag beantwoord wanneer Jeruzalem en de Tempel verwoest zouden worden. Het enige doel dat deze verdraaiingen van de meest voor de hand liggende betekenis van Matth.24:34 dienen, is te voorkomen dat het futuristische/ dispensationalistische kader waarin men profetische passages zoals Matth. 24 leest, uit elkaar valt.
De vervulling van Christus’ woorden
Als we Christus’ uitspraak, "Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn." letterlijk willen nemen, dan moeten alle voorspellingen in Mattheüs 24 ook gebeurd zijn binnen Jezus’ generatie.
Dat lijkt een onmogelijkheid, aangezien de geschiedboeken niet vermelden dat de Heer ooit op de wolken gezien is, begeleidt door aardbevingen en het wankelen van de hemellichamen.
In een eerdere bijdrage heb ik reeds aandacht besteed aan apocalyptisch taalgebruik. Nieuw is hier de voorstelling van Christus die op de wolken verschijnt
De komst van Christus op de wolken is in de eerste plaats een metafoor die geleend is van de veel voorkomende Oud-Testamentische voorstellingen van God die afdaalt uit de hemel in heerlijkheid en macht om (Zijn volk) te oordelen. In alle beschrijvingen van God die komt om te oordelen in de geschiedenis, voert Hij zijn oordeel uit door menselijke legers of door de natuur om vernietiging te weeg te brengen. Dergelijke vernietigende gebeurtenissen werden door de profeten aangekondigd en uitgelegd als de ‘Dag van de Heer’. Zulke oordeelskomsten werden beschreven met behulp van rijk figuurlijk taalgebruik, die de glorieuze en vreeswekkende aanwezigheid van God in het oordeel moesten schilderen. Zo vertellen de profeten dat de Heer God rampen heeft gebracht over toenmalig machtige rijken als Egypte, Edom, Babylon, en zelfs Israël zelf.
Enkele voorbeelden van zulke oordeelskomsten:
De Joodse hoorders van de boodschap van het evangelie kenden deze terminologie maar al te goed. Ze wisten wat het motief van de komst op de wolken betekende en wat er mee aangeduid werd.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat we de Hogepriester witheet van woede geschetst vinden in het evangelie, als Jezus zijn oordeelskomst op de wolken naar het voorbeeld van de komst van de Zoon des mensen uit Daniël 7 aankondigt. Christus’ komst in oordeel en krijgsmacht wordt met de verwijzing naar Daniël 7:13 beschreven op dezelfde wijze zoals God in het Oude Testament wordt voorgesteld. Uit de mond van de Hogepriester, de godsdienstige rechtbank waarvoor Jezus op dat moment terecht staat, horen we dan ook de uitroep: "Godslastering!" Volgens Mattheüs vereenzelvigde Jezus zichzelf en zijn werk met God en Diens werk.
We zien dus dat de ‘komst op de wolken’ een veel gebruikt Oud-Testamentisch beeld is voor Gods komst om te oordelen. Zijn oordeel wordt dan steevast uitgevoerd door natuurrampen of binnenvallende en allesvernietigende legers van vreemde mogendheden.
Zou dit bedoeld kunnen zijn met Mattheüs 24 en parallellen, namelijk dat Jeruzalem zou vallen en dat dit een oordeel van God zou zijn over de verwerping van Christus, een oordeel dat Jezus zelf zou komen voltrekken?
De geschiedschrijvers uit die tijd beschrijven hoe Jeruzalem, binnen één generatie na Jezus’ kruisdood, compleet is verwoest en de tempel met Romeinse standaarden wordt onteerd. Het is een tijd van grote verdrukking voor het Joodse volk. Rivieren van bloed worden vergoten. Mannen, vrouwen en kinderen vallen zonder onderscheid door het zwaard van de uitzinnige Romeinse horden.
"In Jeruzalem blokkeerden [zij] de straten zelf met hun dode lichamen, en deden de hele stad druipen van bloed in zo’n mate dat het vuur van veel van de huizen geblust werden met het bloed van deze mannen."8
De Romeinse legers omsingelden de heilige stad en brandden haar met de grond toe gelijk, precies zoals Mattheüs 24 stelt. De gelijkenis is zo treffend dat vele bijbelgeleerden spreken van een profetie die Jezus later in de mond gelegd is.
Josephus vertelt hoe aardbevingen en vreemde fenomenen aan de hemel de verwoesting van Jeruzalem inleidden. Verder is het opvallend dat zowel Josephus, als Eusebius en de Talmud vertellen dat legers van engelen met het oog werden waargenomen in de wolken vlak voor de verwoesting van Jeruzalem.9
Jezus Christus is teruggekomen, precies zoals Hij gezegd had. Hij is teruggekomen om het oordeel over Jeruzalem en degenen die hem ter dood gebracht hebben uit te voeren10. Dit betekent dat de Bijbel geen profetie bevat die onvervuld is gebleven. Het betekent dat de belofte van Jezus’ wederkomst, die in zekere zin nog openstaat, Christenen niet in ieder geval niet in verlegenheid hoeft te brengen.
Het besef dat Mattheüs 24 in eerste instantie vervuld is in de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus blust het apocalyptische vuur dat in zoveel evangelische geörienteerde groepen brandt, door bij de theologische brandstof in te steken, namelijk de tekst van de Schrift zelf en haar betekenis. Als de profetie in haar details vervuld is, is er geen reden de vervulling van die details (!) op de toekomst te projecteren.
In dit artikel is rijkelijk geput uit een uitermate helder en compact boekje Dead in their Tracks van John Noë. De nuancering die ik zou willen aanbrengen op het werk van John Noë en andere consistente preteristen11 is deze, namelijk dat de Schriften ruimte laten om bijbelse voorzeggingen (profetieën) meerdere malen toe te passen.12 Voor Noë en de zijnen lijkt er slechts één vervulling mogelijk, en dat is de historische vervulling. Dit is begrijpelijk in reactie op dispensationalistische theologie die bezeten lijkt te zijn met het zoeken naar en combineren van profetieën tot een toekomstige vervulling.
Consequente preteristen schieten naar mijn mening echter teveel door. Fundamentele christelijke leerstellingen, zoals de hoop op de lichamelijke, toekomstige opstanding in Christus worden door hen losgelaten, aangezien ook de opstanding vervuld zou zijn in 70 A.D.13
Toch maken preteristen twee goede punten:
Het is met name aan evangelischen in gesprek te gaan met hen die een andere eschatologische visie hanteren op deze punten. Ik hoop dat dit in de toekomst zal leiden tot een evenwichtiger omgaan met profetische gedeelten uit de heilige Schrift, en een toeëigening van deze gedeelte voor de geloofspraktijk van vandaag.
1. Bertrand Russel, geciteerd door John Noë, Dead in their Tracks, stopping the Liberal/ Skeptic Attack on the Bible, IPA, Bradford, USA, 2001, p.1 (vertaling van mij, TWM)
2. John Noë, 2001, p.2-7
3. C.S. Lewis, The worlds last night; and other essays, a Harvest book, Harcourt Brace & Company, , San Diego, New York, London, 1960-1985, p.97, 98 (vertaling van mij TWM)
4. (parousia = wederkomst van Christus)
5. Dispensationalisme
6. Thomas Ice bijvoorbeeld, wil een onderscheid maken tussen het historisch gebruik van de term, en het profetisch gebruik. Zie: Thomas Ice & Kenneth L. Gentry The Great Tribulation past or future?, Grand Rapids, Michigan, 1999, p.103-104.
7. Hal Lindsey bijvoorbeeld citeert met instemming Increase Mather, die als uitlegkundig principe stelt: "Als de betekenis van wat de Heilige Schrift zegt, duidelijk is, zoek er dan geen andere betekenis achter; neem daarom eerst de gewone, gebruikelijke, letterlijke betekenis van de woorden, tenzij uit de feiten van de onmiddelijke contex, gezien in het licht van verwante passages en fundamentele waarheden, duidelijk anders blijkt" en voegt er aan toe: De schrijver van dit boek heeft zoveel mogelijk geprobeerd deze gouden regel toe te passen. (Lindsey, De Planeet die Aarde heette, Luitingh - Laren,1972, p.46).
8. Josephus Oorlogen VI, 8,5
9. John Noë, 2001, p.51, n.41
10. Vergelijk de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters, Matth. 21:22 t/m 41
11. Het preterisme zoekt, in complete tegenstelling tot futuristische stromingen als premillennialisme en dispensationalisme de vervulling profetieën in de geschiedenis, waar de futuristen deze slechts in de toekomst zoeken.
12. Om enkele voorbeelden te geven van die ruimte die de Schrift biedt om profetische voorzeggingen na de historische vervulling nogmaals toe te passen:
Hoewel de voorzegging dat "de jonge vrouw zwanger zal worden en een kind baren" gesproken door Jesaja aan koning Achaz in de 8e eeuw (Jes. 7) directe betrekking heeft op de geboorte en het latere rechtvaardige rijk van Hizkia (II Kron. 28, 29), geeft de Bijbel ruimte deze voorzegging ook en in meerdere mate toe te passen op de geboorte van een later wonder teken; Jezus Christus (Matth. 1:23).
Preterist John Bray past de ‘gruwel der verwoesting’ uit Daniël 12:11 zowel toe op de ontwijding van de tempel door Antiochus Epiphanes, als op de ontwijding van de tempel door de Romeinse legers en de offers die zij brachten aan de emblemen op hun standaarden in het heiligdom. (John Bray, Matthew 24 fulfilled, John L. Bray Ministries inc., Lakeland, Florida, tweede druk 1998 pp.37-45)
13. Zie bijvoorbeeld de discussie tussen Kenneth Gentry en Edward Stevens. Ken Gentry is een gematigde preterist, die de leer van de Kerk wel normerend vindt voor de theologie. Edward Stevens schaart zich onder de consistente preteristen, opmerkelijk genoeg heeft hij de dispensationalistische afkeer voor normatieve Kerkelijke overlevering overgenomen en dit drijft zijn betoog. Lees de online versie van: A Critique of hyper-Preterism Kenneth Gentry, uit He shall have dominion, Institute for Christian Economics, Texas, tweede druk 1997, p.555vv.; Stevens response to Gentry; detailed response to Dr. Ken Gentry’s critique of the Preterist view entitled "A Brief Theological Analysis of Hyper-Preterism". IPA, Bradford,1999, pp. 17vv., 25vv., 78vv.
A short introduction to preterism
Historiserend
The menace of radical preterism
© A.Langevel, Den Haag, 15 februari 2002
Bezoekers sinds 16 februari 2001:
Site Design: Copyright ©
1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 15 februari 2002
Pagina bijgewerkt op: