De aard van het geloof

door 

J. M. M. Thurlings

 

Hoofdstuk 12

van het boek 

Het Conflict Rome-Reformatie als Historisch Misverstand, van J.M.M. Thurlings

 

 

Moeilijkheid

 

Navigatietips:

Algemene disclaimer: zie onderaan

 


© J. M. M. Thurlings, januari 2001.


De mens wordt gerechtvaardigd door het geloof.

In de Reformatie heeft geloven het karakter van stevig vertrouwen stellen. Is geloven in het katholieke denken daarentegen slechts 'kennisname'? (253)

Allereerst: Het is toch wat anders dan je op de hoogte stellen, geloven is veel 'moeilijker' om te doen, er zit sowieso een moment van overgave in.
Voorts: Het bijbelse begrip 'πίστις', dat vertaald wordt als 'fides', 'geloof', wordt door Trente niet uitgelegd als 'als waar aannemen', het existentiële moment hiervan wordt niet alleen belangrijk geacht door Vaticanum II, maar ook Trente leert evengoed het moment van 'vertrouwen': DS 1526 spreekt van '... credentes, vera esse, quae divinitus revelata et promissa sunt... in spem eriguntur, fidentes... 'confide, fili' (D 1527), 'gelovend, dat het waar is wat van Godswege geopenbaard en beloofd is... worden zij in hoop opgericht, vertrouwende... 'vertrouw, zoon'. Het voor waar aannemen is weggelegd voor 'credere', het geloofde beloofde geeft grond voor vertrouwen, '-fidere', dat past bij het substantief 'fides' en dit wordt 'confidere', 'vol vertrouwen zijn', ,vast geloven'. Het kan ook niet zijn, dat geloven niet altijd een daad van overgave is, negatief uit te drukken als opgave van wantrouwen, echter niet 'op zeker goed geluk vertrouwen, maar wel (her)kennen.
Hierbij kan men geloven beschouwen in het opzicht van 'werk'- wat het is -, en van 'brug', communicator van rechtvaardiging. Als 'brug' staat het echter tegenover 'werk'.
Nu is het zo, dat bij Paulus de werken der Wet niet rechtvaardigen, niet omdat het slechts werken zijn, maar omdat we ze niet blijken te kunnen volvoeren, en ook: de Wet (willen) ontduiken, daarentegen rechtvaardigt het geloof wel als ons mededelend Gods ontferming, waarbij we door God worden aangepord goede werken te doen in Geest en waarheid, waar we echter ook weer in tekortschieten. Hierdoor blijken we steeds op geloof in Gods genadig handelen met ons aangewezen, waardoor het gerechtvaardigd vroom en Godwelgevallig leven mogelijk wordt waartoe Hij ons aanspoort.
Luther noemt het geloof: gewisheid, dat ik gered ben (mits ik hier maar in blijf, naar de Concordantieformule in feite commentarieert). Bij Calvijn is het ware geloof aan het waarachtig verzuchten van 'Abba!' te herkennen. Het mag niet de reuk hebben van wat in het Nederlands calvinisme genoemd wordt 'met ingebeelde hemel ter helle varen', het geloof mag niet ijdel zijn.

Geloof en liefde

Zowel Trente (DS 1526) als Calvijn (C.I.3.3) spreken ervan, dat bij de eerste toewending in geloof, waarmee de rechtvaardiging aanvangt, ook als begin van boetvaardigheid, welke haar kracht ontleent aan alleen het geloof, de gelovige Gods aangezicht op afstand begint te aanschouwen. Te Trente begint de zich in geloof bekerende God hierbij lief te hebben en zijn zonden te haten. Ook volgens Calvijn (C.I. 3.3.2) is boetvaardigheid 'voorwaarde om het Koninkrijk Gods te ontvangen'. Ook in overeenstemming met de tridentijnse tekst is:
'Het hart van de zondaar neigt niet tot inkeer, tenzij hij door de gedachte aan Gods oordeel gedreven wordt. Deze gedachte prikkelt hem een nieuw leven te beginnen, waardoor hij voor het oordeel Gods bestaan kan.'
Nu leert Calvijn, dat geen geloof rechtvaardigt dan dat door de liefde werkt. En over het rechtvaardigend geloof schrijft hij:
C.I.2.2.19 '... zodra de allerkleinste druppel van het geloof in onze harten ingedruppeld is, beginnen wij terstond het aangezicht Gods in zijn vredigheid, lieflijkheid en goedgunstigheid te aanschouwen,voorwaar uit de verte, maar toch met een zekere blik, dat wij aan de waarheid van het gezicht niet twijfelen, en door gedurige vordering ervan steeds meer God nabij zien.' De in 2.2.18 beschreven liefde van de zich bekerende moet hierbij niet alleen verondersteld worden, maar het is klaar, dat door het aanschouwen van Gods lieflijkheid ook liefde in de ziel wordt ingedruppeld.

Fides caritate formata

Barth vraagt over het katholieke standpunt: 'Macht nicht in der Rechtfertigung die Liebe den Glauben überflüssig?' In de tridentijnse context wordt gesproken over 'fides caritate formata', 'geloof door de liefde gevormd'. C.I.3.11.20: 'Nu zeggen sommigen, dat wij gerechtvaardigd worden alleen door het geloof, dat door de liefde werkt, opdat de rechtvaardigheid zou steunen op de liefde. Ik erken, dat geen ander geloof rechtvaardig maakt dan dat werkt door de liefde. Maar het geloof ontleent zijn kracht om te rechtvaardigen niet aan de liefde, maar hieraan, dat het ons leidt tot de gemeenschap met de rechtvaardigheid van Christus. Het vuur brandt immers niet met zijn licht, maar met zijn hitte.'
Calvijn wijst hier af, dat de rechtvaardigheid zou steunen op de liefde. Wat leert Trente?
(DS 1530) 'Hoewel nu niemand rechtvaardig kan zijn, tenzij de verdiensten van Jezus Christus hem deelachtig worden gemaakt, geschiedt dit bij de rechtvaardiging van de onrechtvaardige niettemin, terwijl dankzij de verdienste van Zijn allerheiligst lijden de liefde Gods in de harten wordt gestort (vgl. Rom.5,5) van hen, die gerechtvaardigd worden, en zich in hen vastzet. Vandaar, dat de mens  in de rechtvaardiging zelf samen met de vergeving der zonden dit alles vanwege Christus tegelijk ingestort krijgt: geloof, hoop en liefde.
'Want het geloof, tenzij hoop toetreedt, en liefde, verenigt noch volkomen met Christus, noch maakt tot Zijn levend lidmaat.' Om deze reden wordt zeer waar gezegd: "Het geloof zonder de werken is dood" (vg. Jac.2,17vv) en "in Jezus Christus is nog besnijdenis, noch voorhuid iets waard, doch (slechts) het geloof, dat door de liefde werkt" (Gal 5,6; 6,15).'
Opgemerkt moet worden, dat het volgens Trente dus niet zo is, dat de rechtvaardiging steunt op de liefde. Slechts is de liefde iets, dat men in de rechtvaardiging krijgt.
Verder, hoewel geloof, hoop en liefde tegelijk worden ingestort, ligt het geloof als momentum, niet als (tijds)moment eerder, dan hoop en liefde, waarvan immers gezegd wordt, dat zij toetreden. De formulering 'tenzij hoop toetreedt, en liefde', waardoor de persoonsvorm 'toetreedt' in het enkelvoud staat, wekt de indruk, dat men wil benadrukken, dat 'fides caritate formata' (deel II) één geheel is.
Ook in de beschrijving van de rechtvaardigmaking cap.6 op 7 blijkt deze verhouding dan ook. Eerst is er het geloof uit het horen, dat de gestalte van vertrouwen aanneemt, waarbij er liefde in opwelt.
Verenigt nu het geloof met Christus en leidt dit tot het hebben van liefde? Of verenigt juist de liefde met Christus? Calvijn zegt het eerste. En Trente? Trente zegt, dat het alleen het geloof, en niet de hoop, niet de liefde, is, dat met Christus verenigt, maar dat dit niet gebeurt als niet de liefde toetreedt, die de zondaar (tegelijk met geloof en hoop) door, om, en vanwege Christus ingestort krijgt. Trente citeert voluit Galaten 5:6; 6:15: "In Christus Jezus betekent noch besnijdenis noch onbesnedenheid iets, maar het geloof, dat door de liefde werkt." De liefde borrelt uit het geloof als haar bron op.
En Calvijn zegt, dat geen ander geloof rechtvaardig maakt, dan dat werkt door de liefde. Beiden baseren zich hierbij op de apostel Paulus. De constitutie 'door de liefde gevormd' rechtvaardigt niet, maar is een resultaat, dat tegelijk voorwaarde is. Bij niet voldoen eraan gaat de rechtvaardiging van de persoon niet door, want niet-voldoen is: in zonde blijven, vandaar dat de persoon, alleen door het geloof gerechtvaardigd, goede werken zal doen, en wel 'zal' in twee betekenissen, samen: 'zal hebben te doen.' Maar de liefde is zo met het geloof verbonden, zo een karakteristiek ervan, dat wegblijven ervan tot een onecht geloof leidt, ijdel of abstract geloof. Toch is het geloof als 'brug' rechtvaardigend, niet die noodzakelijke voorwaarden, want die zijn vrucht van het waarlijk zich openstellend geloof, en zelf niet meer louter de brug, doch reeds resultaat van het ontvangen van de rechtvaardiging. Het zijn voorwaarden, want wij moeten ze vervullen als resultaat van Gods genadige werking. Zelfs het geloof-zelf, ook al is het brug, rechtvaardigt niet. En toch zegt Paulus, dat het het geloof is, dat rechtvaardigt, de constitutie van 'geloof te zijn' is niet los te maken van de functie en in die lijn gedacht kan men dus ook zeggen, dat alleen in liefde geconstitueerd geloof, 'fides caritate formata' rechtvaardigt. In het ten grondslag liggende Hebreeuwse begrip 'emuna', op God vertrouwende vroomheid, zit dit ook.
Het geloof als 'fundament' van onze rechtvaardiging is vertrouwend geloof. Als 'werk' verdient het volgens Trente, niet. Nu heeft de Reformatie dit ook niet geleerd, Trente vreest echter een van de weeromstuit tegen het roemen in werken roemen in geloof.
(Küng 253) 'Dabei ist dieses Sich-unterstellen (sese subicere) nicht ein Werken, sondern ein vertrauendes sich-auf-den-Herrn verlassen.' Dit is natuurlijk wel een daad van (niet-synergetisch) cooperari met de genade, maar als werk niet rechtvaardigend, integendeel: het geloof wordt door Gods genade gewekt en daarmee de voorwaarde van de subjectieve rechtvaardiging.
Wat betreft het ontvangen van Gods genade is er geen tweepoligheid met twee gelijkwaardige polen. Küng spreekt van (255) 'von oben... von unten', resp. bv. ingegoten genadegave... je laten dopen. Het eerste is 'einfach geschenkt', het tweede 'direkt vom Menschen her'. Echter: deze bereidheid en dit besluit worden óók van boven geschonken en: het geschonkene uit (werkwoord) zich in míjn geestelijk leven en attitude, tenzij de motivatie vals is. In geen geval mag dit laatste als autonoom meewerken worden uitgelegd in de zin van het grijpen van de toegestoken hand, want valse medewerking is hier niet-medewerking, men is hierbij niet door Gods genade geraakt, en niet-wedergeboren.
Küng: 'Der Glaube als menschlicher Akt kann aus sich ebensowenig wie ein anderer Akt die Rechtfertigung bewirken'... alsof er zo'n geloof denkbaar is, anders dan als bijgeloof in de zin van Simon de Tovenaar, of in de zin van van alles geloven wat los en vast zit, dus menselijke activiteit, geloof, dat zijn object mist, dat(subject) het(object) overigens bewerkstelligt. Het geloof als menselijk geloof-hechten-aan-een-ander bestaat hier niet dan als bewerkt door de genade: natuurlijke deugden bestaan, maar natuurlijk geloof in Gods, Christus' handelen bestaat niet: 'Niemand komt tot Mij, tenzij Mijn Vader hem trekt'. Hier wordt niet bedoeld, dat dit door de genade bewerkt geloof niet rechtvaardigt, maar dat wij subjectief gerechtvaardigd worden met, in dat we geloven. Het is de brug, nee, het is het cement waarmee God door Zijn Geest ons aan Zich hecht. Het ontvangen van deze staat van genade is zodanig, dat (256) 'dem Sünder nichts zu tun bleibt als sein ganzes Vertrauen auf den Herrn zu werfen' en zich vervolgens goede voornemens te maken en al in de praktijk te brengen, anders maakt hij zijn geloof, waarin hij gerechtvaardigd is, niet waar: deze werken rechtvaardigen hem niet en hij is al gerechtvaardigd, maar hij moet ze wel doen, anders zondigt hij weer. God heeft in zijn werk welgevallen, maar de mens vermag er niets door ter eigener rechtvaardiging, het standpunt van Paulus en van Jacobus, die leert, dat de mens uit werken gerechtvaardigd wordt, sluiten elkaar niet uit. Het beslissingsmoment van de rechtvaardiging is het daadwerkelijk aanvaarden (257). Het keuzevermogen zonder bereidheid vermag alleen pro te kiezen met gegeven bereidheid (dit formuleer ik expres zo om het ene in zijn anders en anders zijn, zijn eigen anders en anders zijn te laten zien). Zonder genade blijft het buitenstaan. Het gaat om een door druk-wekking ingaan op druk-wekking.

 

 

© J. M. M. Thurlings, januari 2001.


Aantal bezoekers sinds september 2001:


UNIVERSI FINIS VERITAS!

 

Site Design: Copyright © 1999-2001 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gepubliceerd op: 1 september 2001
Pagina bijgewerkt op: 

Algemene disclaimer: 
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.