Tongentaal & het spreken in vreemde talen

door

drs. B. D. Gedressac & drs. W. Vreeken

 

Navigatietips:

 

 

Dit artikel werd naar de Nederlandse Dagblad verstuurd. Deze krant publiceerde op 9 juni 1998 een iets ingekorte versie ervan.

 


© Bruno D. Gedressac & Willem Vreeken, Den Haag / Utrecht, juni 1998.

 

In dit artikel willen wij in aansluiting op de vorige artikelen een aantal nieuwe argumenten aandragen over het fenomeen tongentaal.

Tongentaal, in de betekenis van het uiten van onverstaanbare en ongearticuleerde klanken in geestvervoering, is een fenomeen dat in vele godsdiensten voorkomt. Mozes zou hiertegen gewaarschuwd hebben in Deut.18:10. De gebruikte woorden in de Griekse versie (de Septuaginta) van het OT zijn:

Nu is het een belangrijke vraag of tongentaal in het NT ook te maken heeft met het uiten van bovengenoemde klanken. Zolang het antwoord hierop niet duidelijk is, moeten we onszelf ernstig afvragen op welk gebied we ons begeven, als we ons hiervoor open willen stellen. De Bijbel is duidelijk over die terreinen die verborgen voor ons zijn, denk bijvoorbeeld aan Saul die zich openstelt voor de geestenwereld en de geest van Samuël ontmoet. De God van de Bijbel is de God die Zich openbaart in Jezus Christus en in de schepping, en niet degene die zich verbergt.

"Glossa", het woord dat in de NBG wordt vertaald met tong, verwijst óf naar het fysieke spraakorgaan óf naar talen die toegankelijk zijn voor het menselijk begrip, zoals vreemde talen, maar nooit naar verborgen fenomenen zoals tongentaal. Het fenomeen tongentaal was in de toenmalige Griekse beschaving bekend en werd veel beoefend. In het Grieks werd deze tongentaal beschreven met woorden afstammend uit drie wortels, "mantia" werd het meest gebruikt (zie Deut. 18:10). "Glossa" werd hiervoor nooit gebruikt. De woorden die Paulus gebruikt als het gaat om vertaling van die talen ("glossa") zijn afgeleid van de Griekse wortel, die ons woord "hermeneutiek" heeft voortgebracht; dit wordt ook in andere tekstverbanden gebruikt (bijv. Hebr.7:2). Als het ging om vertalen van tongentaal, dan gebruikte men andere woorden ("sumballo", "semaino" of werkwoorden afgeleid van "krino").

Corinthe was in Paulus' tijd een internationale haven en wereldstad, waar Grieken, Romeinen, Aziaten, Egyptenaren, Syriërs en Joden woonden. In de samenkomsten van de Corinthiërs bestond hierdoor het gevaar van individualisme: Ieder zou in zijn eigen taal gaan bidden, lofzingen en een zegen uitspreken (1Kor.14:15,16). Dit is duidelijk niet tot opbouw van elkaar (1Kor.12:7, 14:12), het schept wanorde (14:33) en de toehoorder kan niet weerlegd worden (14:24). Paulus zegt in de verzen 14, 15 en 19 dat de Corinthiërs zonder "verstand" spraken, ofwel met domheid, vruchteloos. Ze zagen niet het doel van het samenkomen: vruchtbaar zijn voor elkaar (14:17).

Paulus verbiedt het niet te spreken in vreemde talen, andere dan de lokale en internationale taal van die tijd: het Grieks. Hij legt het spreken in die talen aan banden en een vertaler moet aanwezig zijn (14:28), anders moet men zwijgen en tot zichzelf en tot God spreken (in gedachten of buiten de samenkomst). Tegen jezelf spreken, doe je ons inziens niet als je de klanken niet begrijpt, zoals bij tongentaal. Wil je als christen je eigen "niet-Griekse" taal in het Grieks vertalen, dan heb je Gods bijstand hard nodig om de concentratie vast te houden om elke zin van je mondelinge bijdrage goed te vertalen (14:13).

Omdat stichting onmogelijk is zonder verstand (14:6,12,16-17) en omdat degene die in die vreemde taal spreekt gesticht wordt (14:4,17) is het duidelijk dat deze begrijpt wat hij in deze taal zegt. In de verzen 16, 23 en 24 worden degenen die deze talen niet begrijpen als "idiotis" aangeduid, d.w.z. personen die geen onderwijs hebben gehad en niet gestudeerd hebben. Deze talen waren dus te leren; de intelligente theoloog en zendeling Paulus heeft van Gods Geest de gave van het aanleren van talen gekregen om Zijn gemeente te dienen (14:18) en heeft tijdens zijn reizen, meer dan de gemeenteleden van Corinthe de kans gehad veel talen te leren (Aramees, Hebreeuws, Grieks, Latijn, Syrisch, talrijke dialecten in Klein-Azië en Griekenland, Arabisch (Gal.1:17!). Dat is misschien ook één van de redenen geweest, dat hij door God is geroepen om aan vele volken het Evangelie te verkondigen. Bovendien, als het hier niet om normale talen gaat, hoe kon Paulus alléén in staat geweest zijn om méér tijd te hebben om tongentaal te beoefenen dan alle kerkleden bij elkaar (14:18)?

Tenslotte nog kort over de taalwonderen in Hand. 2, 10 en 19, voorspeld in Marcus 16: Deze waren tekenen van God om de boodschap van Jezus uit het volk Israël aan de andere volken te bevestigen en de taalbarrière te doorbreken. Vooral voor de Joden moest dat duidelijk worden gemaakt, zij waren immers tot dan toe het éne uitverkoren volk.

In deze tijd met steeds meer asielzoekers in de gemeente, gaat dit probleem ook weer spelen, met name in die samenkomsten, waar meerdere gemeenteleden mogen bidden en spreken. De gave van het spreken van meerdere talen kan hierbij ten dienste van de gemeente worden gebruikt!

Voor meer informatie verwijzen we naar het uitgebreide Internet-artikel 'Glossolalie (tongentaal) en 1 Korinthië 14'.

 

© Bruno D. Gedressac & Willem Vreeken, Den Haag / Utrecht, juni 1998.


Aantal bezoekers sinds 30 augustus 1998:

Microsoft Explorer 4.x is het meest geschikt om deze site optimaal weer te geven.

 


UNIVERSI FINIS VERITAS!

 

Pagina Layout: Copyright © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 30 aug. 1998
Pagina bijwerkt op: 19 januari 2002