Symbolism in the Fourth Gospel: Meaning, Mystery, Community 

(Symbolen tussen hemel en aarde; beeldspraak in het vierde evangelie)

door

Craig R. Koester

 

 

Navigatietips:

 

Moeilijkheidsgraad: 

1 = heel makkelijk,
2 = populair
3 = serieus, academisch
4 = moeilijk
5 = onderzoek

 

Overzicht:

 

 


Bibliografische Gegevens

Craig R. Koester. Symbolism in the Fourth Gospel, Meaning, Mystery,Community. Minneapolis: Fortress Press, , 1995.

 


Inhoud

 

 


Recensie door Tjerk Muller

 

© Tjerk W. Muller, Utrecht, november 1999.

 

Het Johannesevangelie kan zich verheugen in een niet aflatende populariteit. Vanuit alle hoeken van de Kerk is dit evangelie sinds haar ontstaan een inspiratie voor het geloof geweest. Wie benieuwd is naar de redenen daaromtrent, krijgt in Craig Koesters studie genoeg stof om te overpeinzen. 

Vermeld moet overigens worden, dat dit niet de vraag is geweest van Koester bij het opzetten van deze studie. Hij beantwoordt haar dan ook direct al in de inleiding: 'Paradoxally, the same qualities that contribute to the wide appeal of John's Gospel actually compound the difficulty of interpretation.' Volgens Koester is de aantrekkingskracht van Johannes gelegen in het symbolisch taalgebruik. Op die symboliek in het evangelie richt hij zich, analytisch, doch zonder de symbolen tot vlakke proposities te willen reduceren. Koesters studie beweegt zich dus vooraleerst tussen betekenis en mysterie. Hierin ligt een grote kracht van de studie. Enerzijds krijgt de lezer een duidelijke exegese van symbolische passages, zoals het gesprek met Nicodemus, de genezing van de blindgeborene en de wonderbare broodvermenigvuldiging,- anderzijds laat Koester genoeg ruimte voor wat hij verscheidene malen een 'penumbra of vagueness' noemt, die ontstaat door de 'commonplace associations'  van een symbool. 

Dit maakt dat het symbool altijd iets onbestemds blijft houden, waar het verstand niet bij kan. Dat is ook uitermate passend, aangezien symbolen volgens Koester bemiddelen tussen het niet te kennen goddelijke, en het aardse. Koester toont zich in de uiteenzetting van dit inzicht een gevoelig spiritueel en meditatief denker. Zwakte hierbij is dat de studie zich, na deze constatering, vooral richt op de cognitieve analyse en het mysterieuze karakter van Johannes' symbolen slechts een marginale rol lijkt te spelen. Hooguit wordt dit mysterieuze karakter bevestigd door de cursorische wijze waarop de lezer langs allerlei symbolen wordt geleid. Wel worden symbolen ingedeeld in verschillende categorieen zoals symbolische handelingen en symbolische personages,en krijgen sommige symbolen, zoals water en licht, of de thematiek van de kruisiging hun eigen categorie vanwege hun prominente plaats in het evangelie, maar een duidelijke verbinding tussen deze categorie op het niveau van de beeldspraak wordt niet gelegd, wat de interne coherentie niet ten goede komt. 

Koester zelf ziet de Johanneische symboliek als concentrisch, met Jezus als middelpunt. Dat is een respectabele theologische positie, maar de auteur bouwt het geheel van zijn studie niet navenant expliciet-christocentrisch op.Van der Watt merkt op over Koesters brede gebruik van het woord symbool, dat het tot een globale behandeling leidt van vrijwel alles dat min of meer als figuurlijk taalgebruik kan worden ingeschat. De criteria voor wat gezien moet worden als figuurlijk taalgebruik ontbreken. Zo geeft Koester in diens werk geen antwoord op de vraag waarom symbolen zich beperken tot beelden die waargenomen kunnen worden door de zintuigen.  

Sterk punt is dat de auteur niet slechts bij een structuralistische aanpak blijft, maar ook historische verbindingen legt. Overtuigend laat Koester zien hoe bepaalde thema's in het evangelie in verband kunnen worden gebracht met historische situaties in het verloop van de Johanneische gemeente. Hierbij moet worden opgemerkt dat sinds Richard Bauckhams studie naar het bedoelde lezerspubliek van de evangelien, voorzichtigheid is gemaand bij het trekken van conclusies uit dergelijke historische verbanden. Bauckham toont aan dat, - gezien de eerste eeuwse communicatiemogelijkheden, de christelijke boekproductie, het genre van de evangelien, de moeilijkheid om homogene groepen te identificeren als lezerspubliek voor de evangelien, en de bijvoorbeeld door Johannes van diens lezers duidelijk veronderstelde kennis van het evangelie van Marcus,- een verklaring van de evangelien die slechts vanuit de Sitz im Leben binnen een bepaalde gemeente vertrekt, geen recht doet aan de historische data. Het is evident dat de evangelien zich het beste laten lezen als weergave van Jezus' leven, uiteraard in een bepaald licht; het licht dat elke evangelist erop wil laten vallen.

Anderzijds zijn de evangelien niet geschreven binnen een historisch-sociologisch vacuum. Het is onvoorstelbaar dat de evangelisten niet geinteresseerd zouden zijn in bepaalde thematieken die voor hen actueel waren. Het is echter de vraag of die thematieken beperkt waren tot één gemeente, of een bepaalde groep van gemeenten. Zo zal de kwestie tussen Joden en Samaritanen bijvoorbeeld in elke gemeente waar Samaritanen naast Joden toetraden gespeeld hebben. Hetzelfde geldt voor kwesties over wet en sabbat. Het zou dus heel wel kunnen dat, voor zover we de evangelien verbinden met de gemeenten in welke ze tot stand kwamen, we deze verbinding op een universeler niveau moeten leggen, dan tot nu toe het geval is geweest. Overigens kan Koester weinig verweten worden hieromtrent, aangezien zijn werk drie jaar voor dat van Bauckham uitkwam.

Koester toont zich overigens niet alleen goed op de hoogte van de traditionele maar ook van de huidige discussies inzake het Johannesevangelie, waarbij hij niet schroomt om zowel conservatieve auteurs als D.A. Carson te raadplegen, als nieuwtestamentici die zich in de marges van het evangelicalisme bewegen, zoals James Dunn. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Coester het centrale punt dat Dunn maakt in diens fundamentele werk,- de verhouding tussen eenheid en verscheidenheid in de Nieuwe Testamentische gemeente,- niet nodig heeft voor zijn studie, en dit punt ook verder niet gebruikt.  

Tjerk Muller

 

 

 


Noten

 

"Paradoxally, the same qualities..": Koester 1995, Fortress press, Minneapolis, p.6  (terug)

"penumbra of vagueness" & "commonplace associations": idem, p.26  (terug)

J.G. van der Watt, Extracts from Family of the King, for exclusive use by students who take the D-II course 'Metaphorics in the Gospel according to John'. Katholieke Theologische Universiteit, Utrecht, 1999, p.2   (terug)

Richard Bauckham (ed.),  The Gospels for All Christians, Rethinking the gospel audiences, Eerdmans, Grand Rapids/Cambridge, 1998  (terug)

James Dunn, Unity and Diversity in the New Testament: An Inquiry into the Character of Earliest Christianity, 1990, SCM, Philadelphia. (terug)

 

© Tjerk W. Muller, Utrecht, november 1999.


Aantal bezoekers sinds 3 dec. 1999:

 


UNIVERSI FINIS VERITAS!

Site Design: Copyright Pagina © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 5 dec. 1999
Pagina bijgewerkt op: