Thomas van Aquino

De actuele betekenis van zijn theologie

Een inleiding

door

Jozef Wissink

Navigatietips:

 

Samenvatting: Heel goede inleiding tot verschillende teksten van Aquino, maar eenzijdige inleiding tot het denken van Aquino in het algemeen

Moeilijkheidsgraad: 4

1 = heel makkelijk
2 = populair
3 = academisch
4 = moeilijk
5 = onderzoek

 

Overzicht:

 

 


Bibliografische gegevens

Jozef Wissink. Thomas van Aquino: de actuele betekenis van zijn theologie. Zoetermeer: Meinema, 1998.

ISBN: 9021137313

Bestellen met Proxis

 


Inhoud van het boek

 


Recensie door Bruno Gedressac

 

© Bruno D. Gedressac, Den Haag, 1998, 1999.

 

Inleiding / motivatie van de auteur

Josef Wissink is docent systematische theologie aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht, Radboudhoogleraar aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen en priester van het Aartsbisdom Utrecht. Hij is nauw betrokken bij het Thomas Instuut te Utrecht, een instituut dat gewijd is aan onderzoek over de theologie van Thomas van Aquino en gekoppeld aan de Kath. Theol. U. van Utrecht. Hij werd gevraagd, zoals hij het in de inleiding schrijft, een boek te schrijven dat zou zijn:

  1. een inleiding tot het denken van Aquino
  2. de resultaten van het onderzoek van het Thomas Inst. te presenteren voor een breed publiek
  3. de actuele relevantie van Aquino's Theologie te tonen

Hij koos ervoor een 'werkboek' te schrijven als inleiding tot de theologie van Aquino en heeft als studieteksten teksten uitgezocht die het thema waren van promoties/onderzoek bij het Thomas Inst./ Kath. Theol. U. Utrecht. Zijn boek werd gepresenteerd tijdens de 'Studiedag Thomas van Aquino', dat georganiseerd werd bij de Thomas Inst. op 20 nov. 1998, waarbij ik ook aanwezig was.

 


De inleiding tot Aquino en zijn denken - Is Aquino alléén maar theoloog?

Sint Thomas van Aquino is algemeen erkend als de belangrijkste denker van de middeleeuwen. Hij was theoloog, filosoof, apologeet, rechts- en sociaalwetenschapper, enz. Zijn gedachtengoed heeft, direkt of indirekt, bijgedragen tot de bekering van twintigste-eeuwse denkers, zoals G. K. Chesterton, C. S. Lewis, Mortimer Adler...

Wissink begint met Aquino voor te stellen als een theoloog, zonder te noemen dat deze ook filosoof, enz. was (ik zal later terugkomen op deze eenzijdige visie.) Daarna weerlegt hij met succes verschillende verspreide bezwaren tegen Aquino of tegen de scholastieke methode in het algemeen. Hij behandelt bezwaren van theologen tegen de wetenschappelijke, analytische methode van Aquino of hun verwijt dat zijn denken niet christelijk zou zijn. Andersom weerlegt hij het bezwaar van de filosoof Russell dat Aquino geen wijsgeer kan zijn omdat hij vanuit een chriselijke wereldbeeld dacht (en trouwens, Wissink erkent dus impliciet hier en zoals in andere plekken van het boek dat Aquino ook filosoof was.) 

In het derde hoofdstuk wordt het leven en het wetenschappelijk werk van Aquino goed beschreven door Wissink en tevens goed geplaatst in hun context. Toch raakt hij in de problemen vanwege zijn vooroordeel dat Aquino niets meer kan zijn dan een theoloog. Dit wordt bijzonder duidelijk als hij het heeft over de Summa Contra Gentiles. Het is historisch bewezen dat Aquino dit boek schreef als apologetisch handboek voor de missionarissen in Spanje en Noord-Afrika. Wissink wordt, vanwege zijn vooroordeel dat Aquino alléén maar theoloog kan zijn (en dus geen apologeet of filosoof), gedwongen deze historische bewijzen als onmogelijk te beschouwen. Hij erkent wel dat de ordening, stijl en de motieven om het boek te schrijven heel anders zijn dan vele andere werken van Aquino, maar, omdat hij niet kan aanvaarden dat Aquino apologeet zou kunnen zijn, geeft hij toe dat hij hiervoor geen uitleg heeft; het blijft voor hem een mysterie. Wissink krijgt nog andere problemen: zo ontkent hij dat Aquino aan de filosofische theorie van analogie vasthield (blz. 45), maar in zijn commentaar verder in het boek wordt hij gedwongen toe te geven dat Aquino deze hanteerde (blz. 83, 85, 97, enz.) Wissink kan ook niet doodzwijgen dat Aquino zich filosofisch bezighield met zijn werken tegen de Averroïsten, zijn commentaren over Aristoteles, boeken zoals De Aeternitate Mundi (dat puur filosofisch is) of de Questiones Disputatae. Sommige beroemde en puur filosofisch boeken (zoals De Ente et Essentia) noemt hij niet, maar hij heeft al genoeg genoemd om te laten zien dat zijn stelling (Aquino is alléén theoloog, en niet ook filosoof, enz.) eigenlijk onhoudbaar is. Deze werken maken toch duidelijk dat Aquino een filosoof was. Zelf de Summa Theologica bevat misschien meer filosofische argumenten dan bijbelse argumenten, en behandelt vele filosofische vragen. Het is wel waar dat Aquino pure theologische werken heeft geschreven (bijvoorbeeld zijn commentaren over de Heilige Schrift), maar dat sluit niet uit dat hij ook filosoof kan zijn. Is Wissink hier bevooroordeeld, zodat hij niet kan inzien dat Aquino ook filosoof, apologeet, enz  was?

Ik denk dat dit vooroordeel niet bij Wissink zelf ligt, maar bij de postconciliaire katholieke theologie (dat wil zeggen: de theologie na het tweede, vaticaanse concilie.)

In de negentiende eeuw onstond een sterke thomistische (dat wil zeggen: in de lijn van Thomas van Aquino) stroming, die uitmondde in officiële verklaringen van de Rooms-Katholieke Kerk, met name in de verklaring Dei Filius (over apologetiek) bij het eerste vaticaanse concilie (1870)  en de encycliek Aeterni Patris (1879) van Leo XIII. In deze laatste werd Aquino aanbevolen voor zijn filosofie, die gezien werd als een apologetisch bolwerk tegen de niet-christelijke ideologieën en als een basis voor een gezonde theologie. Dit leverde de R.K. Kerk kerk veel apologetische winst op. In Frankrijk bijvoorbeeld, waar het christendom grotendeels vernield was door de revolutie, de dictatuur van Napoleon en de moderne ideeën, kon de R.K. Kerk  enorm groeien qua aantal priesters, leden en qua invloed in de eerste helft van de twintigste eeuw.1 Aan de andere kant werd de thomistische filosofie vaak in de praktijk opgelegd op de R.K. theologie, wat lastig werd voor vele R.K. theologen. Wissink zegt het met de volgende woorden: 

'Dat vanuit de genoemde behoefte een katholiek totaal-systeem werd geïntroduceerd moet vanuit wijsgerig, theologisch en kerkelijk opzicht waarschijnlijk overwegend negatief beoordeeld worden. De neo-thomistische wijsbegeerte was vaak vrij steriel, de neothomistische theologie vaak autoritair en werkelijkheidsvreemd" (blz. 47.) (Dat die werkelijkheidsvreemd zou zijn, lijkt me overdreven.)2

De theologen trachtten zich van het thomisme te ontdoen, wat hen gelukte bij het tweede vaticaanse concilie dat eindigde in 1965. Dit werd door vele van hen als een bevrijding werd ervaren en andersom werd het thomisme "politically incorrect" onder de meeste westerse theologen. Ook apologetiek raakte in de ban en werd vervangen door "dialoog". Dat Wissink schrijft vanuit de context van deze moderne, postconciliaire theologie is te zien door de keuze van de personen die hij noemt. Hij noemt wel filosofen en theologen die bezig zijn geweest met Aquino (bijv. Karl Rahner), maar vermijdt de grote denkers van de thomistische filosofie (dat werd opgegeven bij de tweede vaticaanse concilie.) Zo wordt Jacques Maritain nergens genoemd, hoewel hij de meest bekende en vruchtbare, thomistisch denker was en zelfs de voornaamste franse filosoof van de eerste helft van de twintigste eeuw. Bovendien was hij één van de "vaderen" van de verklaring van de rechten van de mensen na de tweede wereld orloog. Hetzelfde lot deelt de thomistisch theoloog en apologeet Réginald Garrigou-Lagrange (welke gold als de voornaamste R.K.-theoloog van de twintigste eeuw tot het tweede vaticaanse concilie, waarna ook hij "politically incorrect" werd.) En ook als men, volgens de kritiek van Etienne Gilson, het thomisme van deze denkers als  niet "orthodox" beschouwd, is het toch moeilijk de stellen dat ze geen thomisten waren)2a. Het verbaast me dus dat er over de betekenis van Aquino wordt geschreven zonder dat deze mensen genoemd worden.

Jammer is het ook dat de recente en levensvol blooi van het thomisme onder de Amerikanse analytische filosofen aan Wissink is ontgaan2b.

Dat Aquino meer dan een theoloog is, werd zelfs tijdens de voorstelling van het boek (op 20 nov. 1998) benadrukt door niemand anders dan kardinaal Simonis. Simonis sprak van Aquino als filosoof en apologeet, noemde de encycliek Fides et Ratio en, als ik me goed herinner, maakte hij een vergelijking met de vruchten van de intellectuele invloed van C. S. Lewis, voor wie hij veel bewondering heeft. Daarnaast gaf Hirsch Ballin, voormalig minister van justitie, een lezing over Aquino en de natuurwet, waarin hij duidelijk maakte dat Aquino één van de belangrijkste rechtswetenschappers is.3

 


De inleiding/commentaar tot de teksten van Aquino

Wissink maakt hier gebruikt van de promotiewerken die werden verricht bij het Thomas Instituut. Deze teksten komen allemaal uit de Summa Theologica, het meest bekende boek van Aquino. Dit boek gaat over Bijbelse theologie en vooral over filosofie (natuurtheologie) en wordt vaak gezien als het meesterwerk van Aquino. Het is een gigantisch boek, dat een grote breedte van gebieden dekt, en toch met veel diepte (details) en consistentie. Hoewel de Summa Theologica een gigantisch boek is, is het eigenlijk alleen maar een analytisch overzicht van vragen, argumenten en tegenargumenten, waarover men meer kan vinden in andere boeken van Aquino (bijvoorbeeld de Questiones Disputatae.) Wissink behandelt iedere tekst met de volgende duidelijke en goed gestructureerde benadering:

In het algemeen heb ik de indruk dat Wissink de teksten heel goed behandeld heeft. Ik beschik over te weinig deskundigheid over de onderwerpen van vier hoofdstukken (de inwoning Gods, zelfdoding, Christo-logica en arme Jezus) en zal daar dus geen commentaar op leveren. Maar ik zal de andere drie hoofdstukken commentariëren (vijf wegen naar God, Gods alwetendheid en deugd.) Twee hoofdstukken zullen moeilijk zijn voor degene die niet bekend zijn met scholastiek: die over alwetendheid (een zwaar wijsgerig onderwerp dat moeilijk valt te behandelen in zo'n klein hoofdstuk) en die over de natuur van Christus (vanwege de nuances van de Latijnse scholastieke begrippen.)

Over de vijf wegen (Godsbewijzen) denk ik dat Wissink zich vergist door Thomas alléén als een theoloog te beschouwen en niet ook als een filosoof en systeembouwer. Maar hij geeft wel een heel goede inleiding en uitleg van de vijf wegen, en maakt het filosofisch denken van Aquino relevant in deze tijd van agnosticisme of blind geloof. Degene, die de vijf wegen nog niet kennen, kunnen hier van de behandeling van Wissink goed profiteren. Er zijn kleine details die bestrijdbaar zijn, zoals bijvoorbeeld zijn interpretatie van motus als verandering i.p.v. beweging,4 maar hij maakt volgens mij daarbij geen fout. Meer problemen heb ik met Wissink's stelling dat het citeren van Rom. 1:20  Aquino's hoofdreden is voor zijn vijf wegen, dat het gaat om Bijbeluitleg en niet om  apologetica of filosofie. Ik denk dat deze stelling onbevredigend is omdat die geen goed antwoord biedt op de drie volgende vragen:

  1. Waarom haalt Aquino Rom 1.20 niet aan in de sed contra van de Quaestio (vraagstelling), maar alleen bij de voorafgaande?
  2. Waarom wordt geen van de vijf wegen genoemd in zijn commentaar op de brief aan de Romeinen?5 
  3. Waarom worden andersom de vijf wegen en de relevante problematiek uitgebreider behandeld in "pure" filosofische of apologetische boeken van Aquino?6

Het volgende hoofdstuk gaat over God's alwetendheid en menselijke vrijheid. Het is verheugend te zien dat God's alwetendheid nog aanvaard wordt bij het Thomas Instituut, wat niet het geval is bij vele christelijke wijsgeren en apologeten (velen denken dat God de vrije daden van de mensen niet "vooraf" kan weten. Als God alles "vooraf" zou weten, dan zou alles bepaald zijn en geen vrijheid bestaan voor de mens.) In dit hoofdstuk wordt de conservatieve filosofie van Aquino verdedigt en voorzover mogelijk uitgelegd. Aquino hield vast aan de christelijke doctrine dat God eeuwig is (buiten de tijd) en dat Hij, vanuit Zijn positie buiten de tijd, alle vrije daden kon zien, alsof door een ogenblik. Dit zeg ik nu heel simpel, maar de discussie rondom de argumenten van de tegenstanders van Aquino is heel ingewikkeld en is moeilijk in zo'n hoofdstuk te samenvatten en goed uit te leggen. Ik denk dat degenen die nog niet goed bekend zijn met deze problematiek niet alles zullen begrijpen, maar ze zullen in ieder geval een goede inleiding krijgen. Wissink, zoals bij elk ander hoofdstuk over een tekst van Aquino, maakt gebruik van een promotiewerk dat verricht werd bij de Thomas Instituut. Bij dit  hoofdstuk gaat het om een werk van Harm Goris,7  die de problematiek rondom de tekst van Aquino goed behandelt en die bovendien gebruikt maakt  van de vergeten, maar talrijke nuances van het denken van Aquino om de argumenten te weerleggen van de moderne theïstische apologeten (zoals William L. Craig, Richard Swinburne en zelfs van Ed Dekker, een Nederlander van de "Utrechtse School")8 die de traditionele doctrine van God's alwetendheid verwerpen. Aquino's goed bedachte filosofie wordt hierdoor heel relevant gemaakt voor onze tijd.

Het laatste hoofdstuk waarvan ik verstand heb gaat over de deugdenethiek. Het lukt Wissink heel goed om de problematiek in te leiden en Aquino's tekst te becommentariëren. Hij maakt ook duidelijk hoe Aquino's deugdenethiek een belangrijk oplossing biedt voor het falen van de moderne ethische theorieën. Hij weet ook goed Alisdair MacIntyre te noemen, een voormalig marxistisch-filosoof die zich bekeerde tot het thomisme (de filosofie van Aquino) en die een groot voorstander is van de deugdenethiek van Aquino. Wissink heeft hier een goede kritiek op MacIntyre: hij merkt terecht op dat MacIntyre te ver gaat als hij in Aquino's deugdenethiek de oplossing ziet voor alle problemen binnen de morele filosofie, en dat Aquino's ethische theorie van de natuurwet niet vergeten moet worden, omdat deze een rationele fundering geeft voor de ethische "normen en waarden".

 


Het tonen van de actuele relevantie van Aquino

Wissink noemt, in zijn commentaar op de teksten van Aquino, veel moderne theologische problemen. Hij brengt op die manier Aquino in gesprek met moderne denkers, en laat zien hoe men met Aquino's denken de oplossingen kan vermijden van theologen zoals Barth, Rahner, Kuitert, enz., en dit in vele gebieden, van het triniteitsleer tot zelfdoding. In deze zin is het Wissink gelukt om de relevantie van Aquino aan te tonen voor de huidige  theologie. Deze discussies en vooral die over het bestaan en de alwetendheid van God of over de deugdenethiek maken ook duidelijk dat Aquino van groot belang is voor de filosofie. De relevantie van Aquino voor de filosofie had hij beter kunnen aantonen als hij de bekende boeken van Maritain niet stilgezwegen had, of van minder bekende thomistische filosofen zoals Francis Kovach (over de filosofie van de schoonheid),9 Roger Pouivet (over de filosofie van de geest)10 ...  en de huidige herontdekking en positieve herwaardering van de werken van Aquino bij de Angelsaksische analytische filosofie. Wissink's boek is vooral geschreven voor theologen, dus hoefde hij zich niet zozeer met filosofie bezig te houden. Maar men kan tot een andere gedachte komen, als men kijkt naar de culturele invloed van het thomisme in Frankrijk in de eerste helft van de twintigste eeuw en de daaropvolgende talrijke bekeringen.1  Het thomisme van Jacques Maritain was zodanig aangepast aan de moderne maatschappij dat het een groot cultureel invloed kon uitoefenen en veel mensen direct of indirect tot bekering tot het christendom leidden (alhoewel in de praktijk vaak in combinatie met andere apologetische elementen van andere vakgebieden). Dat zoveel invloedrijke intellectuelen, politici, enz. uit de anti-klerikale toenmalige franse maatschappij zich bekeerden ten huize Maritain of door de landelijke Cercles Thomiste (opgericht door Maritain en Garrigou-Lagrange) maakt duidelijk dat het thomisme de kerk ook kan opbouwen door bekeringen en dus in deze zin ook van belang is voor de theologie. Wissink heeft oog gehad voor het belang van het denken van Aquino als rationele fundering van een theologie die met zichzelf, met interne discussies bezig is. Maar hij had ook oog kunnen hebben voor het belang van zijn denken als fundering voor een apologetische theologie die een "licht van de wereld" is, de wereld positief beïnvloedt, en de kerk uit breidt.

 


Conclusie

Wissink heeft een goede inleiding tot het leven en werk van Aquino geschreven. Deze inleiding schiet helaas tekort, omdat hij Aquino tot een theoloog heeft gereduceerd en geen rekening heeft gehouden met de andere aspecten van zijn breed gedachtengoed. Dit zal misschien genoeg zijn voor theologen. Voor degenen die een uitgebalanceerde visie op Aquino willen, kan ik als aanvulling enkele Nederlandse boeken aanbevelen die Aquino als filosoof behandelen:

Daarnaast heeft Wissink de lezer goed bekend gemaakt met enkele teksten van Aquino, waarbij hij de hermeneutische problemen heeft laten zien, die het lezen van Aquino moeilijk maken. Hij heeft laten zien hoe men de teksten kan benaderen en bestuderen, en heeft er een goed commentaar op geleverd. Zijn boek is zeker geslaagd als werkboek over teksten van de Summa Theologica. Hij heeft ook daarbij de relevantie van Aquino voor de huidige problemen goed laten zien, Het boek is een welkome bijdrage tot de Nederlandse boeken over Aquino.

Bruno Gedressac

 


Noten

1. Over de talrijke bekeringen en het culturele invloed van het thomisme geef ik enkele referenties: 

 

2. Voor positieve beoordelingen van het thomisme, zie:

2a. Géry Prouvost, Thomas d'Aquin et les thomistes. Essai sur l'histoire des thomismes. Cerf, Paris, 1996, blz. 105-116.

2b. John Haldane, Analytical Thomism, speciale uitgave van de tijdschrift The Monist, Vol. 80, n. 4, Okt 1997. Zie ook : Craig Paterson & Matthew S. Pugh (red.), Analytical Thomism: Traditions in Dialogue, Ashgate, 2006.

 

3. Deze lezing van Hirsch Ballin werd achteraf gedrukt: 
E.M.H. Hirsch Ballin, "Recht voorbij de staat - Over de actuele betekenis van Thomas van Aquino" in Jaarboek 1998, onder red. van H. J. M. Schoot (Utrecht: Thomas Instituut, 1998.)

 

4. Voor een andere interpretatie van motus (als strikt lokale beweging, op basis van de context van de filosofie van Aristoteles)  zie: Stéphane-Marie Barbellion, Les preuves de l'existence de Dieu: Pour une relecture des cinq voies de saint Thomas d'Aquin (Paris: Cerf, 1999), blz. 270-272. Voor een interpretatie zoals die van Wissink, zie: Joseph Owens, "The Starting Point of the Prima Via" in  St. Thomas Aquinas on the Existence of God : Collected Papers of Joseph Owens,  onder red. van J. R. Catan (Albany, NY:State U. of New York, 1980), blz. 169-191. 

 

5. St. Thomas Aquinas, Expositio et Lectura super Epistolas Pauli Apostoli: Ad Romanos, lect. 6.
Voor een moderne en geannoteerde vertaling  zie:
Saint Thomas D'Aquin, Commentaire de l'Epître aux Romains, vert. en geann. door J-E Stroobant de Saint-Eloy, met J. Borella & G. Berceville, (Paris: Cerf, 1999), blz. 101-110.

 

6. Over Aquino's behandeling van de godsbewijzen valt teveel te citeren, ik verwijs daarom naar secondaire literatuur:

 

7. Harm J. M. J. Goris, Free Creatures of an Eternal God. Thomas Aquinas on God's Infallible Foreknowledge and Irresistible Will, (Nijmegen, Netherlands: Sticthing Thomasfonds, 1996.)
Het is alleen jammer dat Goris zelf het monumentaal werk van Réginald Garrigou-Lagrange, Dieu: Son Existence et Sa Nature, (11e herz. druk, band 2, Paris: Beauchesne, 1950) niet geconsulteerd heeft. Dit boek is vertaald in het engels, dus hij had het wel kunnen lezen; ik vraag me af of dit verbonden is met de "political incorrectness"of Garrigou-Lagrange bij de moderne Katholieke theologen.

 

8. Eef Dekker, "Die 't heden kent, de toekomst overziet", in Hoe is uw Naam: Opstellen over de eigenschappen van God, onder red. van G. van den Brink en M. Sarot (Kampen: Kok, 1995), blz. 162-183.
Dekkers' ideeën worden weergelegd door Goris.
Overigens maakt Dekker's artikel deel uit van een boek waar veel traditionele eigenschappen van God worden opgegeven. De Utrechtse School gaat uit van het gezond verstand, (wat beter is dan bij de Reformatorische Wijsbegeerte), maar helaas niet met een gezonde filosofie zoals die van Aquino. Dit leidt hen niet tot het theïsme, maar tot het neotheïsme (een tussenvorm tussen theïsme en panentheïsme.), dus schiet tekort om het christendom intellectueel helemaal te steunen.

 

9. Francis J. Kovach, Philosophy of Beauty (Norman, Okla.: Oklahoma University., 1974.)

 

10. Roger Pouivet, Après Wittgenstein, Saint Thomas (Paris: Presses Universitaires de France, 1997.)

 

© Bruno D. Gedressac, Den Haag, 1998, 2006.




UNIVERSI FINIS VERITAS!

Site Design: Copyright Pagina © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 19 aug. 1999
Pagina bijgewert op:  okt. 2006