Harry Potter en de angst voor de duivel
door
Samenvatting: In Christelijke kring is er veel ophef geweest over de boeken van J.K. Rowling, de griezelbus etc. De schrijver van dit artikel gaat op zoek naar de oorzaken, en werpt licht op de onderliggende culturele stromen die maken dat sprookjesthema's en mythisch-occulte symbolen steeds weer terugkeren in onze samenleving.
Daarnaast doet de auteur een oproep tot nuchterheid onder christenen. Heksenjachten zijn het laatste wat de Bijbel wil.
Moeilijkheid :
Navigatietips:
Algemene Disclaimer: zie onderaan
Copyright © Tjerk Muller, Groenekan, 2001
Terwijl de Pokémonrage in Digimon al aan haar tweede golf toe is, griezelbussen de schoolpleinen onveilig maken en de fans gespannen wachten op het vijfde boek in de Harry Potter-reeks, maakt Christelijk Nederland zich gevechtsklaar. Waar hebben we mee te maken; onschuldig kindervertier of een uitbraaksel van Satan zelf? Het is een vraag die menig zelfbewuste evangelische ouder bezighoudt.
Een stortvloed aan occult getint amusement breidt zich via de media uit over Nederland. Van de X-files tot Buffy the Vampire Slayer, van Doom tot Witchhaven. Men kan zich als evangelische gelovige aardig belaagd voelen door de machten van de duisternis. Welke christen-ouder vraagt zich niet af of het eigen kroost nog veilig is voor al het duivelsgeschut?
Heel wat ouders, blijkens de kalmerende artikelen die de christelijke media sierden, onder andere naar aanleiding van het fenomeen Harry Potter. De vraag of het hier om een Satanische valstrik gaat met als doel kinderen in magische praktijken te verstrikken of om een grappige vorm van vermaak maakt christelijk Nederland onderling verdeeld.
Wat is er toch allemaal aan de hand? Waarom de interesse in het mysterieuze, en van waar komt alle commotie onder christenen? Het zijn die vragen die menig christen vergeet te stellen, in de haast om een standpunt in te nemen of het hier nu wel of niet om een duivels fenomeen gaat.
Eerst de vraag: waarom voelen mensen zich aangetrokken tot het kwade, het monsterlijke en het magische? Verschillende antwoorden op deze vraag zijn mogelijk, vanuit verschillende aspecten van de werkelijkheid. Ik wil die vraag nu eens niet beantwoorden vanuit het metafysische niveau waarop duivelen en engelen zich bevinden. Daar houd ik me namelijk op grond van zekere aanbevelingen in de Schrift niet zo mee bezig. Veeleer wil ik nu eens licht laten schijnen op de zaak vanuit de psychische en culturele dimensie. Niet in de laatste plaats omdat dit een algemeen toegankelijke dimensie is, zodat het gevaar van speculatie vermindert.
Wat de psyche betreft maakt het lezen of zien van verhalen waarin mensen het opnemen tegenover duister en kwaad een confrontatie mogelijk met onze diepste angsten, zonder werkelijk bedreigd te zijn. Omdat voor ons mensen onze ogen de belangrijkste zintuigen vormen, waar veel dieren vertrouwen op tastzin, reuk of gehoor, is het de duisternis die ons het meest bedreigt. In het duister is ons belangrijkste zintuig lamgelegd, in de nacht hebben wij geen controle meer over datgene wat ons overkomt. Overdag wanen we ons veilig. We kunnen overzien wat er gebeurt; of er een roofdier in de buurt is, of een onguur type in een nauw steegje wacht. Maar wanneer het donker is, vallen onze zekerheden weg, en zijn we overgeleverd aan al wat in de schaduwen wacht. Welk kind is nooit eens bang geweest als het licht uitging, en het niet kon zien wat zich precies onder het bed bevond?
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in veel culturen (tot en met de bijbelse toe) het negatieve en bedreigende met het begrip ‘duisternis’ wordt aangeduid, en het positieve en bevrijdende met het begrip ‘licht’.
En wat was het, dat vanuit de duisternis op ons zou kunnen loeren om ons onverwacht te bespringen? Vanaf de voorgeschiedenis van de mensheid zijn we bedreigd geweest door de klauwen, (gif)tanden, hoorns, knotsen en bijlen van dieren en mensen die met ons om het bestaan concurreerden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in vrijwel alle culturen de machten die het menselijke bestaan bedreigen, vormgegeven worden met behulp van deze symbolen.
Vanaf de klassieke oudheid tot in de late middeleeuwen vinden we verhalen over goden en monsters, heksen en harpijen, trollen en kabouters. Soms spelen deze een rol in verhalen over de tragiek van het menselijk bestaan, dan weer over de wil van de mens buiten de eigen perken te treden, vaak over de strijd tussen goed en kwaad; een strijd die vrijwel altijd gewonnen kan worden door slimheid.
Dat magie een rol speelt in deze verhalen is niet verwonderlijk, daar de heidense culturen waarin zij opkomen - ook als het de middeleeuws-europese varianten van dergelijke verhalen betreft - doortrokken zijn van een vóór-modern levensgevoel, waarin geestelijke machten uitermate reëel op de materiële werkelijkheid gedacht worden in te werken.
Vandaag zet magie ons nog aan het dromen, over werelden en mogelijkheden waarvan we als moderne mensen menen dat het buiten ons bereik ligt. Zolang de kloof tussen fantasie en werkelijkheid gestand blijft, zal niemand van ons aan het toveren slaan, en het bij mooie dromen houden.
Bezien vanuit ons culturele erfgoed is het niet vreemd dat we in de moderne verhalen zoals Harry Potter restanten vinden van het oude heidendom, zoals dit leefde in de verhalen die zijn doorgegeven van generatie op generatie, en die de vormen hebben geschapen van de archetypen die we ook in onze hedendaagse vertelcultuur terugvinden; voor wie oog heeft voor het stereotiepe karakter van bijvoorbeeld de heksen zoals we die van de sprookjes van de gebroeders Grimm tot de Disneyfilms tegenkomen, valt dit type ‘occultisme’ nauwelijks serieus te nemen. En ook de demonen, doemridders en draken uit verreweg de meeste fantasieverhalen zijn weinig angstwekkend wanneer we hun culturele voorgeschiedenis onderkennen.
De scherpe afwijzing van deze stereotypische voorstellingen van het kwaad, geestelijke machten en de kosmische strijd tussen het goede en het boze, komt mijns inziens voor een deel voort uit het miskennen van de culturele overlevering van de Europese beschaving, die haar wortels in het Grieks-Romeinse en Keltisch-Germaanse heidendom heeft.
Het is geenszins verwonderlijk dat oude thema’s en voorstellingen steeds weer opduiken in de fantasie van generaties, aangezien iedere beschaving teruggrijpt op het verleden om woorden en beelden te vinden voor de machten van goed en kwaad die een rol spelen in het leven. Zo is ook de voorstelling van engelen in de literatuur van de Bijbel aantoonbaar beïnvloed door Perzische ideeën over beschermgeesten. Waar de oudste voorstellingen engelen voorstellen als ‘mannen’, komen in latere teksten engelen met vleugels in omloop. En onze eigen hardnekkige voorstelling van de duivel als getooid met hoorns en lopend op bokkenpoten is afkomstig uit de Griekse mythologie, naar aanleiding van beelden over de satyrs, die de wijngod Dyonisios zouden omringen.
Het is trouwens opmerkelijk dat exact dezelfde voorstellingen zoals we die in seculiere verhalen vinden, ook opgeld doen in de christelijke roman. Met name in evangelische en pinksterkringen waar alles wat maar naar magie riekt de fatwa ‘occult’ over zich krijgt uitgeroepen, hebben de spirituele thrillers van Frank Peretti gretig aftrek gevonden. De romans van deze schrijver doen met hun beschrijvingen van demonen en draken in gruwelniveau niet onder voor een seculier spookverhaal. Apocalyptisch griezelen kan inmiddels ook, nu toekomstvoorspellers als Hal Lindsey en Tim LaHaye de markt in christelijke romans hebben ontdekt. Het is veelzeggend dat juist in het milieu waar men bang is dat kinderen de Harry Potter-reeks als magisch handboek zullen nemen, men tevens christelijke fictieve horror leest als gezaghebbend inzake geestelijke realiteiten.
De hype rond fantasiewerelden en speelgoed zou daarom wel eens meer over ons christenen dan over ‘de wereld’ kunnen zeggen. We projecteren de angsten in onszelf op zaken buiten ons, om op die manier dat wat ons bedreigt bevattelijk en grijpbaar te maken. Net zo goed als men vrijzinnigheid, seks voor het huwelijk, of de Paarse politiek identificeert met het ultieme kwaad, wordt op het gebied van het kinderlijke een serie als Pokémon of een boekenserie als Harry Potter als zodanig geduid.
Zo ontstaat er om de zoveel tijd een heksenjacht op een nieuw duivels fenomeen. Het heeft soms iets weg van het bijgeloof dat aan de volksmassa’s van de Middeleeuwen toegeschreven wordt. Als iets verkeerd, ongezond, of slecht is, dan kunnen we dat eenvoudig benoemen, en beargumenteren. Niemand in Nederland is verplicht de eigen kinderen met Pokémon of Harry Potter te laten spelen. Er kunnen duizend en één redenen zijn waarom iemand dergelijk speelgoed niet geschikt vind voor kinderen, maar dat geldt evenzogoed voor ander speelgoed.
Dat occult getint materiaal bij christenen een alarmbelletje doet rinkelen, valt slechts positief te waarderen. We hoeven echter niet achter elk gezelschapsspel, video of roman met mythologische inhoud een demon te zien.
We zijn deze doordenking van het fenomeen van de angst voor het magische en duistere begonnen met de menselijke psyche. De mens is bang voor de machten en monsters die hem bedreigen. De Schrift benoemt de duisternis, maar wijst het ermee bezig zijn resoluut af. Zelfs het zoeken van de confrontatie met de boze wijst Gods Woord van de hand (Judas vs.9). Ik zou wensen dat evangelische christenen dat meer ter harte zouden nemen.
Waar de Bijbel het demonische onder woorden brengt is dit juist om de aandacht op God te vestigen, die in Christus getoond heeft sterker te zijn dan de machten van de chaos en de hel (vgl. Col.1:16; 2:15-17; Ef.1:20-23). De overdreven aandacht voor het occulte zoals die in veel christelijke groeperingen te vinden is lijkt me dan ook juist de weg waar de Schrift vanaf wijst. Satanische machten herkennen is één ding, gefascineerd zijn door het occulte een ander. Zijn we nog wel méér in Christus geïnteresseerd dan in de duivel?
Daarnaast waarschuwen de Geschriften, wanneer ze dan wijzen op de duivel, primair voor de verleidingen van het eigen hart. Dit wordt al direct duidelijk bij de verzoeking van Jezus in de woestijn. Hier woedt geen strijd zoals in de boeken van Peretti, maar een worsteling van de mens met zijn eigen ambities, verlangens en overwegingen tegenover de gehoorzaamheid aan God.
Duiveluitdrijvingen zijn een teken van het aanbreken van het koninkrijk van God. ‘Jesus ist sieger!’ krijste de demon in het gezicht van pastor Johann Christoph Blumhardt toen het zijn strijd om een van diens gemeenteleden tenslotte moest opgeven. Zeker, Jezus bevrijdt, ook vandaag nog.
Evenwel vinden we geen instructieboek in de Bijbel hoe wij duivels moet uitdrijven. Eénmaal vinden we in de mond van de Heer dat gebed en vasten een rol hierin spelen (Mc.9:29). Uitvoerig daarentegen vinden we in de Schrift hoe men zich als christen tegenover elkaar en in de wereld heeft te gedragen, en verschillende opsommingen van zonden waarin we kunnen lezen welke karaktertrekken en neigingen we dienen kwijt te raken. Het lijkt me duidelijk waar voor ons de prioriteiten liggen, en welk gevecht we moeten opzoeken. De grootste duivel koesteren we volgens de Schriften namelijk aan ons eigen hart. ‘Geeft de duivel geen voet’ is niet allereerst een oproep fantasiekaartjes te verbranden of sprookjesboeken uit te bannen, maar een gebod de waarheid te spreken, niet te zondigen wanneer we kwaad op iemand zijn, eerlijk ons brood te verdienen, geen vuil te spuien en elkaar te vergeven (Ef.4:22-32).
Voor wie wil strijden tegen de ‘overheden en machten, overheden van deze wereld en van de duisternis van de huidige era, tegen de boze geesten in de lucht’ is er de hele brief aan de Efeze om uit te doeken te doen hoe men zich als soldaat in het leger van Christus heeft te gedragen. De inoefening van Christus is de geestelijke strijd.
Na de vaststelling dat de duivel rondtrekt als een briesende leeuw stelt de Petrusbrief dat degene die doordrongen is van het besef dat hij om Christus’ wil moet lijden, de verleiding kan weerstaan om in het aangezicht van foltering en verdrukking de Heer te verloochenen (I Ptr.5:9). De navolging van Christus’ lijdensweg is het diepste weerstaan van de duivel.
De navolging van Christus uitwerken in het eigen leven en karakter is uiteraard heel wat minder spannend dan op heksen jagen, demonen uitdrijven en naar het duistere speuren in de wereld. Maar de bijbel schildert de gelovige dan ook niet als superheld zoals we die in de stripboeken tegenkomen, strijdend tegen de machten van het kwaad. Een christen is bedoeld als echt mens, van vlees en bloed, zoals Jezus ook was.
Vele christenen zijn vandaag net als de bijgelovige volksmassa’s in de middeleeuwen intensief bezig met het occulte; dit is niet iets van de laatste tijd. Waren het in de jaren ’70 en ’80 rockbands als Led Zeppelin en AC/DC, en speelgoed als He-man en Thundercats die de gemoederen in beweging brachten; tegenwoordig rapporteren alle christelijke media over de commotie rond Pokémon en Harry Potter.
We hebben de weg afgelegd vanuit de nevelen van de menselijke geschiedenis naar het heden en gezien hoe verschillende voorstellingen van het kwaad zich hebben kunnen ontwikkelen. We hebben de psychische factoren verkend die een rol spelen in de menselijke omgang met het kwaad. We hebben daarnaast kritisch gekeken naar onze eigen christelijke fascinatie voor het duistere en het magische.
Tenslotte hebben we bekeken welke weg de Schrift wijst in de strijd tegen het kwaad. We hebben gezien dat in weerwil van het populaire verstaan van uit het verband gerukte Schriftplaatsen de Bijbel geen worstelpartijen met demonen aanraadt, maar integendeel; we worden in Gods Woord op Christus en de navolging van zijn gehoorzame lijdensweg gewezen.
Laten we ons dus concentreren op Christus, en al het andere als secundair beschouwen. Uiteindelijk zijn wij het niet die hoeven te vechten, maar strijdt Christus voor ons. Er zijn duistere machten in het leven, en we dienen deze dan ook te onderkennen. We dienen ons er echter niet op blind te staren of te fixeren.
Als vrije mensen (vrijgezet in Christus) kunnen we in onderscheidingsvermogen kiezen wat we wel tot ons nemen, en wat niet. Elke ouder maakt keuzes voor zijn kinderen, en ook in deze materie mogen we ons vrij voelen bepaalde lectuur of vormen van vermaak kritisch te beoordelen. Laat ons dus niet alleen waakzaam zijn, maar ook nuchter. We kunnen als christenen best ons onderscheidingsvermogen oefenen, zonder bij iedere nieuwigheid wederom een negatieve hype te creëren.
Copyright © Tjerk Muller, Groenekan 2001
Aan dit artikel verwante publicaties:
Aantal bezoekers sinds 25 augustus 2001:
Pagina Layout: Copyright ©
1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 25 augustus 2001
Pagina bijgewerkt op: 19 januari 2002
Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek
(verder aangeduid met: "de stichting") om
wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de
evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te
geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz.
vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting.
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische,
irrationele, bijgelovige, occulte, enz.) eigenschappen aan bepaalde groepen,
stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om
stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen.
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat
de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen.
Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en
de
stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.