door
Navigatietips:
© Willem Vreeken, Utrecht, november 1998.
In dit artikel wil ik een uiteenzetting geven over de rol die de apologetiek heeft gespeeld in de vroeg-christelijke kerk. De christelijke kerk is zoals bekend, begonnen met de discipelen van Jezus van Nazareth. Deze mannen woonden in het land Israël, een uithoek van het grote Romeinse Rijk. Zij hingen de joodse religie aan en hoopten dat er een Messias zou opstaan, die hen zou bevrijden van de overheersers. Jezus van Nazareth schiep hoge verwachtingen toen hij in Israël vele wonderen deed en veel aanhangers kreeg. Tot bijna ieders teleurstelling werd hij opgepakt en gekruisigd. Einde verhaal zo leek het. Echter na drie dagen zou hij weer levend geworden zijn, en hij zou zijn discipelen de opdracht hebben gegeven over de hele wereld van hem te vertellen. In drie eeuwen tijd verspreidde de christelijke kerk zich als een olievlek over het Romeinse Rijk. In 312 gaat keizer Constatijn over tot de christelijke religie. Aan het eind van de vierde eeuw werd deze van oorsprong 'joodse sekte' de staatsreligie van het Romeinse Rijk.
De christelijke kerk gebruikte naast het direkte getuigenis de apologetiek om het geloof te verbreiden. Apologetiek is een verstandelijke uitleg om het christendom aannemelijk te maken. Apologeten waren de wijsgerige verdedigers van het christelijk geloof en waren tegelijkertijd zeer goed op de hoogte van de toenmalige filosofie, literatuur en retorica. Ze ruimden vooroordelen en kritiek uit de weg door geschriften en via debatten. Zo kon het christendom zich onderscheiden van irrationele religies, sekten en filosofieën die nu reeds lang verdwenen zijn. Veel heidense filosofen die teleurgesteld waren in de filosofie, zagen het christendom als de vervulling van hun zoeken. Ook politici op hoog niveau gingen over tot deze nieuwe religie. Apologeten baanden zo de weg voor het christendom in de toenmalige cultuur, welke kritisch en bij tijden vijandig tegen deze nieuwe religie stond. Belangrijk is te vermelden dat de apologetiek niet allen gericht was tegen ideeën buiten het christendom (heidendom, stoïcisme, sommige griekse filosofieën) maar ook tegen ideeën binnen de kerk, tegen ketterijen (montanisme (1), gnosticisme...).
In het nu volgende zullen een aantal apologeten worden besproken die leefden in de eerste eeuwen na Christus, te beginnen met Quadratus.
Quadratus kwam uit Klein-Azië, het tegenwoordige Turkije, hij was een discipel van de apostelen. Hij bood in 124 of 129 keizer Hadrianus (117-138) een schriftelijk pleidooi aan voor het christelijk geloof.
Aristides was een Atheense filosoof. Hij probeerde ook de publieke opinie te beïnvloeden ten gunste van de nog tere christelijk kerk (zeer waarschijnlijk ook ten tijde van keizer Hadrianus). In zijn verdediging van het christendom bestrijdt hij het polytheïsme met rationele argumenten en verklaart God te hebben leren kennen door de orde in de kosmos. Hij werd in zijn denken over God beïnvloed door Plato. Plato betoogt onder andere dat het universum uit chaos door God werd geordend.
Hij gaf ook een soort geloofsbelijdenis uit, die als volgt luidt: "Wat de christenen betreft, zij vinden hun oorsprong in hun Heer Jezus Christus. Van Hem belijden zij, dat Hij de Zoon van de allerhoogste God is die door de Heilige Geest uit de hemel neerdaalde, geboren werd uit een maagd en vlees geworden is. Zo leefde daar in een mensenkind de Zoon van God... Deze Jezus werd door de joden gekruisigd, is gestorven en begraven. Zij geloven dat Hij na drie dagen opgestaan is en ten hemel gevaren is. Ook erkennen zij God als Schepper van alles. In Hem en uit Hem zijn alle dingen.' (2)
De kerkvader en apologeet Justinus leefde in de tweede eeuw en werd onthoofd in Rome in 167. Justinus die voor en na zijn bekering filosoof was, wilde het christendom aanvaardbaar maken voor heidenen en Joden. Justinus is net als de meeste vroege kerkvaders positief over de menselijk rede. Hij schrijft: "Toen hij (God) de mens schiep, begiftigde hij hem met het vermogen van verstand, van het kiezen van de waarheid, ..." (Apologie 1, 28). Justinus benadrukt hiermee de mens als beelddrager Gods. Hij is zelf door de rede en de filosofie op de drempel van het christendom gebracht. Via de Stoïcijnen en andere filosofen komt hij bij Plato terecht. Het doel van de Platonische filosofie is God te zullen aanschouwen. Daarom is zijn volgende stap de meditatie, en bij 'toeval' ontmoet hij dan iemand die hem inderdaad de weg naar God wijst: De God van de Schriften die getuigen van de Christus die is gekomen in Israël. De filosofie is voor hem een inleiding tot het christelijk geloof.
Hij schrijft ten aanzien van de historiciteit van Jezus' kruisdood aan keizer Antoninus Pius (138-161) (ca. 150): "...en dat deze dingen zo waren, kunt u vernemen uit de 'Handelingen' die werden opgetekend onder Pontius Pilatus....Dat hij deze wonderen verrichtte, daarvan kunt u zich gemakkelijk overtuigen uit de 'Handelingen' van Pontius Pilatus" (Apologie 1, 48). Blijkbaar werden deze 'Handelingen' van Pontius Pilatus bewaard in archieven en kon de keizer die zo opzoeken.
Justinus was een onafhankelijk leraar die een school stichtte in Rome om de kerk te dienen. Hij gaf onderricht aan christenen en belangstellende heidenen.
Clemens doceerde in de tweede helft van de tweede eeuw aan een katechetenschool in de wereldstad Alexandrië. Clemens volgde Pantaenus op, een christen-filosoof. Clemens had ongeveer dezelfde ideeën over geloof en verstand als Justinus. Hij deed een beroep op wat mensen concludeerden over God door middel van de hen omgevende wereld. Gods bestaan kan men met behulp van de rede kennen. Clemens wilde het christelijk geloof aanvaardbaar te maken voor intellectueel ontwikkelde mensen. Hij slaagde daar zeer wel in, dit mede door zijn grote kennis van de Griekse literatuur, vooral van Homerus en Plato. Hij vergeleek de filosofie met de wet van Mozes. Zoals de wet van Mozes een leermeester was om tot Christus te komen, zo kon de filosofie de weg banen om tot Christus komen. Dit bleek zoals reeds vermeld in de praktijk. De Grieken kenden de Joodse Wet immers niet, wel kenden ze "de onbekende God" (De apostel Paulus verwijst hier al naar als hij in Athene is, zie Hand. 17:23). De filosofie mag volgens Clemens geen doel zijn op zichzelf, het doel is Christus.
Clemens gebruikte de Griekse filosofie ook om het Gnosticisme te bestrijden. Hij bestrijdt deze ketterij die een esoterische gnosis (3) voorstaat en verdedigt het christelijk geloof als de ware gnosis. De gnosis is bij Clemens het tot intellectuele rijpheid gekomen geloof. Het is een der wegen - niet de enige weg - tot christelijke volmaaktheid. Een christen kan ook volmaakt zijn als vrome, als deugdzame of als martelaar. Volmaakt in alle opzichten tegelijk is slechts een mens geweest: Hij die, om onzentwil mens geworden, de mensheidsidee volkomen heeft vervuld (4). Hieruit blijkt dat Clemens een evenwichtige bijbelse visie vertoont ten aanzien van de rol van het verstand, hij is niet uit op vergoddelijking van het verstand, maar verafschuwt ook niet het verstand, hetgeen zou leiden tot een irrationeel christendom.
Deze kerkvader werd geboren rond 185 in Alexandrië. Hij heeft een christelijke opvoeding gehad. Hij wordt door velen gezien als de grootste geleerde van de vroege kerk en hij heeft de meeste boeken geschreven. Origines volgde Clemens op als hoofd van een katechetenschool in Alexandrië. Omdat er ook niet-christelijke leerlingen op zijn school kwamen, moest hij zich in de filosofie verdiepen.
Deze Origines heeft eveneens apologetische vruchten afgeworpen: hij schreef rond 250 acht boeken tegen de filosoof Celsus, een felle tegenstander van het christendom. Hij drukt zich met name uit in platoonse begrippen, de filosofie van zijn tijd. Origines wordt er wel van beschuldigd dat hij een christen was in zijn leven, maar een heiden in zijn denken. Wie Origines leest in zijn commentaren, in zijn preken en in zijn verdediging van het christendom tegen Celsus, krijgt de indruk een door en door christelijk denker voor zich te hebben, die telkens treft door de diepte van zijn geloof en de zedelijke ernst die daar achter staat. De gnosis van Origines heeft - dat is onmiskenbaar - een sterk intellectualistische inslag. Hij stelt bijvoorbeeld het 'paradijs' voor als een soort collegezaal, waar ons de samenstelling van het heelal in al zijn onderdelen zal worden verklaard. Maar nooit heeft hij het denken van het leven losgemaakt. Ja, als men iets kenmerkend voor Origines zou willen noemen, dan zou het juist dit moeten zijn: de voortdurende levende eenheid van leven en van denken. Het doel van Christus' komst op aarde was, zegt Origines: de mensheid af te wenden van een stortvloed van zonden; en geen ander dan Hij heeft ooit dit doel bereikt. Voortdurend is zijn eigen aandacht hierop gericht, de ziel te bewaren voor het kwaad, te strijden tegen neertrekkende invloeden, te komen tot een groter zuiverheid van leven, groter zachtmoedigheid, vastheid van karakter en liefde tot mensen (5).
In dit artikel zijn een aantal apologeten besproken die het christelijk geloof aanvaardbaar wilden maken voor twijfelaars en zoekenden in de eerste periode van de jonge kerk. Er zijn nog vele apologeten uit deze periode die niet besproken zijn, en wellicht zullen die op een later tijdstip op deze site worden besproken. Er valt namelijk veel te leren van deze mensen, aangezien het christelijk geloof heden ten dage voor vele mensen als niet aanvaardbaar wordt gezien (en de kerk kleiner wordt, maar welke in de eerste eeuwen juist stormachtig groeide). Dit is voor een belangrijk deel te wijten aan de christenen zelf, die het belang niet zien van het aanvaardbaar maken van het christelijk geloof, zoals de vroege apologeten dat deden. Deze vroege apologeten waren vaak zelf door een lange zoektocht tot het christelijk geloof overgegaan, en wisten van de vooroordelen tegen het christelijk geloof. Zij hadden oog voor de context waarin mensen leefden: de maatschappij, de heersende filosofieën, de literatuur, de kunst; daardoor worden mensen beïnvloed. Vandaag is dat net zo, daar is de wetenschap bijgekomen. Veel christenen vandaag houden daar geen rekening mee (daar zit ook een stukje luiheid bij), en nemen veelal een antithetische houding aan naar niet-christenen: 'Mensen moeten geconfronteerd worden met het Evangelie'. Aan niet-christenen wordt verteld dat ze zondaars zijn en dat Jezus hen kan verlossen en een nieuw leven kan geven. Voor velen klinkt dit als een boodschap van een andere planeet, het is onbegrijpelijk, of het is veel te simpel. Dat komt, omdat er nog vele vragen aan voorafgaan, die overgeslagen worden: over het bestaan van God, het ontstaan van dit heelal, het bestaan van morele waarden, de betrouwbaarheid van de Bijbel, etc.
De vroege apologeten waren nog niet beïnvloed door bepaalde later ontstane dogma's die een stempel hebben gezet op bepaalde delen van de christenheid. Ik denk hierbij met name aan het dogma van de absolute verdorvenheid van het verstand. Alleen door verlichting van de Heilige Geest zou kennis mogelijk zijn. Daardoor kunnen niet-christenen geen ware kennis opdoen, tenzij ze tot God gaan en zich bekeren. Paulus leert echter in Rom.1:20-23 andere dingen, God is in bepaalde mate te kennen door het verstand, ook door niet-christenen. Op deze site in het artikel 'Atheïsme en cognitieve dissonantie' gaat Jacques van der Meer ook indirect (in) op deze kwestie in(hoewel hij deze bijbeltekst niet expliciet noemt).
Willem Vreeken
Montanisme was een charismatische beweging binnen het christendom. Over Montanisme uitgebreider elders op deze site: het artikel van B.D. Gedressac over tongentaal.
Uit: Handboek van de geschiedenis van het christendom, dr. Auke J. Jelsma (Ned. bewerking), 1979, J.N. Voorhoeve, Den Haag (vert. van The History of Christianity, dr. Tim Dowley, 1977, Lion Publishing, Berkhamsted, Herts, Engeland), pag. 113
Esoterische gnosis houdt in dat men het behoud alleen kon verkrijgen door middel van geheime kennis(=gnosis). Alleen ingewijden hebben deel hieraan. Esoterisch betekent: 'naar binnen gericht'.
Uit: Stromates IV, 21,130
Uit: Wijsgerige aspecten van het vroeg-christelijk denken, kleine geschiedenis van de patristische en vroeg-middeleeuwse wijsbegeerte, dr. C.J. de Vogel, 1970, Wereldvenster, Baarn, pag. 34/5
© Willem Vreeken, Utrecht, november 1998.
Aantal bezoekers sinds 13 november 1998:
UNIVERSI FINIS VERITAS!
Pagina Layout: Copyright ©
1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 13 nov. . 1998
Pagina bijgewerkt op: 1 maart 1999