actueel36b.gif (1487 bytes)

2000

 

Navigatietips:   als u tot deze pagina toegang kreeg via een link van buitenaf (bijv. via een search engine), dan kunt u hier de nederlandse homepage van de stichting vinden

Algemene disclaimer: zie onderaan

 

Overzicht:

 

 

 



Bekeringen en de aantrekkingskracht van de liturgie - 30 dec. 2000

Het tweede nummer van Ex Umbris - het dit jaar opgerichte tijdschrift van de theologische faculteit Tilburg - is gewijd aan de 'nieuwe katholieken'. Uit de drie bijdragen valt op te maken dat dat niet alleen mensen zijn die zich pas hebben bekeerd tot het rooms-katholieke geloof, maar ook geboren katholieken die hun geloof anders verstaan dan gebruikelijk. 

'Chic katholiek' luidt de titel. Tegenwoordig heet het 'chic' om in contact te komen met iets wat buiten het beheersbare valt. Het blad verwijst naar 'intellectuelen', 'bekende Nederlanders', 'schrijvers' als Vonne van der Meer, Willem Jan Otten, Désanne van Brederode en Renate Dorrestein. Filosofiedocent Harald van Veghel schrijft dat de nieuwe katholieken 'chic' worden genoemd omdat zij belang hechten aan het niet-rationele van de religie, aan de zinnelijke beleving van de liturgie. Bij hen zou de esthetiek, de zinnelijkheid van de vorm zelf opnieuw op de voorgrond treden. Opnieuw. Want Van Veghel meent dat dat nu juist de zaken zijn die de afgelopen jaren naar de achtergrond zijn gedrongen door de overheersende strijd tussen progressief en conservatief in de rk kerk. Die strijd ging om een zaak waarover de partijen het onuitgesproken eens waren: de overtuiging dat de kerk vooral een ethische opdracht heeft. De progressieven verstaan die opdracht vooral politiek en maatschappelijk, terwijl de conservatieven meer nadruk leggen op de morele overtuiging van de enkeling. 

Van Veghel ziet in deze concentratie op het ethische een functionalisering van het geloof: 'de brug van het geloof naar de moderne cultuur'. Kerkelijke gezagsdragers wordt alleen nog gevraagd naar hun opvattingen over seksualiteit, abortus, euthanasie en over de schulden van de derde wereld. ,,Ook al spreekt men die opvattingen graag tegen, hier heeft men een gemeenschappelijke discussie.'' 

Een ander nadeel van de nadruk op ethiek is 'een verschraling van de vorm'. 'Het zinnelijke - wierook, betoverende gezangen - 'verdwijnt in de reflexie'. ,,Gaandeweg wordt de religie uitgekleed. De vormrijkdom van christelijke kunst en liturgie wordt verdrongen door markten met kraampjes en voorlichtingsfolders.'' 

De 'nieuwe katholieken' zijn volgens Van Veghel in zoverre 'nieuw' dat zij zich onttrekken aan de polarisering tussen progressief en conservatief, en juist belang hechten aan de symbolen en rituelen die in die tegenstelling verloren dreigen te gaan. Als voorbeeld neemt hij de dichter-schrijver Willem Jan Otten wiens Wonder van de losse olifanten, een 'rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie', vanuit de oude kampen niet te begrijpen is. Ottens rede beoogt volgens Van Veghel weliswaar een geloofsverdediging, maar 'wat Otten verdedigt is precies niet de redelijke inzichtelijkheid van het geloof'. Otten schrijft: ,,Wát er geloofd wordt is niets als er niet geloofd wordt.'' 

(...)

 

Uit het artikel 'Niet-rationeel, zinnelijk en chic: nieuw-katholiek', Trouw, 30 dec. 2000.

Zie ook :

 


Velema onderstreept noodzaak van apologetiek - 28 dec. 2000

SOMEREN – „De apologeten hadden Bavinck en de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek niet. Ze hadden de filosofie van de Vrije Universiteit niet.” De christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar dr. W. H. Velema wil daarom een lans breken voor de apologeten, de mannen „die de eerste schreden op het pad van de dogmatiek zetten.” Hij sprak gisteravond in Someren tijdens de winterconferentie van de CSFR over de apologeten in de vroegchristelijke kerk.

Typerend voor het werk van de apologeten is volgens dr. Velema dat zij zich richtten tot de romeinse keizer en via hem tot de rechters. „Hun apologie was naar buiten gericht. Zij droeg het karakter van een verweerschrift.” Voor de apologeten raakte het christelijk geloof zowel het belijden als het beleven, stelde Velema. „Zij gingen niet enkel negatief, verdedigend en bestrijdend te werk. Hun apologie droeg ook een belijdend karakter. Zij werden gedragen door een diepe geloofsovertuiging. Hun diepste motief was het geloof aan de ander te betuigen.

Brug

De emeritus noemde Justinus Martyr als een van de belangrijkste vroegchristelijke apologeten. Martyr, die op 30-jarige leeftijd tot het christendom overging, probeerde vanuit zijn platoonse opleiding een brug te slaan naar het christendom, zonder de uniciteit van het christendom daarbij uit het oog te verliezen. Dr. Velema heeft respect voor deze pogingen, al „hebben de apologeten te veel de brug geslagen.”

Toch vindt de lector het niet terecht dat prof. dr. A. P. Bos van de Vrije Universiteit (VU) onlangs in deze krant kritiek leverde op de kerkvaders. Volgens Bos was er geen alternatief voor het Griekse intellectuele denksysteem. De kerkvaders werden echter beïnvloed door de Griekse cultuur, terwijl er van beïnvloeding in omgekeerde richting geen sprake was.

Dr. Velema is het eens met Bos dat er geen alternatief was, maar bestreed dat de apologeten zich te veel hadden laten beïnvloeden. „Zij zetten de eerste schreden op het pad van de dogmatiek, zij moesten alles zelf systematisch uitdenken.” Velema vond Bos' kritiek een typisch voorbeeld van purisme. „Hij wil dat men het in het begin net zo helder zei als wij het nu kunnen. Maar de apologeten hadden de filosofie van de VU toen niet.”

(...)

Verwaterd

(...)

Een dergelijk getuigenis durft dr. Velema over christelijk Nederland niet te geven. „Het christendom in Nederland is verwaterd en verslapt.

De emeritus hoogleraar vindt dat de apologeten met dergelijke uitspraken niet hoogmoedig waren. „Dat kan zo schijnen, maar er wordt hier heel duidelijk een levenswijze getypeerd in onderscheiding van de wereld. Kwamen we dat onder ons maar meer tegen en durfden wij maar voor het christelijk geloof uit te komen zoals zij dat deden.

'Dr. Velema verdedigt pioniers van dogmatiek'Reformatorisch Dagblad, 28 dec. 2000

Zie ook :

 


Dieperink stelt SoW-rapport aan de kaak - 28 dec. 2000

SoW-rapport spreekt klassieke belijden tegen.

Het is onbegrijpelijk dat van orthodoxe zijde geen luid protest is gekomen tegen het onlangs verschenen rapport van de SoW-kerken over de verzoening, vindt drs. M. Dieperink. Volgens haar sluit het rapport, dat op 1 december door de triosynode is aanvaard, op het eerste gezicht inderdaad aan bij bijbelse noties en de klassieke belijdenis. „Maar naarmate wij het grondiger bestuderen, blijkt de orthodoxie, alhoewel minder radicaal dan bij prof. Kuitert en prof. Den Heyer, steeds meer te verdwijnen in een moeras van moderne gedachtegangen.”

Er wordt in het rapport een aantal belangrijke bijbelse noties aangaande Jezus Christus genoemd. Jezus is Christus, Heer en Verlosser en Zoon van God. Ook zijn godheid wordt beleden. Het kan toch moeilijk nog orthodoxer. Maar het probleem bij de moderne theologie is dat men nog wel bijbelse begrippen gebruikt, maar aan die begrippen een andere invulling geeft. De vraag is dus wat de schrijver bedoelt met de godheid van Jezus.

Nee, niet dat Hij God en mens is, zoals het klassieke belijden dat verwoordt. We lezen: „Jezus 'is' niet God, Hij is de Zoon van God en in die zin goddelijk” (pag. 4). Wat er met die goddelijkheid dan wordt bedoeld, is nog niet duidelijk. We zijn als gelovigen zonen van God, maar we zijn niet goddelijk. We krijgen nadere uitleg: Dat Jezus Heer wordt genoemd, „betekent niet dat Jezus de plaats van God inneemt en God als het ware vervangt, maar wel dat Hij deelt in Gods koninklijke heerschappij” (pag. 3). Op deze wijze kun je Jezus als mens beschouwen, want ook als mens kunnen we delen in Gods heerschappij. We zullen met Christus als koningen heersen.

Verderop lezen we dat „in Jezus het Woord vlees is geworden” (pag. 11). De proloog van Johannes zegt het iets anders: Jezus is het vleesgeworden Woord. Deze kleine verandering kan een groot verschil uitmaken. Want soms leggen moderne theologen de omschrijving dat „in Jezus het Woord vlees is geworden” als volgt uit: „Jezus was een mens in wie God aanwezig was.”

Goddelijke oorsprong

Er zijn uitspraken in het rapport waaruit men kan concluderen dat men op dezelfde manier Jezus beschouwt als een bijzonder mens in wie God tegenwoordig was. We lezen: „In Jezus handelt God, is God aanwezig en komt God tot ons” (pag. 4). En later: „De rechtvaardige en liefdevolle God is in Hem present. Zijn menszijn is de menselijke gelijkenis van Gods rechtvaardigheid en liefde. Deze presentie is niet tot zijn leven op aarde beperkt gebleven. Hij is opgestaan en leeft bij God” (pag. 10).

(...)

Nieuwe beelden

De schrijver, prof. Muis, legde tijdens de bespreking uit dat hij met de uitspraak dat Jezus God niet 'is', bedoeld heeft te zeggen „dat er tussen Jezus en God geen isgelijkteken te zetten is: dan zou de hemel leeg zijn geweest toen Jezus op aarde was.” Hieruit blijkt dat hij geen weet meer heeft van een drieënige God.

Nadat de schrijver heeft vastgesteld dat de kerk zich in haar belijden heeft aangesloten bij de wijze waarop Johannes heeft getuigd van de eenheid, vervolgt hij: „Daarbij komt het er wel op aan dat wij dergelijke termen en zegswijzen goed verstaan” (pag. 4). Hier komt de aap uit de mouw. De schrijver relativeert het belang van klassieke formuleringen. Hij is van mening dat er in onze tijd nieuwe beelden en interpretaties nodig zijn. „Deze (wetenschappelijke) doordenking sluit aan bij de bijbel en de belijdenissen en de dogma's van de kerk, maar op een eigen, zelfstandige en kritische wijze” (pag. 13). Deze eigen en kritische doordenking betekent dat men anders gaat denken over de godheid van Jezus Christus en in wezen het klassieke belijden verlaat.

Volgens de schrijver staat de Bijbel vol met metaforen, beelden (pag. 16). Natuurlijk is het zo dat de Bijbel beelden gebruikt. Als God een rots wordt genoemd, is dat inderdaad een beeld. In het rapport wordt echter te veel tot metafoor verklaard. Zondeval, erfzonde, hemel en hel, en maagdelijke geboorte komen niet eens meer te sprake. De duivel, het kruis en de verlossing door het bloed, dat alles wordt, in tegenspraak tot het klassieke belijden en het bijbelse denken zelf, tot metafoor gemaakt.

Symbool

De duivel is volgens het rapport een symbool. „In onze belijdenissen is het kwaad samenvattend aangeduid als duivel, zonde en dood, geladen woorden met een grote symbolische kracht” (pag. 5). Op deze wijze verdwijnt het werkelijke zicht op het verlossingsplan. Dit wordt pas duidelijk als we beseffen dat we door de zondeval en de erfzonde de gemeenschap met God hebben verloren en aan de duivel, de dood en hel zijn onderworpen. Daar kon alleen Gods Zoon zelf ons van bevrijden, dat kon geen mens doen

In diepste wezen verdwijnt het verlossingswerk van Christus aan het kruis als een heilsgebeuren achter de theologische horizon. Dat Jezus ons door Zijn bloed te vergieten heeft verlost, wordt tot metafoor gemaakt. Wie nog wil geloven dat de verzoening is bewerkt doordat Jezus daadwerkelijk Zijn bloed heeft vergoten, wordt beschuldigd van magisch denken (pag. 17). Op lasterlijke wijze maakt men op deze manier Gods werk tot magie.

De schrijver zegt niet meer dat we verlost zijn door de kruisdood van Jezus, maar verandert dat in: „De zonde wordt ons afgenomen door Jezus die zijn leven geeft, die zijn eigen lichaam prijsgeeft tot in de dood” (pag. 17). Zijn dood aan het kruis heeft in het rapport betekenis als een voorbeeld van onbaatzuchtig leven tot aan de dood toe. Zijn dood wordt niet meer letterlijk als een offer verstaan (pag. 8), maar zijn gehoorzaam leven tot aan de dood was het offer. Omdat het leven en sterven van Jezus als onze vertegenwoordiger bij God onbaatzuchtig was, heeft God daar wat mee gedaan. God heeft de relatie met ons hersteld.

Hart weggesneden

(...)

Dit wil helaas niet zeggen dat daarom het rapport theologisch verantwoord is. De tijd is voorbij om te twisten over minder belangrijke geloofszaken, maar hier is het fundament van het christelijk geloof in het geding.

De auteur is theologe en publiciste.

Uit het artikel van M. Dieperink, 'Van heilsgebeuren tot metafoor', Reformatorisch Dagblad, 28 dec. 2000

Zie ook :

 


Werk van Erlo Stegen eigenlijk verwant met pinksterbeweging - 28 dec. 2000

BIELEFELD – De theologie van Kwa Sizabantu (KSB), het zendingswerk van Erlo Stegen, past goed in de pinksterbeweging. Tot deze conclusie komt Joachim Rosenthal in zijn boek ”Kwasizabantu”, dat onlangs het licht zag. Volgens Rosenthal, die zich baseert op boeken die KSB steunen, rust de opwekkingsprediking van Stegen op een „theologie van de ervaring.” Daarmee voltrok zich echter een „geestelijke catastrofe.” „De blikrichting verschoof van Christus naar de gelovige en zijn gevoel.”

Rosenthal, voorganger van een vergadering van gelovigen in Schwäbisch Gmünd, schreef het Duitstalige boek ”Kwasizabantu; Erlo Stegen en de opwekking onder de zoeloes” (uitg. CLV, Bielefeld) op grond van de bijbelse oproep om de „geesten te beproeven of ze uit God zijn” (1 Johannes 4:1). Volgens Rosenthal zijn ook christenen „verleid, omdat ze het niet nodig vonden zich goed te laten informeren of de geesten te beproeven.” Het gevaar van verleiding is des te groter omdat ze „als ze zich voordoet altijd een uiterst aangename en vroom schijnende kant heeft.” Verleiding ligt vaak ook dicht bij bedrog, waardoor ze moeilijk te herkennen is. Rosenthal wijst in dit verband op Simon de tovenaar (Handelingen 8) en de Galaten over wie Paulus schreef dat ze „betoverd” waren door dwaalleraren.

Het kost de christelijke gemeente echter blijkbaar steeds moeite om het wezen van een bijbelse leer vast te stellen, „omdat het geestelijk gehalte van de gemeente van Jezus Christus in recordtempo teruguitgaat”, schrijft Rosenthal.

Ontevreden

Rosenthal vindt het opvallend dat Erlo Stegen ontevreden was over de resultaten van zijn evangelisatiewerk in Zuid-Afrika in de jaren zestig. Hij verlangde naar meer, naar een herhaling van het wonder van Pinksteren, en dat onder zijn bediening.

Door bijzondere inspanningen wilde Erlo een geestelijke opwekking „afdwingen”, zo schreef Stegens vriend dr. Kurt Koch later. „Bij Stegen behoort een doorbraak niet meer tot het soevereine gebied van God, maar is het een menselijke aangelegenheid”, concludeert Rosenthal.

(...)

Positiever

Stegens houding ten opzichte van de pinksterbeweging is in de loop van de tijden veel positiever geworden, stelt Rosenthal op grond van uitspraken van Stegen zelf. Tongentaal, tekenen, wonderen en visioenen kunnen op waardering van de kant van de zendeling rekenen. Visioenen als openbaringsmiddel hebben zelfs een belangrijke plaats in het zendingswerk van Erlo Stegen gekregen. Vooral de visioenen van de zoeloevrouw Hilda en haar dochter Lydia Dube zijn bepalend geworden voor het beleid van KSB.

„Hier ligt”, oordeelt Rosenthal, „de centrale vergissing van de pinksterbeweging die buiten het Woord van God nog andere openbaringsbronnen erkent en deze in veel gevallen voorrang geeft boven het Woord Gods.” Hij houdt er zelfs ernstige rekening mee dat KSB via de visioenen en trances van de Dubes door occultisme en spiritisme is beïnvloed.

Desondanks doet KSB zich anticharismatisch en nuchter voor. Er zijn ook verschillen met de pinksterbeweging geeft de auteur toe. Maar de grondtrek, de overmatige nadruk op ervaring ten koste van het Woord, hebben de pinksterbeweging en KSB gemeenschappelijke.

(...)

 

Uit het artikel „Kwa Sizabantu past goed in de pinksterbeweging”, Reformatorisch Dagblad, 28 dec. 2000

 


Congres over Aquino - 14-16 Dec.

Deze internationale congres zal zich richten over de verschillende filosofische en theologische scholen die zich op Aquino beroepen, en zal plaats vinden te Utrecht. De hoofdgasten zijn beroemde thomisten : Serge-Thomas Bonino  (Toulouse) en Fergus Kerr OP (Oxford).

Meer informatie bij Thomas Instituut Utrecht 

 


Tweede Henri Nouwen Lezing - 16 dec.

19.00 uur, Janskerk, Utrecht

Spreker:  Kardinaal Danneels
Titel : "De hoop, hartspier van de mens, groene long van de samenleving"
Schriftelijk aanmelden bij secretariaat Henri Nouwen Stichting
Avenue Concordia 117
3062 LG ROTTERDAM
of per email

 


Ontkerkelijking vlakt af - 14 dec. 2000

AMSTERDAM - De ontkerkelijking in Nederland vlakt af. Uit cijfers van het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) blijkt dat het percentage onkerkelijken onder de Nederlanders van 18 jaar en ouder tussen 1993 en 1999 slechts licht is gestegen: van 40 naar 41 procent. Ook in de overzienbare toekomst lijkt het onwaarschijnlijk dat ons land massaal onkerkelijk zal worden. 

Bij dit onderzoek over kerkelijke gezindte en kerkgang werd aan een representatieve doorsnee van de Nederlandse bevolking gevraagd tot welke kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering men zich rekent. Het gaat dus niet om het formele lidmaatschap van een organisatie. Dat ligt vrijwel zeker heel wat lager. 

Dit geldt ook voor het kerkbezoek. Slechts een kwart van de bevolking gaat nog éénmaal of meerdere keren per maand naar de kerk. Tweederde ziet in dit verband zelden of nooit een kerk van binnen. 

Van de gereformeerden komt ruim 70 procent regelmatig naar de dienst. Bij de hervormden is dat 36 en bij katholieken 30 procent. Het kerkbezoek ligt het laagst in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Groningen en het hoogst in Limburg en Zeeland. Vrouwen komen relatief wat vaker in de kerk dan mannen. 

De andere definiëring van het begrip kerkelijkheid verklaart volgens CBS-medewerker Smeets het verschil tussen de cijfers van zijn bureau en die van het Sociaal en cultureel planbureau. Dit laatste vraagt wel speciek naar het al dan niet formeel lid zijn van een kerkgenootschap of levensbeschouwelijke organisatie. Het komt daardoor tot veel lagere cijfers wat het aantal kerkelijken betreft en veel hogere voor de groep niet-kerkelijken. 

Zo lag volgens het SCP het percentage onkerkelijken vorig jaar op 63. Het CBS geeft voor 1999 andere cijfers: 43 procent onkerkelijken bij de mannen en 38 procent bij de vrouwen. 

(...)

Uit het artikel 'Proces ontkerkelijking in Nederland vlakt af',  Trouw, 14 dec. 2000

 


Nieuwe verzuiling niet meer religieus? - 3 dec. 2000

AMSTERDAM - Amsterdam moet ophouden krampachtig de nieuwe stadsmens, een smeltkroes der smeltkroezen, te willen vormen. Hoe mooi dat ook klinkt, de hoofdstad is nog niet klaar voor het nieuwe type Amsterdammer: de perfecte multicultureel. De diverse culturen kunnen beter nog even op hun 'eilanden' blijven.

Voor Amsterdammer en publicist Gerard van Westerloo was het donderdagmiddag tijdens het congres Kijken over de Dam van het onderzoeksbureau O & S zo klaar als een klontje. Pogingen verschillende nationaliteiten te vermengen in één persoon, waren al eerder mislukt. Een goed voorbeeld daarvan was het samenleven van culturen op de Surinaamse plantages. Javanen, bosnegers en stadscreolen werkten zij aan zij. ''Maar dacht u dat ze bij elkaar over de vloer kwamen? Vergeet het maar. Niet omdat ze het van het elkaar niet zouden mogen, maar het gebeurde gewoon niet.'' 

Idem dito gold voor het spreidingsbeleid in Nederland. Vijf procent van de nieuwbouw moest beschikbaar komen voor nieuwkomers, om het integratieproces op gang te brengen. Volgens Van Westerloo heeft dat precies drie jaar geduurd. Toen trokken de creolen massaal naar de Bijlmermeer, de Javanen naar Sint Michielsgestel, de Hindoestanen naar Den Haag en de bosnegers klonterden samen in Tilburg. 

De raciaal verzuilde samenleving komt, net als de verzuilde maatschappij uit de jaren vijftig, vanzelf wel tot de ontdekking dat het leven op die eilanden ook niet alles is. Pas dan vormen minderheden vanzelf een meerderheid, zo meent Van Westerloo. 

(...) 

De manier om dat voor elkaar te krijgen, is mensen zich nog meer te laten identificeren met het leven op de eilandjes. Dan ontstaan vanzelf nieuwe politieke stromingen, met sterke figuren, met wie gemeenschappelijke afspraken kunnen worden gemaakt. 

Anders dan de enkele allochtoon in de stadsdeelraden, die geen enkele invloed kan uitoefenen. Dan zal het nieuwe type stadsmens er plotseling zijn. En op een veel natuurlijker manier dan blind af te stevenen op de vorming van een 'smeltkroes-Moksi-mens', aldus Van Westerloo. 

Uit het column van Mijntje Klipp,  'Smeltkroes multi-mensen is mythe', Parool, 3 dec. 2000

 


Uitkeringsbeleid loopt uit de hand - 25 nov. 2000

Het kabinet komt met harde maatregelen om het grote aantal allochtonen met een uitkering terug te dringen. Dat heeft de ministerraad vrijdag besloten. 

Volgens vice-premier Jorritsma hebben de bewindslieden geschokt gereageerd op de cijfers die minister Vermeend van Sociale Zaken deze week bekendmaakte. Uit die cijfers blijkt dat etnische minderheden twee tot drie keer zo vaak een uitkering hebben als autochtone Nederlanders.

Vooral Turken en Marokkanen leven relatief vaak van een uitkering. Van de Turkse en Marokkaanse mannen tussen de 40 en 64 jaar heeft ruim 60 procent een uitkering. Voor de Nederlandse mannen geldt dat 22 procent een uitkering geniet. Deze vergelijking kon worden gemaakt nadat eerder deze week de WAO-cijfers werden uitgesplitst naar etnische afkomst van degenen die een WAO-uitkering krijgen. 

Vice-premier Jorritsma liet weten dat er sprake is van 'een zeer verontrustend beeld, waaruit zo spoedig mogelijk beleidsconsequenties getrokken moeten worden'. Zij kondigde aan dat er 'volgende week al de eerste gedachtevorming over concrete maatregelen moet liggen'. Ze waarschuwde ervoor dat 'niet de hele groep het stempel mag krijgen opgedrukt als zou ze niet deugen', maar voegde daaraan toe: 'We gaan niet pleiten voor een zachte aanpak.' 

De VVD-bewindsvrouw wil kijken naar de keuringseisen die voor de WAO worden toegepast en naar de inspanningen die worden gedaan om arbeidsongeschikte allochtonen weer aan het werk te krijgen. Minister Vermeend moet verdere maatregelen nemen. 

Jorritsma: 'Er is blijkbaar bij sommige bevolkingsgroepen een cultuurtje ontstaan. Met cultuurtje bedoel ik ook de houding van degenen die zich hiermee bemoeien, zoals de gemeenten. Ik wijs erop dat minister Vermeend het hierover al aan de stok heeft gehad met enkele sociale diensten.' 

De minister van Sociale Zaken oefent druk uit op gemeenten om bijstandsgerechtigden aan het werk te zetten. Ook heeft hij kritiek op het geven van allerhande financiële voordeeltjes aan leden van deze groep, omdat die daarmee ontmoedigd zou worden werk te aanvaarden. 

De discussie over de uitkeringen aan allochtonen werd vorige maand uitgelokt door VVD-Kamerlid Kamp. Hij kwam met resultaten van enquêtes, waaruit kon worden afgeleid dat oudere Turkse en Marokkaanse mannen zes maal zo vaak in de WAO zitten als Nederlandse mannen. Dit blijkt nu tweeënhalf maal zo vaak te zijn. 

Uit 'Kabinet pakt grote aantal uitkeringen allochtonen hard aan',  Volkskrant, 25 nov. 2000

 

Zie ook:

 


De zondvloed van het misdaad - 24 nov. 2000

De machocultuur van de misdaad is in rap tempo bezig democratische samenlevingen te ontwrichten. Nigeriaanse meesteroplichters, Chinese kinderhandelaren, Zuid-Amerikaanse drugsbaronnen en gewelddadige criminelen uit Oostbloklanden infiltreren in West-Europa. Joegoslavische en Turkse bendes maken dankbaar gebruik van het ‘polderparadijs’ dat de poort naar Europa opent. Met misbruik van asielprocedures, gedwongen prostitutie en mensensmokkel krijgen bendes hier vaste voet aan de grond. Afrekeningen in het criminele circuit zijn aan de orde van de dag. In zijn recente boek Het criminele web onthult journalist Emerson Vermaat angstaanjagende gegevens over de macht van de georganiseerde misdaad achter de wereldwijde vluchtelingenstroom.

De affaire van de ‘Doverchinezen’legt bloot dat Justitie deze bedreiging nauwelijks meer het hoofd kan bieden. Dat een eerder wegens Koerdensmokkel veroordeelde Turkse topcrimineel ongemerkt 60 illegale Chinezen op een veerboot kon zetten, is een teken van de overmacht van deze maffia. Maar heeft de politiek deze mensensmokkel niet te lang aangezien? Justitie bevestigd dat vele asielzoekers Nederland zonder papieren binnenstromen. De vreemdelingenwet van staatssecretaris Cohen beoogt nu wel een strenger asielbeleid, maar de partijen blijven het oneens over het effect: de paarse coalitie vindt haar te streng, het CDA te slaap.

Veel veiligheidswetten, zoals over DNA-onderzoek en controle op wapenbezit, blijven nodeloos lang bij de Tweede Kamer op de plank liggen. In bijzaaltjes van de Tweede Kamer palaveren commissies eindeloos over details van het beleid maar voor essentiële zaken blijft in de plenaire zitting te weinig tijd. Blijkens cijfers van Justitie wordt slechts 50% van de moorden opgelost, van de woninginbraken slechts 12%. (...) In 1998 vielen er bij 80 000 delicten slachtoffers als gevolg van geweld, overvallen en aanrandingen. Het vuurwapengeweld stijgt. (...) En per 100 000 inwoners worden in Amsterdam net zoveel moorden gepleegd als in London, Berlijn en Parijs samen aldus een onderzoek van Justitie.

De misdaad die dit land overspoelt is mede uit de hand gelopen door gebrek aan tijdige maatregelen en door onderschatting van het probleem. Het is de zwakke plek van onze democratie dat het politieke overleg-en besluitvormingsproces te traag en verdeeld werkt om de criminele zondvloed tijdig in te dammen. De overdadige welvaart verslapt bovendien de waakzaamheid voor de dreigende destabilisering van onze samenleving. Er zal een Marshallplan van mensen en middelen nodig zijn om het tij te keren. Als het nog te keren is.

 

Uit de column van L. A. Struik, Katholiek Nieuwsblad, 24 nov.  2000, blz. 13

Zie ook:

 


Harry Priem over milieupropaganda m.b.t. CO2-uitstoot - 21 nov. 2000

 

Geoloog en verificateur van het klimaat, zo noemt prof. Harry Priem van de Universiteit Utrecht zich het liefst. Hij moet niets hebben van de wetenschappers die de klimaatverandering uitsluitend toeschrijven aan de verhoogde CO 2-uitstoot, zoals het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) doet. De cijfers van het IPCC worden wereldwijd door politici gebruikt. 

'In het verre verleden hadden we vaker uitstoot van kooldioxide, die bovendien tien tot twintig keer zo hoog was als nu, en toen was het juist extreem koud. Al die opwinding over klimaatfluctuaties zegt mij weinig. Het klimaat verandert voortdurend. Aan de klimaatmodellen die het IPCC gebruikt, kleven nadelen. Ze analyseren een beperkt aantal variabelen en kunnen er daarom naast zitten.' 

Priem hoort bij de broeikassceptici die maandag in een Haags hotel hun ongenoegen uitten over het vermaledijde IPCC. Ze vinden veel stof voor hun scepsis in een onlangs verschenen rapport van de Amerikaanse National Academy of Science. 'Het vermoeden is dat het IPCC heel selectief is omgegaan met gegevens over temperatuurstijging. (...) 

Priem is vol lof over de wetenschappelijke deelrapporten van het IPCC. Die deugen, vindt hij. 'Maar dan gaan er beleidsmakers overheen. En die maken een samenvatting die in niets meer lijkt op wat er oorspronkelijk door wetenschappers werd beweerd.' 

Priem vermoedt dat de zonne-activiteit veel meer invloed heeft op de temperatuur dan de kooldioxide-uitstoot. 'Maar ik begrijp wel waarom onderzoekers zich meer op kooldioxide concentreren. Wie een CO 2 -vlaggetje op zijn onderzoeksaanvraag plakt, krijgt gemakkelijker geld.' 

Bijna tandenknarsend praat de geoloog over de politici op de klimaattop. 'Als minister Pronk op de conferentie zegt dat er nu wel genoeg wetenschappelijk bewijs is geleverd, vind ik dat onbenullig. In Nederland ben je niet politiek correct als je niet meteen gelooft dat de kooldioxide-uitstoot omlaag moet in de strijd tegen het broeikaseffect. In de VS is er veel meer twijfel over de oorzaken van de opwarming van de aarde.' 

Uit het interview door Marieke Aarden, 'Expert',  Volkskrant , 21 nov.. 2000

Zie ook:

 


Nazisme en milieubewegingen - 21 nov. 2000

Terug naar de natuur - wat kan daar nu tegen zijn? Manfred Gerstenfeld ziet ze oprukken, de stromingen die flora en fauna centraal stellen, ver boven de mens. En hij herinnert zich dat er eerder in die richting gedacht werd. De verworvenheden van de monotheïstische cultuur staan op het spel, waarschuwt hij. En dat is geen bevrijding. 

De waarde van de schaarse natuur stijgt, die van de overvloedig aanwezige mens daalt. Nieuw heidendom is in opmars en dat moet ons zorgen baren, waarschuwt de Joodse milieudeskundige en economisch strateeg dr. Manfred Gerstenfeld bij een recent bezoek aan Nederland. ,,Heidense motieven van de oude, polytheïstische afgoderij keren terug in een andere verpakking en bedreigen de verworvenheden van de monotheïstische cultuur.'' Vooral de heiligverklaring van de natuur beangstigt hem. 

(...)

In veel nieuw-heidense religies speelt de natuur een belangrijke rol, ontdekte Gerstenfeld. Op zichzelf vindt hij de hernieuwde belangstelling voor de natuur overigens niet vreemd. ,,Industrialisatie en consumentisme hebben geleid tot een toenemende vernietiging en aantasting van de natuur. Steeds meer mensen worden zich bewust van de gevaren van misbruik van natuurlijke bronnen. Ook de teleurstelling over wetenschap en techniek, die de overdreven verwachtingen van de mensheid maar ten dele hebben waargemaakt, en het steeds virtueler worden van de samenleving, geven aanleiding tot herwaardering van en terugverlangen naar de natuur.'' 

Vanuit economisch oogpunt bezien is een revaluatie van de natuur in zijn ogen eveneens eenvoudig te begrijpen. ,,De wereldbevolking groeit, terwijl delen van de natuur geleidelijk verdwijnen. Daardoor daalt de waarde van het overvloedige product 'mensheid', terwijl de waarde van het schaarse goed 'natuur' toeneemt. Met andere woorden, het doden van mensen zal mensen relatief minder gaan bezighouden en de bescherming van dieren en ecosystemen zal meer centraal komen te staan. Een liberale houding ten aanzien van abortus en euthanasie past eveneens binnen deze realiteit. De extremistische milieubeweging 'Deep Ecology' stelt zelfs dat mensen niet meer rechten zouden moeten hebben dan andere onderdelen van de natuur. Zij vinden dat wij eerder voor een bio-centrische dan voor een antropocentrische benadering zouden moeten kiezen. Als men deze opvatting tot in het extreme doortrekt, zou dat betekenen dat de brandweer zich bij een grote brand meer zou moeten bekommeren om het redden van bedreigde diersoorten dan om het redden van kinderen.'' 

Vooral de relatie tussen de radicale opvattingen van extreme milieubewegingen - zoals Deep Ecology - en de semi-religieuze ideologie van het neo-nazisme, ziet Gerstenfeld als potentieel gevaarlijk. Over het racisme van neo-nazistische groepen is meer bekend dan over hun heidense belangstelling voor de natuur, maar dat neemt volgens hem niet weg dat ze die interesse wel degelijk hebben. ,,Weinig mensen realiseren zich - en de Duitse Groenen van nu worden er liever niet aan herinnerd - dat de eerste grote natuurbeschermingswetten in de jaren dertig werden uitgevaardigd in nazi-Duitsland, dat later zou bewijzen het wreedste Westerse land te zijn als het om mensen gaat.'' 

De Nederlandse historisch-pedagoge Lea Dasberg wees twintig jaar geleden al op de gevaren van een overdreven 'terug naar de natuur'-beweging. In 'Pedagogie in de schaduw van het jaar 2000' schreef zij: ,,Het natuurlijke is weer normatief geworden, als een tegenkracht van de cultuur. Zo snel na het nazisme, dat hetzelfde proclameerde, is men alweer vergeten welke gevaren de verheffing van de natuur tot norm in zich draagt voor gehandicapten, seksuele minderheden, ouderen en inter-raciale samenlevingen.'' 

,,Geen andere natie in de twintigste eeuw'', voegt Gerstenfeld hieraan toe, ,,heeft zozeer 'in harmonie met de natuur' geleefd als Hitlers Duitsland, waar 'bloed en bodem' centrale waarden werden. In de pseudo-religieuze wereld van het nationaal-socialisme speelt de natuurwet van het recht van de sterkste een belangrijke rol. Het is dan ook niet verrassend dat de Joden, het volk dat morele wetten introduceerde in de samenleving, van de aardbodem geveegd moesten worden.'' 

Het Jodendom en in zijn kielzog de andere monotheïstische godsdiensten, christendom en islam, maakten een einde aan de suprematie van de natuurwetten en de aanbidding van natuurgoden. In de Noachidische wetten verbood de Ene God de mens zelfs uitdrukkelijk volgens de natuurwetten te leven. Het recht van de sterkste had afgedaan en plaatsgemaakt voor recht en rechtvaardigheid. Natuur was geweken voor cultuur. ,,En dat is nu precies wat extreme milieu-activisten het monotheïsme kwalijknemen. Zij redeneren als volgt: 'de primitieve mens leefde in harmonie met de natuur. Toen kwam echter het monotheïsme, dat de natuur ideologisch vernietigde door God buiten en boven haar te plaatsen.'' 

Gerstenfeld gruwt van deze benadering. ,,De natuur kent geen democratie en geeft de zwakkere recht noch bescherming. De duif kan zich niet beroepen op rechtvaardigheid als hij wordt opgegeten door de arend. Het is de monotheïstische cúltuur die de zwakke recht geven, niet de nátuur.'' Uiteenlopende vormen van hedendaagse natuurverheerlijking zijn in zijn ogen dan ook on-Joods en sommige zelfs ronduit anti-Joods. ,,In het monotheïsme is geen plaats voor de goddelijkheid van de natuur waarvoor de mensheid moet buigen. De natuur op zichzelf kan op waarde worden geschat als een manifestatie van Gods majesteit, maar heilig is ze niet.'' 

De opkomst van het nieuwe heidendom wijt Gerstenfeld voornamelijk aan het falen van 'de grote ideeën', inclusief de monotheïstische godsdiensten. 

,,In de afgelopen twee eeuwen is het geloof in een onzichtbare God eerst zwakker geworden en daarna door grote delen van de Westerse samenleving geheel verlaten. In het spirituele vacuüm dat hierdoor ontstond, konden vele ideeën binnenmarcheren: atheïsme, humanisme, wetenschap en 'seculiere religies' zoals communisme, fascisme en nazisme, die tevens ruimte boden aan de opkomst van nieuwe heidense ideeën. De val van de laatste totalitaire ideologie, het communisme, maakte het spirituele gat en daarmee de ruimte voor nieuwe heidense ideeën nog groter.'' 

(...) 

Uit het artikel door Cokky van Limpt, 'Natuurwetten getuigen van het barbaarse', Trouw, 21 nov. 2000

Zie ook:


D66 valt Vaticaan aan - 20 nov. 2000

D66 heeft een nieuw onderwerp gevonden om zich in de schijnwerpers van de politieke media te plaatsen. De partij bepleit de afschaffing van het Nederlandse gezantschap bij de paus. Het congres van D66, de afgelopen dagen in Noordwijkerhout bijeen, heeft vrijwel unaniem een motie aangenomen om de diplomatieke banden met het Vaticaan te verbreken. De indienster van de motie, mevrouw Van der Laan, maakt zich ook binnen het Europees Parlement sterk voor de verbreking van alle diplomatieke banden met het pauselijke ministaatje.

Dit soort initiatieven roept natuurlijk herinneringen op aan ”de nacht van Kersten”, toen de SGP erin slaagde een kamermeerderheid in 1925 de begrotingspost voor het gezantschap weg te laten stemmen. De bedoeling van ds. G. H. Kersten was de coalitie van rooms en protestants te breken: de macht van Rome zag hij als een groot gevaar voor het protestants karakter van het Nederlandse volk.

(...)

Over zijn motieven laat D66 geen enkele onduidelijkheid bestaan. Het zijn er twee. D66 vindt het om te beginnen onjuist om het ene geloof te bevoorrechten boven het andere. De Nederlandse overheid onderhoudt geen diplomatieke banden met andere godsdiensten, dus waarom dan wel met de Rooms-Katholieke Kerk? D66 vindt vervolgens dat Rome die bevoorrechte positie misbruikt om allerlei volstrekt achterhaalde ideeën uit te dragen en concrete maatregelen tegen te werken die tegen die ideeën indruisen. D66 zou bijvoorbeeld graag zien dat er op de hoek van iedere straat in Afrika een condoomfabriek verrijst om de aids te bestrijden. Maar „die akelige paus is tegen condooms” en slaagt er dankzij zijn invloed ook nog in om de verspreiding van het antivirusrubbertje tegen te gaan.

Aan het eerste motief van D66 ligt het kwaad van het culturele relativisme ten grondslag. Alle waarden, culturen en godsdiensten zijn even waar en even onwaar. Alles is relatief en afhankelijk van de positie van de degene die er iets over zegt. De aanspraken van het christelijk geloof op waarheid zijn daarom onjuist en zelfs heel erg intolerant. Zo'n geloof mag geen invloed meer uitoefenen, vindt D66.

De huidige paus is een man aan wiens opvattingen weloverwogen theologische en filosofische gedachten ten grondslag liggen. De encycliek ”Geloof en rede” van een paar jaar geleden getuigt daarvan. Vanuit die gedachten heeft de paus zich uitgesproken over zaken als huwelijk, abortus, euthanasie en de bestrijding van aids. Wat daarbij opvalt is dat hij er telkens op wijst dat de oorzaken die ten grondslag liggen aan, bijvoorbeeld, de vraag naar abortus en euthanasie, de eigenlijke problemen zijn. De afwezigheid dus van kuisheid en, in het geval van euthanasie, van de zorg en instituties die de vraag naar euthanasie zouden kunnen voorkomen of beperken.

Dat zijn zonder meer verstandige overwegingen. In de discussie tussen D66 en de paus gaat het dus om de strijd tussen waarheid en deugd enerzijds en relativisme, zelfbeschikking en (seksuele) vrijheid anderzijds. In dat conflict, dat de eigenlijke scheidslijn binnen onze cultuur heel precies markeert, behoort geen enkele partij, en zeker geen christelijke, de zijde van D66 te kiezen, hoe men verder ook denkt over de wereldlijke macht van het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk.

 

Uit het commentaar 'Gezantschap bij', Reformatorisch Dagblad, 20 nov. 2000, blz. 1

 


Van der Land over de kritiek op het Bijbelboek Daniël - 18 nov. 2000

Al te snel laten christenen zich uit het veld slaan door zogeheten wetenschappelijke argumenten van bijbelcritici. Hierdoor wint het onjuiste beeld terrein als zou Gods Woord niet met de werkelijkheid sporen. Drs. J. G. van der Land wijst erop, dat archeologische vondsten juist keer op keer de betrouwbaarheid van de Bijbel onderstrepen.

(...)

Overblijfselen

Al heeft men zelf dan geen problemen met het gezag van de Bijbel, toch blijven de argumenten van de bijbelkritici hun duizenden verslaan. Velen zitten met vragen en twijfelen aan de betrouwbaarheid van de Bijbel. Zouden we dan niet met wetenschappelijke argumenten mogen aantonen dat de beweringen van de bijbelcritici onhoudbaar zijn? Daar is grondige studie voor nodig.

Het tijdschrift ”Bijbel, Geschiedenis en Archeologie” (BGA) voorziet in die behoefte. We maken daarbij gebruik van wetenschappelijk materiaal en van resultaten van recent archeologisch onderzoek die voor velen onbekend zijn.

Wetenschappelijk onderzoek kan goed samengaan met een gelovig aanvaarden van wat God openbaart in de Bijbel. We hoeven dan ook niet bevreesd te zijn voor wetenschappelijk onderzoek, omdat dat gaat over dezelfde werkelijkheid als die waarover in de boeken van de Bijbel is geschreven. Helaas geloven velen in de houdbaarheid van alle argumenten van wetenschappers die door middel van de communicatiemedia de wereld overspoelen. Dat ze vaak subjectief zijn, beseffen zelfs gelovige intellectuelen niet altijd.

De generaliserende stelling van Grandia is blijkbaar een gevolg van het aannemen dat de sterk lijkende argumenten van de bijbelcritici juist zijn. Tal van ontdekkingen op archeologisch terrein laten zien dat de houdbaarheid van het ene na het andere argument van de bijbelkritici onderuit wordt gehaald. We denken aan de bewering dat de Israëlieten nog in de tijd van farao Raämses II (1279-1213 voor Christus) in Egypte verbleven, omdat Raämses gelijkgesteld werd met Tanis en daar had men geen oudere lagen gevonden dan uit de tijd van de genoemde farao. Onweerlegbaar werd later aangetoond dat Tanis niet de plaats van Raämses was.

Stellig werd beweerd dat in het gebied ten oosten van de Jordaan voor circa 1250 voor Christus geen steden lagen, zodat de Intocht voor Israël moest worden gedateerd na circa 1250 voor Christus. Opnieuw een 'bewijs' voor de latere datering in circa 1220 voor Christus, slechts circa 250 jaar voor de bouw van de tempel van Salomo begon. Verschillende teksten, zoals Richteren 11:26 en 1 Koningen 6:1 zouden kunnen worden geschrapt. Later werden in het genoemde gebied tal van overblijfselen van steden uit de tijd voor 1250 voor Christus opgegraven.

Scherven

De opvatting dat het boek Daniël niet in de zesde eeuw voor Christus door Daniël werd geschreven, is al lang gangbaar in bijbelkritische kringen. Het werd onmogelijk geacht dat een schrijver in de zesde eeuw voor Christus gebeurtenissen die lang daarna plaatsvonden, zou hebben voorspeld. Daarom werd aangenomen dat iemand in de tweede eeuw voor Christus, nadat de meest helder beschreven gebeurtenissen hadden plaatsgevonden, deze verhaalde in de vorm van profetieën en die toeschreef aan een zekere Daniël.

Er zijn echter door taalkundigen overtuigende argumenten naar voren gebracht tegen het dateren van het boek Daniël uit de tweede eeuw voor Christus. (...) 

Gedenksteen

Ook archeologisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het boek Daniël moet zijn geschreven door iemand die de situatie aan het Nieuw-Babylonische hof zeer goed en van nabij kende en dus moet hebben geleefd in de zesde eeuw voor Christus. (...)

Bevestigen

Het dateren van het boek Daniël in de tweede eeuw voor Christus houdt een miskenning van het profetisch karakter van het boek in. Er zijn nog meer overtuigende argumenten aan te voeren tegen de late datering van het boek. In een uitvoerig artikel in BGA van september 1997 zijn die te lezen.

Steeds duidelijker wordt dat de moderne bijbelcritici bouwt op vooronderstellingen die al zijn weerlegd. Door bijbelcritici beheerste tijdschriften weigeren stelselmatig artikelen van bijbelgetrouwe wetenschappers. Veel interpretaties van resultaten van opgravingen die de betrouwbaarheid van de Bijbel leken te kunnen betwisten, bleken later onjuist te zijn.

Voor ons geloof hebben we geen bewijzen voor de betrouwbaarheid van de Bijbel nodig. We leven echter in een tijd waarin de kritiek op de betrouwbaarheid van de Bijbel steeds heviger wordt en via de media en in schoolboeken wordt gepopulariseerd. Door archeologen die zich bezighouden met Palestina in de tijd van het Oude Testament wordt een groot deel van de Bijbel onbetrouwbaar genoemd. Dan is het bemoedigend voor christenen die twijfelen aan de betrouwbaarheid van de Bijbel om kennis te nemen van resultaten van archeologische vondsten die de betrouwbaarheid van de Bijbel bevestigen. Op dit terrein dringt veel informatie niet door tot een breed publiek.

De auteur is eindredacteur van het tijdschrift ”Bijbel, Geschiedenis en Archeologie”.

 

Uit het artikel van J.G. van der Land, 'Daniël schreef boek Daniël zelf', Reformatorisch Dagblad, 18 nov. 2000, blz. 15


Ned. Openbaar vervoer zeer onveilig - 11 nov. 2000

 

DEN HAAG – Minister Netelenbos van Verkeer en Waterstaat luidt de noodklok over het toenemende geweld in het openbaar vervoer. „Er is sprake van een verontrustende verharding”, schrijft ze in een brief aan de Tweede Kamer.

Netelenbos signaleert dat personeel en reizigers in trein, tram, bus en metro steeds vaker te maken krijgen met verbaal en fysiek geweld. Strafbare feiten als bedreiging en mishandeling zijn aan de orde van de dag. Daardoor is het met de veiligheid in het openbaar vervoer slechter gesteld dan op straat.

Maar liefst tweederde van het personeel en niet minder dan een kwart van de reizigers was het afgelopen jaar slachtoffer van één of meer incidenten. De helft van de chauffeurs en conducteurs voelt zich enigszins onveilig tegen eenvijfde van de passagiers, zo blijkt uit het onderzoek dat Netelenbos heeft laten uitvoeren.

Zwartrijden is vaak een bron van onenigheid tussen conducteurs en passagiers. Ook zijn er veel discussies over de geldigheid van een vervoersbewijs (tarief en aantal zones) die uitmonden in een conflict. Reizigers maken onderling amok over zitplaatsen of worden „in algemene zin” lastiggevallen. Strafbare feiten in het openbaar vervoer komen in de vier grote steden twee keer zo vaak voor als elders.

(...)

Uit: Geweld in metro en trein zorgelijk, Reformatorisch Dagblad, 24 okt. 2000,

Zie ook : 

 


SoW synode dichter bij orthodoxie - 7 nov. 2000

UTRECHT - Jezus is de Zoon van God en dus goddelijk. Hij heeft door Zijn kruisdood de mens van zijn schuld bevrijd. De ruimte voor andere geloofsopvattingen is in de kerk niet onbeperkt. Dat stelt een nieuw rapport van de Samen op Weg-kerken. 

Het rapport 'Jezus Christus, onze Heer en Verlosser' is het eerste geschrift met een belijdend karakter dat de Samen op Weg-kerken gezamenlijk uitgeven. De gezamenlijke synode van hervormden, gereformeerden en lutheranen bespreekt het document op 1 december. Het SoW-synodebestuur stelt voor het te aanvaarden als een 'synodaal geschrift'. 

Kuitert

Geruchtmakende boeken van de gereformeerde theologen C.J. Den Heyer en H.M. Kuitert over verzoening en de positie van Jezus waren mede aanleiding voor de opdracht een rapport te schrijven aan het SoW-adviesorgaan voor kerkopbouw, theologie en opleidingen. 
Den Heyer joeg behoudende protestanten tegen zich in het harnas door te stellen dat de klassieke verzoeningsleer niet als dogma in het Nieuwe Testament voorkomt. Kuitert deed hetzelfde door af te rekenen met de leer dat Jezus tegelijk God en mens is. 
Het rapport, geschreven door de Utrechtse systematisch theoloog prof. dr. J. Muis, houdt vast aan de klassieke omschrijvingen van Jezus Christus als Heer, Verlosser en Zoon van God. 

(...)

Uit 'Klassieke kijk op Jezus en verzoening in SoW-rapport', Kerkweb, 7 nov. 2000.

 

Gereformeerde kritiek op synoderapport over Jezus

DEN HAAG - Het behoudende Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) is niet geheel tevreden met het rapport 'Jezus Christus, onze Heer en Verlosser' van de Samen op Weg-kerken. Het document bevestigt weliswaar de klassieke kijk op Jezus en de verzoening, maar vraagt op belangrijke punten om aanscherping. 

(...)Het CGB vindt verder dat het rapport het historische bijbelonderzoek te veel krediet verleent. Het document stelt onder meer de vraag of Jezus zichzelf als Gods Zoon heeft gezien en of Hij zich van zijn roeping als Messias bewust was. "Bepaald verwarrend en aanvechtbaar is de uitspraak dat we met middelen van de historische wetenschap niet kunnen vaststellen of Jezus Zichzelf als God heeft beschouwd'', stelt het CGB. 

Uit 'Gereformeerde kritiek op synoderapport over Jezus', Kerkweb, 27 nov. 2000.

Zie ook: 

 


Buitenlandse politici beroepen zich op het christendom - 1 nov. 2000

 

Decennialang werd de scheidslijn tussen vooruitstrevend of bekrompen zijn bepaald door het feit of je affiniteit had met het christendom. Het lijkt erop dat een kentering gaande is nu in het buitenland tal van politici zich beroepen op het christendom. Of wordt hier toch te vroeg gejuicht?

Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) kwam onlangs met harde feiten: de ontkerkelijking blijft in volle gang doorgaan in Nederland. Haar rapport over de secularisatie in de jaren negentig is duidelijk. Het aantal mensen dat zich christelijk noemt en zondags ter kerke gaat,  is afgenomen van van 33 procent in 1991 naar 22 procent in 2000. Deze trend lijkt in de westerse cultuur een algemene te zijn. Waarom dan toch de titel boven dit artikel: Wordt het christendom progressief?

Met verbazing valt te constateren dat op het internationale politieke vlak tal van vooraandstaande politici zich de laatste tijd graag met het christendom verbonden zien. Onlangs mocht de immer goedlachse Britse premier Tony Blair naar aanleiding van een Labour-conferentie in Brighton schrijven, dat het socialisme de meeste affiniteit heeft met het christendom. Nu was het al langer bekend dat de socialistische profeet van "de Derde Weg" met regelmaat teksten van de apostel Paulus rondstrooit en de ene na de andere one-liner uit zijn gladgestreken colbert schudt, waar mening reformatorisch dominee maar bleekjes bij afsteekt. Blijkbaar was dit kwistige geslinger met bijbelteksten nog niet voldoende, en bij wijze van ultieme bevestiging injecteerde hij in twee zinsneden, het gehele christelijke erfgoed keurig in het vatenstelsel van het socialistische gestel. Waar zijn ogenschijnlijk moegestreden en verwaterde rode broeder Wim Kok nauwelijks zijn ogen opendoet bij een toespraak, schrikt Tony Blair er niet voor terug om ideologisch gezien nog maar eens een keer de messen te slijpen. De tegenstanders lieten dit niet op zich zitten. Een gehuil steeg op in het conservatieve kamp. Als door een adder gebeten reageerde een voormalig Torrie minister op de uitspraken van Tony Blair. Met een heuse verwijzing naar de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan stelde de voormalige minister van Binnenlandse zaken dat deze ruimhartige en solidaire samaritaan eerst centjes moest hebben wilde hij optimaal het slachtoffer kunnen helpen. Met andere woorden: niet het socialisme, maar het kapitalisme heeft het meeste recht om zich christelijk te mogen noemen.

Wie had dit ooit gedacht? Was het christendom decennialang een groot taboe voor iedereen die enigszins meende vrijheid en vooruitgang te willen bevorderen. Vandaag de dag vechten ze elkaar de tent uit over de vraag wie zich werkelijk christelijk mag noemen. Met een knippering van de ogen zijn de culturele wissels omgezet. Het is blijkbaar beledigend iemand de titel "christelijk" te onthouden.

Engeland is geen uitzondering. Wie de moeite nam de Amerikaanse presidentsverkiezingen te volgen, ziet ook daar tussen de bedrijven door een heuse strijd om de christelijke titel. Hier waren we al enige tijd gewend geraakt aan de reli-Clinton. Deze laat zich niet alleen graag kennen als de viriele president die bij tijd en wijle buiten de deur snoept. Met hetzelfde gemak laat hij zich biddend filmen. En enige tijd geleden sprak hij op een Willow-Creek conferentie zulke mooie woorden dat zelfs de EO zou gaan overwegen hem een eigen "prime-time" programma te geven. George Bush jr liet onlangs bij Oprah Winfrey uit zijn mond vallen dat het bestaan van God de meest zekere overtuiging in zijn leven was. Jezus blijkt voor Bush trouwens ook de meest inspirerende filosoof. Zijn democratische tegenstander Al Gore liet het er niet bij zitten. Bij elke beslissing zou hij zich laten leiden door de wollige slogan "What would Jesus Do" (WWJD). En zo beet de dooie Gore van zich af. Ook zijn running-mate Joe Lieberman kan er wat van. Deze als orthodox bekend staande Jood begon vanaf het begin af aan al uit het Oude Testament te citeren, nadat hij eerst de Hollywood industrie een veeg uit de pan gaf, met haar immorele producties boordevol seks en geweld. Je staat te klapperen met je oren. Moralisme en religiousiteit worden een teken van progressiviteit? Nu schreeuwt men in de VS meestal te pas en te onpas met God, en wijst men graag op haar uitverkoren status als natie in de wereld. Toch begint met zich ook daar achter de oren te krabben. De grote nadruk op de joods-christelijke levensovertuiging heeft nog niet eerder een zo prominente rol gespeeld in de strijdperk om de macht.

Wat betekent dit allemaal? Het lijkt erop dat de Engelsen en de Amerikanen met hun veelvuldig beroep op het christendom iniedergeval de vanzelfsprekendheid hiervan zijn kwijt geraakt. Plots lijkt het christendom het modewoord te zijn voor alles wat fatsoenlijk, liefdevol en rechtvaardig is. Jarenlang werden de waarden en de hoop van het christendom door ideologische oogkleppen naar het rijk der fabelen verwezen. De mens zou door zijn eigen mondigheid zich bevrijden van het godsdienstige juk, wat als donkere sluier het ware gezicht van de menselijke toekomst vol geluk verhulde. Het wegnemen van deze vermeende sluier heeft ertoe geleid dat onze westerse cultuur in een morele en sociale crisis geraakte. De mens werd in het geheel niet bevrijd toen men het christendom van zich af probeerde te werpen. De waarde van de mens is gereduceerd tot een kwantitatief principe, waarbij nut en mogelijke overlast voor zijn naaste de morele uitgangspunten zijn. Een reductie die de mens en zijn waardigheid uitgehold heeft. Nu het jasje van het antropocentrische mensbeeld tot op de draad versleten is, verlangen sommigen weer terug naar de waarden en de hoop van het christendom om hun gezicht een betrouwbaar uiterlijk te geven. De verwerping van het christendom, bleek impliciet ook een verwerping van de mens. Waarden die nog hoog staan in onze cultuur hebben geen enkele zekerheid zonder de overtuiging dat de mens meer is dan een klomp materie. De systematische ontkenning van zijn spirituele dimensie waarbij hij als persoon waarde heeft, omdat hij geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van de Persoon, kan tot niets anders leiden dan een degradatie van mens zijn. Nu alle ideologische troeven zijn uitgespeeld en de door harde realiteit achterhaald, zijn er tal van politici en denkers die stiekem weer durven te kijken naar het christendom.

Het is nog maar de vraag of dit gekokketeer met het christendom een vrijage van blijvende aard is. Het boven elkaar uit geschreeuw in de politieke arena gaat voorlopig niet verder dan een politiek-correcte distillatie van een aantal multi-interpretabele bijbelteksten. Het mooie betoog van Blair over de relatie tussen christendom en socialisme vindt weinig weerklank in de morele koers die Labour volgt in haar regeringsprogramma. En ook de Amerikaanse kandidaten hebben een kameolonachtige verschijning wat betreft hun relatie met het christendom. Wanneer politici zich gaan beroepen op religie in hun ideologische koers is extra waakzaamheid geboden. Meer dan eens heeft de geschiedenis aangetoond dat het leidde tot een ondergeschikt maken van religie als middel voor politieke doeleinden, waarbij het tijdelijke nut voorrang had op het principe. Anderzijds kan religie ook verlammend werken op politiek, omdat ze gemakkelijk tot een zuiver moraliserende houding leidt. Het bewandelen van het juiste midden in deze zaken is een kwestie van het practische intellect, waarbij vooruitziendheid de beste leidraad is. Of het christendom een periode ingaat waarbij ze het etiket "progressief" opgeplakt gaat krijgen weet ik niet  Tot die tijd hanteer adviseer ik de aloude stelregel: "eerst zien dan geloven".

 

Jacques van der Meer

Zie ook:

 


Amsterdam criminele hoofdstad - 30 okt. 2000

AMSTERDAM - Amsterdam groeit steeds meer uit tot het centrum van de handel in drugs en wapens in Nederland. De strijd daartegen wordt tegelijkertijd moeilijker, doordat criminele netwerken hun activiteiten steeds beter afschermen. Dit schrijft de recherche in het jaarplan 2001 van de politie Amsterdam-Amstelland.

De netwerken investeren steeds meer in dure afschermingstechnieken en het inhuren van deskundigen op het terrein van logistiek, financiën, automatisering en telecommunicatie. ''Gelet op het internationale karakter is goede internationale samenwerking en informatie-uitwisseling onontbeerlijk om succesvol te kunnen zijn,'' staat in het rapport. 

Opmerkelijk is dat etnisch bepaalde criminele netwerken volgens de politie de stad hebben verdeeld in wijken, met ieder zijn eigen tak van misdaad. Zo domineren Joegoslaven in sommige wijken de wapenhandel en bij geweld, ook op bestelling. 

Nederlandse criminelen houden zich volgens de opstellers van het rapport vooral bezig met de handel in hasj en het kweken van nederwiet; daarnaast spelen ze een rol in de xtc- en cocaïnehandel. Zij zijn bovendien verantwoordelijk voor 'logistieke voorzieningen', zoals het transport voor de distributie van drugs. Die distributie verloopt volgens de politie 'via de in de wijken gevestigde coffeeshops en cafés'. 

De meeste criminele organisaties zijn inmiddels opgegaan in uitgebreide met elkaar samenwerkende netwerken, met hechte (veelal familie)verbanden. ''Doordat allochtonen van jongs af aan met elkaar opgroeien, lopen de criminele samenwerkingsverbanden qua etniciteit, anders dan vroeger, veel meer door elkaar heen. Iedereen werkt met iedereen samen,'' aldus het rapport. 

De topcriminelen van de Nederlandse netwerken hebben 'een grote staat van dienst opgebouwd' en omringen zich in de regel met een kleine groep vertrouwelingen. ''Als belangen onder druk komen te staan, wordt over het algemeen getracht bemiddeling tot stand te brengen, een enkele keer wordt grof geweld toegepast.'' 

Nederland is een doorvoerland voor mensenhandel, constateert de politie. Met name Iraanse netwerken spelen daarbij een grote rol. Daarbij wordt snel geweld gebruikt en dient de smokkelroute tegelijk voor de doorvoer van drugs. 

Uit een bericht van Het Parool, 30 oktober 2000

Zie ook:

 


Feminisme schuldig aan gebrek aan Ned. kinderen - 27 okt. 2000

Het begint langzamerhand door te dringen dat de wereld een gigantisch probleem te wachten staat. Niet dat van de decennia lang gepreekte overbevolking, maar juist van een krankzinnige bevolkingsimplosie. Steeds vaker berichten de media over het onderwerp, zij het op soms belachelijk bedekte wijze. Het lijkt er verdacht veel op dat in de berichtgeving over de personeelstekorten in de zorg het verband tussen het huidige geboortecijfer en de zorg in de toekomst angstvallig vermeden wordt.

Als het 'probleem' kinderen krijgen al aan de orde komt is het vooral een vrouwenzaak. Het zijn vrouwen die voor de keuze staan kinderen 'te nemen' of niet. Het is immers hun leven dat door kinderen wordt beïnvloed. Een vrouw, heet het, kan er vandaag niet meer vanuit gaan dat zij haar hele leven door een man zal worden onderhouden. Zij moet daarom economisch zelfstandig zijn en wordt daar onder meer door de Nederlandse overheid toe gedwongen: het nieuwe belastingstelsel is er voor de tweeverdieners. (...)

Overheid en economie dwingen de lagere en middeninkomens de dag te plukken. Wie niet meedoet, bijvoorbeeld doordat hij of zij thuis voor de kinderen zorgt, wordt gepakt.

Het zogenaamde 'vertrouwen in de economie' van de burger is gewoon onzin. Hij moet consumeren om de inflatie voor te blijven en te genieten voordat de bom valt. De bom van de bevolkingsimplosie, van de failliete pensioenfondsen, van bedrijven die moeten sluiten wegens personeelstekorten én gebrek aan consumenten.

Er is dus sprake van extreem wanbeheer. Het valt nauwelijks op doordat men zichzelf vooralsnog liever koestert in een ongekende weelde en behept is met een beschamend gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.

Het wrange is dat de emancipatiebeweging vrouwen precies het tegenovergestelde heeft gebracht wat ze beoogde: door vrouwen onafhankelijk te maken hebben ze mannen de sociale verantwoordelijkheid ontnomen waartoe de samenleving hen altijd heeft gedwongen. Uitgerekend vrouwen zijn kinderen gaan zien op een abjecte mannelijke manier: als hinderlijke wezens waar anderen maar voor moeten zorgen. Dat zullen we weten ook.

Uit de column van Jan Peeters, 'Gewild wanbestuur', Katholiek Nieuwsblad, 27 okt. 2000, blz. 5

Zie ook:

 

 


Congres over verantwoorde seks - 24 okt. 2000

AMSTERDAM - Seks past alleen in het huwelijk, vinden meer dan duizend gelovige jongeren uit Europa, 25 uit Nederland, die vandaag op het congres 'Ware Liefde Wacht' in Zwitserland zijn te vinden. Met een ferme handtekening hebben zij zich tot een celibatair leven tot aan het huwelijk verplicht. 

,,Op school hebben jongeren die geen seks voor het huwelijk willen, vaak het idee dat ze als een buitenbeentje worden beschouwd'', vertelt Peter van Kleef, coördinator van de Nederlandse afdeling. ,,Op scholen is seks hét gespreksonderwerp. Iedereen zegt het te doen. Door de druk van televisie en tijdschriften denken jongeren die geen seks willen dat hun houding niet normaal is.'' 

Daar denkt de organisatie heel anders over. Tijdens de conferentie wordt seksualiteit uit het werelds gebeuren gehaald en aan wat men beschouwt als de bijbelse normen getoetst: dus binnen het huwelijk. 

(...)

Volgens de organisatie van Ware Liefde Wacht leidt experimenteren met de andere sekse alleen maar tot ellende. ,,Zo vaak tref ik meisjes van vijftien en zestien jaar die zeggen dat het voor hen te laat is. Ze zijn kapot. Sommige zijn zelfs zwanger geraakt'', betreurt Van Kleef. 

De overige jongeren worden 'het rechte pad' opgestuurd door te wijzen dat je tegen God zondigt met seks voor het huwelijk. Niet alle gelovige jongeren voelen er voor om zich te onthouden. ,,We kunnen ze niet dwingen'', vindt Van Kleef. ,,De keuze is vrij, de consequentie niet.'' 

Die consequenties zouden zelfs ervoor zorgen dat een ongelovige jongere spontaan zijn handtekening zou zetten. Ware Liefde Wacht wijst de geliefden erop die 'het' niet vol kunnen houden, dat hun daad een teken van onvolwassenheid is, dat ze tekort schieten in zelfbeheersing en met schuldgevoel komen te zitten. Van Kleef: ,,In de bijbel zegt Jacobus dat begeerte zonde opwekt en de zonde baart de dood. Dat kan ook een geestelijke dood zijn, dat je God kwijt raakt.'' 

(...)

De organisatie wil op scholen en conferenties de jeugd de seksuele keuzemogelijkheden voorleggen. ,,De wereld legt een druk op hen. Wij laten de jeugd de keuze. Het zou ook genoeg zijn om zonder handtekening in je hart een besluit te maken. Aan de andere kant vraag ik me dan af: waarom dan niet op papier?'' 

Uit het artikel 'Ware Liefde Wacht: jongeren beloven celibaat tot grote dag',  Trouw, 24 okt. 2000

Zie ook:

 


Paus veroordeelt het 'homohuwelijk' - 24 okt 2000

ROME – Paus Johannes Paulus II heeft gisteren indirect kritiek geuit op de openstelling in Nederland van het burgerlijk huwelijk voor homoseksuelen. De bisschop van Rome deed dat in een toespraak die de nieuwe Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel ontving bij het aanbieden van zijn geloofsbrieven.

In de brief schrijft de paus dat het huwelijk een fundamentele basis voor de maatschappij vormt. Geen enkele andere relatie tussen twee personen kan volgens hem als gelijkwaardig worden beschouwd, omdat uit de natuurlijke relatie tussen man en vrouw kinderen voortkomen. Ambassadeur baron H. Bentinck van Schoonheten liet weten dat er tijdens de ontmoeting met de paus niet over de kwestie is gesproken.

„De toespraken die gepaard gaan met het aanbieden van de geloofsbrieven, worden tegenwoordig schriftelijk uitgewisseld. Mijn brief heb ik een paar weken geleden verstuurd. De brief van de paus kreeg ik vanmorgen tijdens de ceremonie”, zei Bentinck. Hij zal de brief doorsturen naar Den Haag, maar zei te verwachten dat er vooralsnog niet op zal worden gereageerd. „Het standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk over het huwelijk is bekend”, zei hij.

Bentinck volgt mr. G. Westerouen van Meeteren op als ambassadeur bij de Heilige Stoel.

'Paus kritiseert 'paarse' wetgeving over homohuwelijk',  Reformatorisch Dagblad, 24 okt. 2000,

 


VPRO-documentaires 'Moeders Gezocht'- 22 okt 2000

Over het voordurend gebrek aan Europese moeders sinds de jaren zestig:

'Moeders Gezocht', bij VPRO

Zie ook:

 


Enorme groei toestroom uit Derde Wereld -- en overheid steeds blind - 21 okt. 2000

 

Nieuwe Gastarbeid roept spiraal van problemen op. Overheid begrijpt nog steeds niets van migratie.

Nederland krijgt er dit jaar meer buitenlanders bij dan ooit. Tegelijk wordt een recordaantal werkvergunningen uitgegeven aan buitenlanders. Lessen zijn niet geleerd. Links laat asielzoekers en familieleden van gastarbeiders komen. Rechts is gevoelig voor bedrijven die goedkoop personeel willen. Het kabinet denkt niet na over de gevolgen. Tijd om de coalitie tegen de samenleving te breken.

 

Nederland is het dichtstbevolkte land van Europa en ook een van de volste landen ter wereld. Begin volgend jaar zal het zestien miljoen legale inwoners tellen - als de illegalen worden meegerekend is dat aantal vorig jaar al gehaald. Tegelijk heeft Nederland verhoudingsgewijs ook het hoogste immigratiecijfer van Europa. Er zullen zich dit jaar tegen de 130 duizend mensen in Nederland vestigen, van wie 90 duizend niet-Nederlanders. Nooit eerder werd zo'n hoog aantal bereikt. Het is relatief hoger dan dat in echte immigratielanden als Amerika. De uitstroom van Nederlanders en niet-Nederlanders is een stuk kleiner, ongeveer 60 duizend.

De meeste nieuwe ingezetenen zijn asielzoekers en de vrouwen, kinderen en ouders van voormalige asielzoekers en die van voormalige gastarbeiders. Daarnaast komt er dit jaar een recordaantal van meer dan 10 duizend Antillianen. Een ander record is dat van nieuwe gastarbeiders. Dat zijn er dit jaar minstens 30 duizend - meer dan ooit, zelfs meer dan ten tijde van de komst van de Turken en Marokkanen, dertig jaar geleden. Ook het aantal asielzoekers dat zich meldt, zal een bijna-record zijn: minstens 45 duizend.

Toch blijft de roep aanhouden om meer, nieuwe migranten naar Nederland te halen: arbeidsmigranten deze keer. Bedrijven dringen aan op de komst van werknemers, hoog of laagopgeleid, als ze maar gedienstig en tegen een niet te hoge prijs aan het werk gaan. Die bedrijven hebben aanhangers in de politiek. De meeste partijen houden weliswaar als stelregel aan dat het ongewenst is om nieuwe arbeidsmigranten aan te trekken zolang er in Nederland nog zoveel niet-werkenden zijn Toch hebben diezelfde partijen een gewillig oor voor ziekenhuizen, boeren en computerbedrijven die om mensen zitten te springen. Eigenlijk trapt alleen de vakbeweging op de rem, omdat nieuwe werknemers uit lagelonenlanden de salarispositie van de werknemers ondermijnen.

Waarom gastarbeid weer in is

Aanhangers van de theorie dat Nederland baat heeft bij het binnenlaten van wie dan ook voelen zich ondersteund door berichten uit het buitenland dat Europa deze eeuw langzaam zal ontvolken en dat er de komende decennia steeds minder mensen zullen zijn om de vergrijzende bevolking te verzorgen en hun pensioenen te betalen. Een rapport van de Verenigde Naties liep voorop met deze these.

Het is niet helemaal onzin. Als er geen immigratie zou zijn, zou het bevolkingstal in veel landen van de Europese Unie inderdaad teruglopen. Dat geldt voor Duitsland, en meer nog voor Italië, waar de geboortecijfers laag zijn. Maar voor Nederland geldt een afwijkend beeld. Nederlandse vrouwen baren nog zoveel kinderen - 1,6 per vrouw -- dat in de eerste helft van deze eeuw van ontvolking geen sprake zal zijn. De Nederlandse bevolking is in vergelijking met andere EU-Ianden bovendien jong, zodat de vergrijzing hier pas over een jaar of tien zichtbaar wordt. Nu de overheid ernst lijkt te maken met het verminderen van de staatsschuld, zal liet betalen van AOW en zorg ook niet direct een probleem zijn - anders dan in België en Italië, waar de staatsschuld hoog is en er nauwelijks voor pensioenen wordt gespaard. En nogmaals de immigratie in Nederland ís al hoger dan elders in de EU.

Zijn de nieuwe gastarbeiders wel nodig?

De Arbeidsvoorziening in Zoetermeer wijst hooguit 10 procent af van de aanvragen voor vergunningen voor nieuwe gastarbeiders van buiten de EU (en de partnerlanden Zwitserland, IJsland en Noorwegen). Als een bedrijf geen mensen kan vinden binnen de Europese Unie, dan mogen ze van buiten komen, zo luidt de huidige Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV). De wet kijkt eenzijdig naar het bedrijfsbelang en houdt zich amper bezig met de maatschappelijke gevolgen.

(...)

De vergelijking met de toevloed van Zuid-Europeanen, Turken en Marokkanen in de jaren zestig en begin jaren zeventig dringt zich op. Toen haalden de verouderende bedrijven in de metaal en de textiel de gastarbeiders binnen. De bedrijven redden het uiteindelijk toch niet of verplaatsten hun arbeid naar lagelonenlanden. De bedrijven die het wel redden, moesten door reeksen saneringen heen. Hun gastarbeiders, nu veelal werkloos, bleven en haalden vervolgens ook hun familieleden naar Nederland. In één generatie vertienvoudigde het aantal Turken en Marokkanen in Nederland zo tot een half miljoen.

Naast landbouw, bouw, transport, metaal en de schoonmaakbedrijven halen ook Nederlandse ziekenhuizen met toestemming van de overheid personeel van buiten de EU. Bij vrijwel al deze arbeidsimporten kunnen vraagtekens worden gezet. Alles wijst erop dat de zorg nog geneigd is met personeel om te gaan als ging het om de diaconessen en nonnen van vroeger die het als hun levensdoel zagen om zonder marktconforme vergoeding te dienen en te zorgen. De zorginstellingen konden zich die houding vanwege een royale toevloed aan personeel lang permitteren. Het personeel dat het niet volhield werd uitgezwaaid, richting huishouden of arbeidsongeschiktheid. Nu de arbeidsmarkt krapper wordt, zitten minstens 75 duizend verpleegkundigen en talloze verzorgenden thuis of in een andere branche. De zorgindustrie trekt daar niet de conclusie uit dat er beter moet worden omgegaan met het personeel en dat de arbeidsvoorwaarden beter moeten worden. In plaats daarvan wordt de gemakkelijke weg bewandeld door in te gaan op voorstellen van bemiddelaars om gedwee personeel uit lagelonenlanden te halen. De Zuid-Afrikaanse verpleegsters zijn de nonnen en diaconessen van nu.

Het twijfelachtige morele gehalte van het weghalen van medisch personeel uit landen waar het harder nodig is, wordt weggepoetst met de twijfelachtige garantie dat ze over twee jaar terugkeren om dan hun landgenoten bij te staan met hun nieuwverworven inzichten.

Een andere categorie nieuwe arbeidsmigranten van buiten de Unie is die van de hoger opgeleiden, veelal aangetrokken door de informatica-industrie. De toelatingsprocedures voor informatici zijn sterk bekort. Geen haan die daarnaar kraait - in Nederland komt do ICT-branche immers tienduizenden mensen tekort, zo heet het. Bovendien moet de Nederlandse nieuwe economie kunnen wedijveren met andere Europese landen - die ook informatici importeren - en met Amerika. Voor de hele korte termijn is het geen oplossing, maar het is beter eerst te zorgen dat onderwijs en onderzoek in Nederland zo goed zijn dat Nederlands talent blijft en dat Europees toptalent naar Nederland wil komen. Voor echt toptalent van elders - maar dan gaat het eerder om honderden dan tienduizenden-- dat tijdelijk in Nederland wil werken, zal altijd plaats zijn.

Het is opmerkelijk dat er bij de komst van nieuwe arbeidsmigranten geen rekening wordt gehouden niet de toestroom die straks in hun kielzog op gang zal komen. Net als de vorige generatie gastarbeiders zullen ze straks hun familieleden laten overkomen. De asielzoekers doen dat ook.

Het hoeft geen betoog dat die massale immigratie niet zonder problemen verloopt. 'De schoolresultaten blijven achter, de werkloosheid is nog altijd relatief hoog, de criminaliteit verontrustend en de beheersing van de Nederlandse taal onvoldoende,' vat directeur Paul Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau de problemen rond de immigratiegolf samen in een recent rapport voor het tweede kabinet-Kok. 'Het aantal illegalen neemt toe, evenals het aantal allochtonen uit landen waar niet eerder banden mee bestonden ( ... ) en feitelijk lukt het verwijderen van niet-erkende asielzoekers nauwelijks.'

Daar kan nog aan worden toegevoegd dat de Aziatische en Afrikaanse gemeenschappen die zich vormen -- in sommige delen van de grote steden kan van gettovorming worden gesproken - zich steeds minder aantrekken van de rest van de samenleving. De samenhang in de samenleving wordt zo serieus bedreigd.

De instroom van deze groepen gaat intussen onverminderd door. Alle pogingen om de asielstroom van Nederland af te wenden zijn mislukt en tot dusver mocht bijna de helft van de asielzoekers legaal blijven. Dat terwijl inmiddels, duidelijk is dat bijna alle asielzoekende buitenlanders op zoek zijn naar werk, of naar welvaart. De intocht van de familieleden van voormalige gastarbeiders en asielzoekers is op papier wel lichtjes ingeperkt, maar in de praktijk heeft dat ook die stroom niet verminderd. Bijvoorbeeld: van de 25 duizend Afghanen - elders in Europa worden ze geweerd - wordt aangenomen dat ze ieder tientallen familie en clangenoten naar Nederland zullen meenemen. Intussen heeft hooguit een tiende van de Afghanen in Nederland werk.

Misschien dat de komst van nieuwe gastarbeiders, niet tot de massale problematische volgmigratie zal leiden als bij de vorige golven gastarbeiders, rijksgenoten en asielzoekers. Maar zeker is dat allerminst. Tenslotte werd ook van de gastarbeiders uit Turkije en Marokko gedacht dat ze na gedane arbeid huiswaarts zouden keren. Dit aspect zou weleens wat meer aandacht van politici mogen krijgen nu er in één jaar meer werk vergunningen worden verstrekt dan ooit het geval was ten tijde van de Turkse en Marokkaanse gastarbeid.

Dat de verpleegsters, schoonmakers, bouwvakkers en ICT'ers maar een tijdelijk contract hebben, zegt niets. Het vertrouwen in die papieren regel bewijst dat de overheid niets begrijpt van de realiteit van migratiestromen. Velen van de nieuwe gastarbeiders zullen blijven, de laagst opgeleiden het meest. Ook zij zullen echtgenoten, kinderen en familieleden laten komen. En ook zij zullen gemeenschappen vormen, waarin illegale landgenoten onderdak vinden, tot ook die op de een of andere manier worden gelegaliseerd en voor vervolgmigratie zorgen.

De werkloosheid onder immigrantengroepen is vele malen hoger dan onder de autochtone bevolking. Vrouwen, ouderen en allochtonen werken in Nederland nog steeds weinig, en oudere vrouwelijke allochtonen al bijna helemaal niet. Zelfs de werkloosheid onder allochtone jongeren bedraagt ondanks de schreeuwende vraag van de werkgevers nog steeds een derde tot een kwart.

Het binnenhalen van nieuwe gastarbeiders neemt niet alleen de druk weg om al die werkloze dan wel arbeidsongeschikt bevonden Nederlandse ingezetenen naar de arbeidsmarkt te brengen. Het is goed mogelijk dat de nieuwe gastarbeiders voor import van inactiviteit zullen zorgen.

Allemaal redenen om de nieuwe gastarbeid tot een volstrekt minimum te beperken en om de Nederlandse verzorgings- en slachtoffercultuur drastisch terug te brengen. Dat vraagt om dringendere ingrepen dan waar de Nederlandse politiek toe bereid is gebleken. En als de politiek daar al toe bereid is, stokt het wet in de uitvoering.

Een Europese oplossing?

De EU zal voorlopig geen oplossing bieden voor de immigratiestroom naar Nederland. Andere Europese landen, zoals Italië, Spanje, Frankrijk en België, legaliseren om de haverklap honderdduizenden illegale buitenlanders, die daarmee ook automatisch toegang krijgen tot Nederland. In het nieuwe Europese Handvest - nog onderwerp van bespreking - is vastgelegd dat alle legale inwoners van de Europese Unie in alle lidstaten mogen werken en verkeren.

De Europese Commissie heeft nieuwe wetgeving in voorbereiding die een bedreiging kan zijn voor de eis dat partners die in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen een inkomen moeten hebben. Ook zal de EU worden uitgebreid met Oost-Europese landen, waarvan de inwoners zich uiteindelijk probleemloos in Nederland kunnen vestigen. Nog een reden om nieuwe gastarbeid van buiten Europa tegen te gaan.

Nederland kan lering trekken uit wat andere Europese landen doen. Die zijn restrictiever. Duitsland kreeg begin jaren negentig nog, twintig keer zoveel immigranten en asielzoekers aan de deur als Nederland -- nu nog maar twee keer zoveel. De 20 duizend ICT'ers die Duitsland wil binnenhalen, maken op de Duitse schaal ook betrekkelijk weinig uit. Een interessante les komt ook uit Zweden, dat de migratiedeuren grotendeels heeft gesloten en de pensioengerechtigde leeftijd heeft opgetrokken tot 67 jaar. En er valt te leren van Denemarken, waar immigratietaboes zijn doorbroken en gezinsvorming en gezinshereniging zijn ingeperkt. (...)

(...)

Vooral van de Verenigde Staten kan ook nog wat worden geleerd over hoe het niet moet. Zo blijkt in Amerika de praktijk van de gereguleerde immigratie ook weerbarstig. Ondanks duidelijke regels slagen bedrijven en lobbyisten erin uit zonderingen te bedingen. Donaties aan de politiek spelen daarbij een vitale rol. Amerikaanse boeren slagen er voortdurend in om goedkope gastarbeiders uit Mexico toegelaten te krijgen, ook als de lokale werkloosheid voor Amerikaanse begrippen al gigantisch is.

Coalitie tegen de samenleving

Het Amerikaanse quotasysteem lijkt een goed voorbeeld voor Nederland, maar is dat onder de huidige omstandigheden niet - tenzij ook asiel, gezinshereniging en gezinsvorming in dat quotum wordt betrokken, maar dat zit er voorlopig niet in. Zo'n quotabeleid zou bovendien voor de hele Europese Unie moeten gelden, en het resultaat zou voor Nederland ongunstig kunnen uitpakken nu veel grote landen geneigd zijn hun vergrijzing en ontvolking te bestrijden met het opvoeren van immigratie. Leerzamer is de Amerikaanse praktijk - en dan vooral hoe het niet moet: de bedrijfslobby's die de samenleving opzadelen met hun deelbelang. Ook in Nederland tekent zich een optelsom af van deelbelangen die de samenleving belasten. Links, vooral PvdA en GroenLinks, is gevoelig voor de lobby voor asiel, gezinshereniging en gezinsvorming. En VVD en CDA zijn gevoelig voor bedrijven en bedrijfstakken die zeggen het niet zonder buitenlands personeel te kunnen stellen.

Zo dreigt de vorming van een coalitie tegen de samenleving. Net als dertig jaar geleden bij het binnenhalen van de gastarbeiders en later bij de ruimhartige toelating van asielzoekers, worden de gevolgen voor de samenleving buiten beschouwing gelaten. Dat is ernstig, nu nog steeds slechts de helft van de volwassen Nederlanders tot 65 jaar gerekend naar voltijdsbanen werkt en allochtonen een onevenredig groot deel van die niet-werkenden uitmaken. Daarnaast zijn er op een gemiddelde werkdag een kleine half miljoen Nederlandse werknemers ziek - een record dat een groot deel van de arbeidsmarktproblemen veroorzaakt en dat door nieuwe migratiestromen niet wordt opgelost. Tegen die achtergrond is het verder opjagen van de immigratie naar Nederland niets minder dan een gotspe.

Uit het artikel van Syp Wynia,’Beperk de immigratie’, Elsevier, 21 okt., blz.

Zie ook:

 


Overheidsapparaten wanhopig overbelast met migratieproblemen - 21 okt. 2000

Een steeds groter deel van het overheidsapparaat doet wanhopige pogingen om de - gevolgen van - migratie en de volheid van het land in goede banen te leiden.

Het ministerie van Sociale Zaken zou weinig te doen hebben als niet zoveel Nederlanders, en verhoudingsgewijs veel immigranten, niet of weinig werken en een groot beroep doen op uitkeringen. Het ministerie van justitie houdt zich bezig met afhandelen en opvang van de asielzoekersstroom, terwijl justitie, politie en gevangeniswezen het druk hebben met het indammen van de misdaad en het beheren van de gevangenissen die voor meer dan de helft met buitenlanders en allochtonen worden bevolkt. De zwaarste taak bij Onderwijs is om de kwaliteit van zwarte scholen te bewaken en het voortijdig schoolverlaten van allochtone kinderen tegen te gaan. Bij Binnenlandse Zaken houden twee bewindslieden zich bezig met immigratie (uit de Antillen) en integratie van buitenlanders. Bij Buitenlandse Zaken groeit alleen het aantal ambtenaren in de sector dat zich met visumverlening, 500 duizend dit jaar, en asiel bezighoudt.

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu zou weinig te doen hebben als er niet steeds meer mensen zouden zijn die steeds meer ruimte opeisen. Verkeer en Waterstaat doet weinig anders dan het gaande houden van de beweging in het vastlopende volle Nederland. En het ministerie van Landbouw probeert natuur te maken en een bedrijfstak op de been te houden waarvoor in het volle Neder, land eigenlijk geen ruimte meer is.

Syp Wynia,’Ministeries voor migratie’, Elsevier, 21 okt., blz. 43

Zie ook:

 


Syp Wynia over blindheid en naïviteit m.b.t. massa-immigratie uit Derde Wereld - 21 okt. 2000

Begin dit jaar steeg hier en daar een gejuich op over de veronderstelde behoefte aan nieuwe migratiestromen naar Europa, ook naar Nederland. Nog los van het feit dat zo'n immigratiestroom niets oplost, werd gemakshalve genegeerd dat Nederland al een grote immigratie heeft. Het merendeel van de nieuwkomers komt uit minder ontwikkelde landen van binnen, maar vooral van buiten Europa. Eerst waren het Turken en Marokkanen, wier aantal in minder dan dertig jaar vertienvoudigde. Midden jaren zeventig liep Suriname leeg. In de jaren negentig kwamen de ontheemde ex-Joegoslaven en de stromen asielzoekers -vooral de laatste jaren uit steeds verder weg gelegen landen. De Afghanen hebben inmiddels de legale jaarlijkse instroom aan Marokkanen overstegen. Volgens de bevolkingsadministratie is al een tiende van de Nederlandse inwoners in een onderontwikkeld land geboren of kind van minstens één ouder uit zo'n land. In de grote steden gaat het zelfs om een derde van de bevolking. Daarbij zijn uiteraard de tienduizenden, mogelijk honderdduizenden illegalen niet meegerekend. 

De voortgaande instroom is ook verontrustend, omdat blijkt dat een aanzienlijk deel van de huidige immigranten en hun kinderen een beroep doet op de verzorgingsstaat. Zij hebben vaak slechte schoolresultaten en breken hun opleiding voortijdig af. Zij leveren een overmatige bijdrage aan de criminaliteitscijfers en zijn weinig genegen voluit aan de Nederlandse samenleving deel te nemen. Dat is des te ernstiger, omdat er goede reden is om aan te nemen dat de voortgaande immigratie de integratie van de al aanwezige etnische minderheden verder zal bemoeilijken. 

(...) 

Nederland laat het maar begaan. Dat geldt voor eigenlijk alle onderdelen van de immigratiestroom. Nederland is royaler met het toelaten van asielzoekers dan enig ander land en laat mensen toe uit landen die in de rest van Europa al bij voorbaat niet als asielzoekers worden erkend. Omdat Nederland ook nog eens royale voorzieningen heeft voor nieuwkomers (van een eindeloze rechtsbijstand tot medische zorg, onderdak en uitkeringen) komen er gerekend naar de bevolkingsomvang drie à vier keer meer asielzoekers, voor minstens driekwart gelukzoekers, op Nederland af dan op de andere landen van de Europese Unie. Daar blijft het niet bij. Afgewezen asielzoekers en andere illegalen worden in de praktijk nauwelijks het land uit gezet. Vreemdelingen die hun aanstaande partner, oma of pleegkind willen laten overkomen, zwemmen zonder problemen door de mazen van de toch al royale regels voor gezinshereniging en gezinsvorming. Sinds kort stijgen de Nederlandse werkvergunningen aan mensen van buiten de Europese Unie tot nieuwe records, en dan gaat het maar deels om toppersoneel - het gaat ook om schoonmakers en vrachtwagenchauffeurs. Verder zijn er steeds meer aanwijzingen dat de Nederlandse consulaten in de Derde Wereld, door goedgelovigheid, lichtzinnigheid of corruptie, gemakkelijker visumtoegang tot de EU verschaffen dan de andere EU-ambassades en -consulaten. Dat slechts een tiende van de visumaanvragen wordt afgewezen is een volgende aanwijzing dat de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen tot de gemakkelijkste toegangspoorten tot het westen behoren.

Formeel heeft Nederland geen immigratiebeleid. Er wordt in de Nederlandse politiek doorgaans met geen woord gerept over de immigratiegolf uit de 'niet-geindustrialiseerde landen'. VVD-leider Hans Dijkstal deed een halfjaar geleden een aanzet hiertoe, maar viel vervolgens stil. Op waarschuwingen van demografen volgt een oorverdovende stilte. Bewindslieden slagen er in het thema te omzeilen. Angst voor maatschappelijke opwinding, angst voor verdeeldheid in eigen gelederen - de PvdA en het CDA voorop - en vooral angst om voor racist te worden versleten leiden tot een laf voorbijgaan aan deze meest ingrijpende maatschappelijke ontwikkeling in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog.

In de praktijk heeft Nederland wel een immigratiebeleid - een soort passief gedoogbeleid. Dat is een beleid dat tot gevolg heeft dat iedereen die dat wil, het land in kan komen en vervolgens veel rechten heeft en weinig plichten. Zonder twijfel zal dit non-beleid- dat ook beleid is - in de niet zo verre toekomst leiden tot parlementaire onderzoeken, zwarte pieten en spijtbetuigingen. Het zal allemaal te weinig zijn. En te laat.

 

Uit de column vna Syp Wynia, 'Non-beleid : Politiek en overheid houden zich blind voor massa-immigratie uit Derde Wereld', Elsevier. 21 okt. 2000, blz. 9.

Zie ook:

 


Alarmerende stijging van criminaliteit onder jongeren - 20 okt. 2000

 

LEIDEN – Veertien jaar is hij, de Utrechtse jongen die bekende verantwoordelijk te zijn voor de dood van zijn 5-jarige buurmeisje Yasmina Habchi. Hoe misdadig zijn Nederlandse kinderen?

Minderjarige moordenaars. Ook Nederland heeft kinderen binnen de grenzen die verantwoordelijk zijn voor de dood van een ander. In 1998 stuurden twee negenjarige knulletjes uit Lelystad de 3-jarige Daisy Kruiswijk dun ijs op. Ze schoten niet te hulp toen het kind erdoorheen zakte. Het meisje overleed.

In 1994 vermoordde de 13-jarige Roy uit het Limburgse Susteren een vijfjarige kleuter in een recreatieplas. De jongen, ernstig psychisch gestoord, zit vast in een gesloten kliniek. Buiten de grenzen is het drama in de Amerikaanse staat Arkansas berucht. Twee jongens, elf en dertien jaar, lokten via het brandalarm hun schoolgenoten naar buiten. Daar openden ze het vuur op hen. Er vielen vijf doden.

Niet zinvol

Nederland wordt gewelddadiger. Daarmee kun je echter niet zeggen dat er steeds meer kinderen komen die een moord op hun geweten hebben, zo betoogt criminoloog dr. P. H. van der Laan, werkzaam bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). „Zeer ernstige zaken als in Utrecht komen bij hoge uitzondering voor. Het ene jaar kun je één geval hebben waarbij een kind iemand vermoordt, het andere jaar twee van die drama's. Dat is feitelijk een stijging van 100 procent. Maar het is niet zinvol om op die manier te redeneren.”

Criminologen zijn het er wel genoegzaam over eens dat jongeren tussen 12 en 17 fors meer geweld gebruiken dan tien jaar geleden. Van der Laan: „Het aantal geweldsdelicten is verdubbeld.” Werden vorig jaar 1300 jongeren tot 17 jaar verdacht van ernstige delicten (zoals poging tot doodslag; iemand met een mes te lijf gaan bijvoorbeeld), in 1993 ging het om 731 zware criminelen. De daders zijn bijna altijd jongens.

Hardhandig

Er is een reeks oorzaken aan te wijzen voor de verharding van de jeugdcriminaliteit, stelt Van der Laan. „Eén simpel antwoord is er niet. Wat we in ieder geval weten is dat bijna alle jongens met een criminele carrière te maken hebben met –vergeef me het vreselijke jargon– een reeks risicofactoren. Hun ouders hebben vaak een crimineel verleden, de opleiding is vroegtijdig afgebroken, ze zijn thuis nogal eens hardhandig aangepakt. Ze zijn gewend om er zelf vrij snel op los te slaan.”

Ook speelt het toenemende wapenbezit een verharding van de jeugdcriminaliteit in de kaart, betoogt Van der Laan. Verder is de wetenschapper „er stellig van overtuigd” dat geweldsfilms schadelijk zijn voor –sommige– jongeren. „Als je een betrekkelijk rustige politieserie als die van Baantjer bekijkt, zou je werkelijk gaan geloven dat het iedere week in Amsterdam raak is, dat er om de haverklap een lugubere moord wordt gepleegd.”

(....)

Uit het artikel van J. Vischer, 'Veertien, en dan moordenaar',  Reformatorisch Dagblad, 20 okt. 2000, blz. 2 

Zie ook:

 


Van Wissen over het fundamentale belang van het huwelijk - 13 okt. 2000

"Het maakt niets uit of mensen gaan samenwonen of dat ze gaan trouwen. Het huwelijk is gewoon een papiertje en daar worden mensen echt niet gelukkiger van." Dit is een veelgehoorde reactie van de gemiddelde Nederlander op pleidooien over de waarde en de betekenis van het huwelijk. Voor velen is de mystieke lading uit zowel huwelijk als gezin verdwenen; het is voor hen een gezinsvorm zoals elke andere. Het overheidsbeleid met betrekking tot familiezaken wekt eveneens de indruk dat het voor de overheid niet uitmaakt in wat voor soort gezinssituatie kinderen opgroeien: in een eenouder- of een twee-oudergezin, met getrouwde of samenwonende ouders, al dan niet biologisch, al dan niet van hetzelfde geslacht. Het personen- en familierecht begint daardoor op gewoon contractenrecht te lijken.

Samenwonen

Het is zeer de vraag of dit wel zo'n gelukkige ontwikkeling is. Het gaat bij het huwelijk immers niet uitsluitend om het papiertje. De huwelijksvoltrekking behelst meer dan het tekenen van een contract. Het is een rite de passage, die voor man en vrouw de overgang naar een nieuwe familiesituatie symboliseert. Het huwelijk van man en vrouw verschaft een stabiliteit die geen van de "alternatieve leefvormen" kan bieden. Het is een relatie waarvan de spelregels door de traditie en het recht worden bepaald in plaats van door de partijen zelf. Man en vrouw doen bij het huwelijk (a) ten overstaan van God en/of (b) de gemeenschap (c) in een ceremonie (d) de belofte dat hun band permanent is.

Samenwonen verschilt hiervan fundamenteel. Aan geen van de vier genoemde elementen van een huwelijk wordt voldaan. (...)

(...)  Immers in het algemeen is van de overgang naar een nieuwe fase in het leven van de samenwonenden geen sprake. Veeleer is sprake van "meer van hetzelfde." Het enige criterium voor de voortzetting van zo'n relatie is voor beide partners of ze er genoeg plezier aan beleven. Heeft een van beiden er "geen zin meer zin," dan kan de relatie te allen tijde worden verbroken.

Trouwen en samenwonen

Samenwonen is iets anders dan trouwen, dat weet iedereen, maar wat maakt dat uit? Het maakt wel degelijk iets uit, zo blijkt bij nadere beschouwing. (...) 

Frits Bolkestein heeft eens opgemerkt dat Amerika ons altijd een probleem voor is. Voor wat betreft het getrouwde gezin geldt dit evenzeer voor Engeland. In zowel Engeland als de VS namelijk is een vrijwel totale ondermijning van het getrouwde gezin gaande. Statistieken hierover zijn ook voor ons van belang. Enkele willekeurige cijfers uit Engeland ter illustratie.

De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het huwelijk goed werkt, in ieder geval op vele gebieden duidelijk beter dan samenwonen. Terwijl de lossere banden als een voordeel van samenwonen worden gezien, blijken juist de nauwere banden van het huwelijk heilzaam te zijn voor de mens.

Beleidsideeën

Hoe zou de overheid op dergelijk onderzoeksmateriaal moeten reageren? Hoe kan de bijzondere positie van het huwelijk opnieuw worden bevestigd? Het belang van de rol van de wetgever in het beschermen van een centrale institutie als het huwelijk moet niet worden overschat, maar een aantal stappen zou kunnen worden overwogen om ten minste een belangrijke boodschap over te brengen: dat het huwelijk wel degelijk van belang is en daarom een aparte, beschermde status verdient.

Ten eerste zou op scholen binnen voorlichtinglessen over seksualiteit en relaties aandacht moeten worden besteed aan het belang en de bijzondere status van het huwelijk.

Ten tweede zou de verplichting van het trouwen voor de wet moeten worden opgeheven, zoals Michiel Peeters stelt in het Katholiek Nieuwsblad van 6 oktober. In een situatie van volmaakte scheiding van kerk en staat moet de staat mensen vrijlaten om te kiezen voor een burgerlijk huwelijk dan wel een kerkelijk huwelijk.

(...)

(...)  In een tijd waarin allerlei deelbelangen op de onverdeelde aandacht van de politieke elite kunnen rekenen, zou het geen kwaad kunnen als er een politicus zou zijn die zich op kabinetsniveau inzet voor het belangrijkste instituut dat we kennen: het getrouwde gezin.

Uit het artikel van René van Wissen, 'Huwelijk is meer dan een papiertje', Katholiek Nieuwsblad 13 okt. 2000, blz. 14

Zie ook:

 


'Vrijzinnigheid' leidt tot kerkelijke dood - 11 okt. 2000

(...) Bram Krol, directeur van de Werkgroep Gemeentegroei, zet in het bulletin op een rijtje dat gereformeerdebonders en confessionelen 63 procent van alle kerkgangers op de zondagochtend tellen en 88 procent van alle hervormde kerkgangers op de zondagmiddagen. Vijfenzestig tot 70 procent van alle bij het hervormde jeugdwerk aangesloten jongeren vinden we in deze kringen, 70 procent van alle deelnemers aan de catechese en 62 procent van alle hervormde belijdeniscatechisanten.

Maar deze cijfers geven nog een te gunstig beeld voor de middenorthodoxie, vindt Krol. "We moeten bedenken dat de gemeenten die hun ligging als evangelisch beschrijven, worden meegerekend met de middenorthodoxen. Zij zouden beter passen bij de confessionelen. Dit laat zien dat de participatie aan activiteiten en de relatieve invloed van de behoudenden hervormden veel groter is dan de verhoudingen op de synode doen vermoeden."

Verlies

Krol geeft verder een overzicht van de ledentallen van de grootste kerkgenootschappen over de afgelopen tien jaar. (...) In absolute aantallen bedraagt het verlies in de twintig kerken die Krol meetelde 1,1 miljoen leden en doopleden. (...)

Duidelijke leer

Ds. Krol, zelf gereformeerd predikant, wil met zijn statistieken "opnieuw" onderstrepen dat gemeenten met een duidelijke leer sterker staan dan gemeenten met een vrijere of vrijzinnige opvatting. "Dit punt is zó universeel en zó opvallend, dat Gemeentegroei niet anders kan dan dit steeds maar weer te onderstrepen. "

Ook binnen verlieslijdende gemeenschappen zijn er stromingen die een zekere stabiliteit of zelfs groei meemaken, vervolgt Krol. "Dat zijn dikwijls stromingen met een behoudende theologie. Kerkgenootschappen houden er niet van deze cijfers te laten zien. Maar beleidsmakers doen er goed aan hier acht op te slaan!"

Onlangs publiceerde de NCRV cijfers waaruit blijkt dat Samen-op-Weg-gemeenten het minder goed doen dan gemeenten die zelfstandig blijven. Krol geeft hiervoor enkele verklaringen. "De bereidheid om tot samenvoeging over te gaan, is het grootste bij gemeenten, die naar verhouding toch al zwak zijn. Twee zieke kerken samen vormen geen sterkere, maar (vaak) een nóg zwakkere kerk. Het is beter eerst genezing te zoeken."

Krol wijst verder op internationale onderzoeken, waaruit volgens hem blijkt dat lokale gemeenten die een samenwerkingsverband met andere kerken aangaan, 25 tot 40 procent van hun kerkgangers verliezen in het eerste jaar van de samenvoeging. (...)

Moeizaam

Een andere reden waarom SoW niet gunstig is voor het ledentaal is volgens Krol dat federaties een "opmerkelijke zwakte"hebben om een gemeenschappelijke theologie te formuleren. Dit "chronische" manco maakt het kerkelijk SoW-leven in de ogen van Krol "wel erg moeizaam." (...)

Uit 'Sow redt middenorthodoxie in NHK "op het nippertje"', Reformatorisch Dagblad, 11 okt.2000, blz. 2.

Zie ook: 

 


Wetenschappelijke theologie is niet naturalistisch -  10 okt. 2000

 

Er is de laatste jaren commotie ontstaan over de toekomst van de Utrechtse theologische faculteit. Deze commotie betreft met name het beleid inzake het curriculum en de benoemingen. De onrust is recentelijk weer opgelaaid naar aanleiding van een ”mission statement” van het bestuur van deze faculteit. Dr. Guus Labooy en dr. Ewald Mackay pareren kritiek op de klassieke theologie.

De strekking van het ”mission statement” is dat het theologieonderwijs moet inzetten op een ontmoeting tussen cultuur en theologie: „De faculteit vat theologie op als de reflectie op het debat tussen geloof en cultuur” (conceptmissiedocument II). Hoewel dit manifest de directe aanleiding vormt voor onze reactie, gaat het in wezen om een veel bredere thematiek die niet alleen in de theologische faculteit maar ook in de kerk speelt, de kerk die in de bekende ”duplex ordo” samen met de staatsfaculteit de opleiding verzorgt.

In feite veronderstelt een dergelijke verwoording een kritiek op de bestaande situatie – een situatie waarin de klassieke theologie het perspectief in belangrijke mate bepaalt. De schijn wordt tenminste gewekt dat de klassieke theologie, met als spraakmakende vertolker de Utrechtse School, niet of althans in veel mindere mate betrokken is op de cultuur; bij haar zijn de ramen gesloten. De theologen moeten (veel meer) in gesprek met de cultuur. Met cultuur wordt hier tevens bedoeld: de wetenschappelijke cultuur.

Zijn de vensters echter gesloten? Wij vragen ons dat af. Wij, dat zijn twee representanten van die wetenschappelijke cultuur waar de nieuwe opleiding zo graag een missie voor wil hebben: een historicus en een arts. Voor óns zouden de ramen dus open moeten! Maar als de ramen bijna of geheel dichtzaten, hoe kan het dan dat wij binnen zijn gekomen? We zouden het nog anders willen stellen: als er ergens een raam openstond dat voor ons perspectief bood op juist onze eigen seculiere wetenschappelijke wereld, dan was dat wel het raam van de klassieke theologie!

Herbronning

Juist de Utrechtse School, met haar nadruk op exacte theologiebeoefening, verbindt de klassieke theologie op vruchtbare wijze met de moderne wetenschappelijke en culturele problematiek. Juist de klassieke training heeft ons als empirische wetenschappers de instrumenten in handen gegeven om een werkelijke bijdrage op ons vakgebied te leveren. De vraag is voor ons niet: Hoe vindt de theologie aansluiting bij de empirische wetenschap? De vraag is: Kunnen wij de vragen die de wetenschappen oproepen überhaupt beantwoorden, los van de christelijke traditie en het daarin verankerde wijsgerige gedachtegoed? Ons antwoord is: Nee! Waar we op het eindpunt van moderniteit én postmoderniteit zijn aangekomen –het is opvallend hoeveel boektitels vandaag in zich ”Het einde van...” dragen– zou hier wel eens een nieuw perspectief kunnen liggen: herbronning vanuit de Bron.

Nieuwe wetenschappelijke inzichten blijken inderdaad opvallend vaak aan te sluiten bij klassieke noties uit de christelijke traditie. Onze ervaringen lopen wat dit betreft parallel met de ontdekking van de betekenis van de logica en de semantiek (betekenisleer) in de twintigste eeuw: toen in het spoor van Frege en Wittgenstein de vensters op de logica en de semantiek werden geopend, ontdekte men dat de klassieke christelijke theologie en filosofie van de Middeleeuwen de ramen al veel eerder geopend hadden: de vroegmoderne wijsbegeerte vanaf Descartes, die vanuit haar mission statement zo graag modern wilde zijn, slóót hier de ramen. Wittgenstein en Frege openden dus niet de ramen: zij heropenden de ramen.

(...)

Ontmoeting

Wij concluderen op basis van onze ervaringen dat de klassieke theologie de vensters open heeft staan en dat zij een fascinerend en onmisbaar licht werpt op de werkelijkheid zoals die voorwerp van onderzoek is binnen onze én andere vakgebieden. Daarom moet, naar onze overtuiging, het beleid van zowel Universiteit als kerk wat curriculum en benoemingen betreft gericht zijn op het ondersteunen van deze klassieke vorm van hedendaagse theologiebeoefening – zeker als men beweert dat men inzet op de ontmoeting tussen theologie en wetenschap.

We moeten het elan herwinnen om juist binnen de wetenschap –en dus ook binnen de theologie– over God te spreken. In de klassieke theologie is dat gedaan op een exacte wijze, en juist die wijsgerige concentratie werpt vruchten af in andere disciplines. Dit type theologie dwingt ons respect af. Wanneer de theologie daarentegen haar eigen opdracht verzaakt en haar identiteit in toenemende mate zoekt in een taal en methode die schatplichtig is aan de wijsgerig zeer kritisch te beoordelen inzet van de Verlichting, zien wij als empirische wetenschappers daar in elk geval doorheen: zo'n theologie heeft niets in huis wat we zelf al niet wisten. Theologie die zichzelf trouw blijft, die spreekt over God en zich niet laat opsluiten in het alleen maar bestuderen van ons spreken over God, heeft een missie. Zonder deze missie gaan de luiken dicht.

Uit het artikel van Guus Labooy & Ewald Mackay, 'Herbronning vanuit de Bron', Reformatorisch Dagblad, 10 okt.2000.

 


Lezing van Kinneging over de slechte toestand van Nederland - 7 okt. 2000

 

7 October 2000: Het is alweer een tijd geleden dat de Leidse Rechtsfilosoof Dr. A.A.M. Kinneging een voorstel deed voor een gedachtewisseling tussen de conservatieven en de christelijken in Nederland. Op 22 September jongstleden had de eerste ontmoeting plaats. Er was een lezing van Dr. Kinneging, waarin de morele problemen van de moderne tijd treffend worden besproken. Het nu volgende is een weergave van die lezing.

"Velen, inclusief premier Kok, zijn ervan overtuigd dat het goed gaat met Nederland. We behoren, zo blijkt ook weer uit de recente cijfers van het SCP, tot de rijkste landen van Europa; de werkeloosheid is vrijwel nergens zo laag als bij ons; en, na ruim twintig jaar bezuinigen, is er nu eindelijk weer een begrotingsoverschot en dus ruimte voor 'leuke dingen voor de mensen'. Geen vuiltje aan de lucht dus, zou je zeggen.

Of zien we, als we zo redeneren, misschien iets over het hoofd? Getuigt deze wijze van redeneren misschien van een wat bijziende blik? 

Het antwoord op de vraag of het goed gaat met een land, is afhankelijk van het criterium dat wordt gehanteerd. Wanneer het nationaal inkomen als criterium dient, het officiële werkeloosheidscijfer of de omvang van het begrotingstekort, kan de conclusie niet anders luiden dan dat het goed gaat met Nederland. De vraag is echter of genoemde criteria wel goede meetinstrumenten zijn voor de beantwoording van de vraag of het goed gaat met een land.

Ik meen van niet en wel om twee redenen:

In de eerste plaats omdat genoemde criteria van een dusdanig hoog abstractie- of, zo U wilt, aggregatieniveau zijn, dat ze weinig meer zeggen over de maatschappelijke realiteit die erachter schuilgaat. Zo kan een zeer hoog nationaal inkomen gemakkelijk gepaard gaan met grote en wijdverspreide nooddruft, van personen, van organisaties of van maatschappelijke sectoren. Ik verwijs slechts naar de actuele situatie in het onderwijs en de gezondheidszorg. Met deze sectoren gaat het niet goed; integendeel: het gaat er ronduit slecht. Zich onder die omstandigheden te richten op een criterium als het nationaal inkomen is eerder verduisterend dan verhelderend.

In de tweede plaats meten al deze criteria gegevens die betrekking hebben op materiële welvaart, niet op spiritueel welzijn. Maar om dat laatste gaat het uiteindelijk, dat laatste - de mate van welzijn - is bepalend voor de vraag of en in welke mate het goed gaat met een land. Dat is, dunkt me, onbetwistbaar. 

(...)

Wanneer we nu onze blik richten op onze eigen maatschappij, dan kunnen we zonder meer constateren dat markt en staat een al te grote plaats innemen en de familie en het middenveld in een diepe crisis verkeren.

De hamvraag is dan natuurlijk: hoe erg is dit? Het antwoord is kort en duidelijk: heel erg. Waarom? Omdat de mens in de sfeer van het familieleven en het middenveld, als deze goed functioneren, dingen meekrijgt, die noch de markt, noch de staat hem ooit kunnen geven, dingen die van wezenlijk belang zijn voor zijn innerlijke gesteldheid. Het is, ook nu weer, moeilijk precies aan te geven, wat een mens allemaal mist, wanneer hij zonder familie en middenveld opgroeit. Maar het wordt opeens glashelder, wanneer men zich een mens voorstelt die niets anders kent dan de prikkels van de markt en de ge- en verboden, de rechten en plichten van de staat, en die al zijn medemensen benadert op een soortgelijke wijze. Deze mens is een onmens. En we zijn hard op weg hem te fabriceren.

De markt en de staat zijn nuttige, zelfs onmisbare instituties. Maar het zijn niet de instituties waarin en waardoor de mens zijn menselijkheid verwerft: dat wil zeggen zijn nederigheid, vrijgevigheid, kuisheid, zelfbeheersing, matigheid, medeleven en naastenliefde. Dat is bij uitstek de taak van primair het gezin i.e. de familie en secundair de gemeenschappen van het middenveld. 

Het is hier dat het karakter wordt gevormd, dat kinderen worden geciviliseerd en gesocialeerd, dat mensen een gevoel voor sociale en individuele verantwoordelijkheid leren, dat niet rechten en plichten, maar zorg en liefde de centrale motieven zijn, dat men leert het algemeen belang voor het eigenbelang te laten gaan en hoe de botsing van wensen en meningen moet worden gehanteerd.

Als dit allemaal niet of niet voldoende geschiedt, en markt en staat ons opvoeden en vormen, ontstaan mensen voor wie alles en iedereen – zijzelf incluis - koopwaar is danwel een voorwerp van regelgeving en beleid. Zo’n mens is geen goed gezelschap en een maatschappij bestaande uit louter zulke mensen is een maatschappij waar geen van ons wil wonen.

Ten slotte: hoe kan de trend worden gekeerd? Wat moet en gebeuren? Het gezin i.e de familie en de gemeenschappen van het middenveld moeten worden gerevitaliseerd, moeten weer belangrijke, gezaghebbende instituties worden. Dit dient mijns inziens bovenaan te staan op de politieke agenda. Hoe? Door alles wat afbreuk doet aan die instituties – of het nu ideeën zijn, levensstijlen, wet- en regelgeving - kritisch te analyseren, met woord en daad te bestrijden –binnen de grenzen van het toelaatbare, uiteraard en, last but not least, door zelf, zo goed als een zeer feilbaar wezen dat maar kan, een voorbeeld te zijn. Alleen dan is er hoop op een maatschappij, waarin althans de sociale voorwaarden bestaan voor ons geluk en welzijn op deze aarde.

 

Lees deze lange, maar uitstekende lezing hier:

Lezing van Kinneging over maatschappelijke instituties en het slechte toestand van Nederland
 (offsite, bij ConservatismeWeb.com )

 


Groei georganiseerde misdaad - 6 okt. 2000

De georganiseerde misdaad in Europa groeit. Het aandeel van allochtone groeperingen daarin wordt groter. Dat zei M. De Cocq van Europol tijdens een congres over georganiseerde misdaad. Bendes neigen tot steeds meer agressie, en maken gebruik van geavanceerde communicatiemiddelen. Ze houden zich met alles bezig wat winst oplevert. Binnen de allochtone groepen is de etnische afkomst van primair belang. Ze trekken zich van grenzen niets aan. Wel kennen ze de diverse nationale wetgevingen uitstekend. Colombiaanse bendes houden zich naast cocaïnehandel steeds meer met heroïne bezig. Albanese en Turkse groepen voegen aan de heroïnehandel mensensmokkel en prostitutie toe. De Chinese criminelen zien naast drugshandel de laatste tijd ook heil in mensensmokkel. Alleen de Oost-Europese, Marokkaanse en Nigeriaanse criminelen zijn redelijk honkvast met respectievelijk financiële misdaad, cannabishandel en drugs of fraude.

 

'Georganiseerde misdaad in Europa groeit', Katholiek Nieuwsblad, 6 okt. 2000, blz. 12

Zie ook:

 


Michel Sarot over de onaantrekkelijkheid van huidige kerkdiensten - okt. 2000

(...)

"Samenvattend houd ik staande dat het belangrijk is de goede Boodschap over te brengen in voor mensen in deze tijd aansprekende verhalen. En dat kan heel goed samengaan met realistische claims ten aanzien van het bestaan van God. Het gebruik van verhalen hoeft dus geenszins te leiden tot de these dat God alleen maar in het verhaal bestaat. Integendeel, je gebruikt verhalen om te praten over God Zelf."

Zintuiglijk

Veel gelovigen ervaren een tegenstelling tussen hetgeen zij op zondag in de kerk beleven en hetgeen zij doordeweeks meemaken. Moeten eredienst en dagelijks leven beter op elkaar aansluiten of mag de eredienstjuist geheel anders zijn?

"Ik denk, als het gaat om de liturgie, dat wij reden hebben tot aanpassing. Je ziet in onze maatschappij dat al onze zintuigen steeds intensiever worden aangesproken. Wij leven in een cultuur die op een heel gewiekste manier onze zintuigen bespeelt om allerlei goede en minder goede doelen te bereiken. Dan kun je denken aan de kwaliteit van de moderne reclame. Wij zijn in dat opzicht behoorlijk verwend geraakt'

"De katholieke liturgie was vroeger rijker in het aanspreken van de zintuigen dan nu. Zeker in Nederland heeft - mogelijk mede onder invloed van het calvinisme - een versobering plaatsgevonden. Ik denk bijvoorbeeld aan het gebruik van wierook, dat in vele parochies is teruggedrongen. Maar ook allerlei prachtige Gregoriaanse gezangen die vroeger in kerken werden gezongen en nu alleen nog maar op cd verkrijgbaar zijn. Die cd’s genieten overigens een ongekende populariteit, ook onder jonge mensen. '

"Ik zie dat de belangstelling voor het strelen van de zintuigen in de eredienst toeneemt. Niet dat mensen de soberheid afwijzen, maar de aandacht voor schoonheid bloeit op. Dat blijkt ook uit de behoefte in onze parochie om eens in de zoveel weken een Latijnse mis te hebben. Daaruit spreekt de behoefte aan zintuiglijke rijkdom. Men wil meer dan alleen het Woord"

"Naar mijn mening mogen wij met wat meer positieve aandacht kijken naar de rijkdom van de christelijke traditie. Met gebruikmaking van deze beproefde middelen mag de kerk naar mijn smaak best een oase van rust zijn te midden van ons overigens zeer jachtige bestaan. De kerk hoeft niet net zo druk te zijn als een televisieshow. Aan de andere kant kunnen we van de televisie wel iets leren. Wat televisie te bieden heeft, is in zekere zin kwaliteit. Niet altijd inhoudelijk, maar wel voor wat betreft de presentatie. Gaat voor de camera iets eens wat minder gelukkig, dan knipt men dat eruit en doet het over. Misschien zijn wij in onze liturgie wel eens wat te nonchalant als het gaat om kwaliteit. Ik denk dat wij in deze tijd, waarin iedereen gewend is aan een goede presentatie, er best voor mogen zorgen dat de liturgie in orde is."

"Mensen zijn vandaag de dag bijzonder kwaliteitsbewust. Muziekopnames voor cd bereiken een graad van perfectie die twintig jaar geleden ondenkbaar was. Gaan we naar een concert en de uitvoering is niet helemaal tiptop, dan hoor je mensen daar veel sneller over mopperen dan vroeger. In de kerk is muziek ook belangrijk. En ik ben van mening dat de kwaliteit van de muziek in de kerk nog vaak te wensen overlaat. Ik denk dat het belangrijk is om in kwaliteit te investeren, of je nu katholiek bent, protestants of evangelisch. Kwaliteit, daar gaat het om. In alle facetten van het kerkelijk leven. "

"Ik signaleer een grote openheid voor God onder jonge mensen, met name als zij niet christelijk opgevoed zijn. Deze jongeren hebben namelijk geen last van negatieve ervaringen met de kerk. Zij zijn niet gefrustreerd. Zij hebben geen vooroordelen. Hun negatieve ervaring zou je kunnen omschrijven als een gevoel van leegte. Zij zijn best bereid naar de kerk te gaan, mits de kerk ook echt wat te bieden heeft met betrekking tot de opvulling van die leegte. Echte inhoud, daar gaat het om. Deze jonge mensen bewijs je geen dienst met een onbegrijpelijke en/of slordige preek, met slechte muziek en een ondoordachte gang van zaken. Ze struikelen over gebrek aan kwaliteit. Of een dienst modern of klassiek is qua vormgeving, doet eigenlijk niet zo ter zake."

Uit het interview van Michel Sarot, CV Koers, Okt. 2000, blz. 29-30

Zie ook:

 


Nederlandse justitie partijdig - 29 sept. 2000

Formeel is het met de vrijheid van meningsuiting in Nederland goed gesteld. We belanden niet achter de tralies als we zeggen wat we vinden. Hoewel? In 1997 publiceerde de rechtsfilosoof Theo Rosier een vergelijkende studie naar de vrijheid van meningsuiting en discriminatie in de Verenigde Staten en Nederland. Hij concludeerde dat de Nederlandse rechterlijke macht de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te nauw trekt.

Aangedreven door allerlei fanatieke antidiscriminatiegroepen gaat justitie inderdaad erg bangelijk met non-conformistische meningen om. Kamerlid Leen van Dijke (die op grond van zijn geloof homoseksualiteit afwijst), Gerry van der List (ook homo's), Theo van Gogh (joden) en C.W. Rietdijk (gehandicapten) kunnen daarvan meepraten. Uiteindelijk werden hun gevallen geseponeerd, maar niet nadat zij in politiebureaus waren verhoord.

In andere gevallen knijpt Vrouwe justitia echter een oogje dicht. Zogenaamde 'autonomen' in Amsterdam beeldden in een postercampagne Pim Fortuyn naast Hitler af. Er gebeurde niets. "Als ik zwart was geweest, was dat waarschijnlijk anders geweest," zegt Fortuyn die justitie partijdigheid verwijt. Janmaat zal dat beamen. Zijn opmerking 'vol is vol' leidde tot strafvervolging, terwijl Juliana in 1979 ongestraft in de troonrede de woorden 'Ons land is vol, ten dele overvol' mocht uitspreken.

Wanneer discriminatiezaken voor de rechter komen, is evenmin iedereen gelijk voor de wet. Columnisten en cabaretiers mogen meer zeggen dan 'gewone mensen' en rechtse opinies leiden sneller tot een veroordeling dan linkse, constateert Van der List. Onafhankelijke rechtspraak? De Centrum-democraten werden veroordeeld wegens de slogan 'Eigen volk eerst', een principe dat zo ongeveer de grondslag vormt van elke staat. En CP '86 werd door de rechter verboden, terwijl de christelijke SGP rustig doorgaat met het afwijzen van het vrouwenkiesrecht.

 

Stan de Jong, ‘Justitie is partijdig’, HP/De Tijd, 29 sept. 2000, blz. 39.

 


Geen vrijheid van mening in Nederland - 29 sept. 2000

(...)

Toen Gerry van der List in 1998 in een column in de Volkskrant de Gay Games een walgelijke orgie noemde, vulden boze ingezonden brieven een hele U-pagina. Vond hij best leuk. Minder aangenaam verrast was hij door de post die een paar dagen later bij hem thuis werd bezorgd: een drol.

Van der List, tegenwoordig redacteur van Elsevier, wilde aantonen dat de Nederlandse intelligentsia er een hypocriete moraal op na houdt. Terwijl schande wordt gesproken van een TV-programma als Seks voor de Buch, waarin vooral heteroseksuelen hun fantasieën botvieren, werd de roze vleeskeuring in Amsterdam met mildheid ontvangen. Dat hij een gevoelige zenuw had aangeboord, bleek wel toen zijn toenmalige werkgever, het wetenschappelijk bureau van de VVD, werd opgebeld met het verzoek 'die fascist' te ontslaan.

"Intimiderend," zegt Van der List, die ook nog een dagje op het politiebureau verbleef na een klacht over het aanzetten tot discriminatie jegens homoseksuelen.

We zijn van god en gebod los, maar zeggen watje denkt, is in Nederland nog steeds gevaarlijk. Taboes dus. Een glibberig, ongrijpbaar, maar oeroud verschijnsel. In zijn dissertatie Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal, speciaal in Nederland uit 1980 definieert de socioloog Paul Kapteyn ze als 'vanzelfsprekende vermijdingen'.

Taboes staan niet op papier, maar iedereen weet dat ze er zijn, en dat het maar beter is erover te zwijgen. Anders rukt de gedachtepolitie uit en labelt onwelgevallige meningen met populaire etiketjes als 'discriminatie', 'seksisme' of gewoon 'onfatsoenlijk'. Dat is wel zo makkelijk, want van de mening van viespeuken, racisten en homohaters hoef je je immers niets aan te trekken.

Overdreven? Een selectie uit een reeks min of meer recente voorvallen.

In juli schreef de socioloog J.A.A. van Doorn in HP/De Tijd een doorwrochte analyse over de onderhandelingen over de joodse oorlogstegoeden. Daarover hing 'een geur van chantage', vond hij. Emeritus-hoogleraar I. Lipschits rook iets anders. Uit het artikel van Van Doorn steeg volgens hem 'een stank van antisemitisme' op.

Een déjà vu-gevoel zal Van Doorn niet hebben kunnen onderdrukken. Jaren geleden betwistte hij in NRC Handelsblad de onafhankelijkheid van Nederlandse correspondenten in Israël, aangezien de meesten van joodse afkomst waren. Na verontruste reacties zette het avondblad, dat trots de leuze Lux et Libertas (Licht en Vrijheid) in het vaandel voert, de columnist aan de kant.

In 1998 publiceerde Pim Fortuyn het boek Tegen de islamisering van onze cultuur. In het VARA-programma Het Lagerhuis mocht hij met Marcel van Dam, de Socrates van de Lage Landen, in debat. Socrates ging onorthodox te werk. Hij voerde het volkstribunaal aan, en beet zijn gesprekspartner toe: "U bent een minderwaardig mens."

Professor Dolph Kohnstamm geldt als expert op het gebied van onderwijs en leerachterstanden. Een half jaar geleden betoogde hij dat een deel van deze leerachterstanden te verklaren is uit etnische verschillen. Stom, stom, stom. Kohnstamm was een 'racist' en strompelt nu als aangeschoten wild door de academische wereld.

(...)

Het is de laatste tijd bon ton om te beweren dat 'politiekcorrectheid' niet meer bestaat. De Balie wijdt er deze week, 27 september, zelfs een heel congres aan. Amokmakers als Theo van Gogh zouden de grenzen van de vrije meningsuiting zodanig hebben opgerekt dat er behoefte is aan nieuwe fatsoensnormen. Schrijver Harry Mulisch, die overigens nog altijd de Cubaanse dictator Fidel Castro bewondert - inderdaad, dat is geen taboe - vindt het zelfs hoog tijd dat er meer taboes komen.

Maar de eerder genoemde voorbeelden tonen aan dat de Hollandse polder nog vol heilige koeien staat. "Het conformeren viert juist hoogtij," zegt de Rotterdamse emeritushoogleraar staatsrecht S.W Couwenberg. "Het is allemaal heel erg Amy Groskamp-ten Have: zo hóórt het." Hij slaat zich op de knieën van de pret. "Zo'n Vrij Nederland, hohoho, dat is me toch een braaf blad geworden." Zelf betaalt hij uit eigen zak het periodiek Civis Mundi, dat hij beschouwt als een laatste baken van Gedankenfreiheit.

"Nederland laat zich graag voorstaan op zijn tolerantie, maar onder een dunne laag schuilt een vorm van soft totalitarisme," zegt Couwenbergh. "Het subtiel doodzwijgen, of mensen door middel van taalmanipulatie in een kwaad daglicht stellen, is hier gemeengoed."

Weliswaar is politiek-correctheid een term die uit de Verenigde Staten is overgewaaid, maar daar is het vooral tot de academische wereld beperkt gebleven. In Nederland is het in alle poriën van de samenleving doorgedrongen. "Amerika is een kolossaal land met vijftig staten, veel grotere afstanden, enorme cultuurverschillen. Nederland is een klein land van allerlei minderheden die van elkaar afhankelijk zijn," legt Couwenberg uit. "We houden elkaar voortdurend in de gaten. Als je in de politiek of de wetenschap carrière wilt maken, moet je vooral geen mensen voor het hoofd stoten."

De Nederlandse samenleving is ooit 'een relatiocratie' genoemd. "Het is ons-kent-ons, het elkaar toespelen van de bal," zegt prof. dr Pim Fortuyn. "Er is een incestueus circuit, dat de reacties vertoont van een gesloten gemeenschap: er heersen bepaalde meningen en codes, en wee je gebeente als je daar tegenin gaat." Hij doet er nog een schepje bovenop. "Nederland is een corrupt land, net zo corrupt als Italië of Frankrijk, alleen trekken we hier geen chequeboek, maar geven we opdrachten of baantjes weg."

"Als Nederlanders ergens extreem in zijn, is het in hun gematigdheid," concludeert Gerry van der List, die de consensusdemocratie als belangrijkste oorzaak aanwijst.

Niet toevallig zijn het vooral publicisten in de rechts-conservatieve hoek die in het verdachtenbankje moeten plaatsnemen. Sinds de jaren zestig is de links-libertaire stroming de publieke opinie gaan domineren. Die stroming bleek vervolgens net zo intolerant ten opzichte van afwijkende meningen als de beweging die ze zo hard had bevochten. Taboes op het gebied van religie en seksualiteit werden doorbroken, nieuwe dogma's kwamen ervoor in de plaats. Alles moet kunnen. Iedereen is gelijk. En: de daden van de mens zijn het gevolg van de structuren waarin hij zit vastgeklonken, geen vrije keuze.

Wie het daarmee niet eens was, werd aan de schandpaal genageld. De progressieve beweging had zelfs een eigen grootinquisiteur in dienst: Piet Grijs van Vrij Nederland, pseudoniem van Hugo Brandt Corstius. Couwenberg: "Hij trok het hele taalmanipulatieregister van fascist tot racist wijd open."

Waarschijnlijk het meest aansprekende slachtoffer was de criminoloog Buikhuisen, die onderzoek deed naar de erfelijkheid van crimineel gedrag. Elke woensdagmiddag ging de wetenschapper bibberend naar de brievenbus om te kijken wat Grijs nu weer over hem had uitgestort. De opzet lukte. Buikhuisen werd weggepest van de universiteit. Trial by newspaper.

Nog altijd domineert de links-progressieve elite het publieke debat, zegt Van der List. "En die heeft er belang bij om rechtse opinies te taboeïseren en zo in de verdachte hoek te drukken."

Fortuyn is wat preciezer. "Alle politieke discussiecentra in Amsterdam, van De Rode Hoed tot en met De Balie, zijn in handen van GroenLinks en de PvdA. Die centra worden nota bene gesubsidieerd door de overheid, maar ja, wat doe je eraan? Al die directeuren en medewerkers zijn vrijwillig lid van deze partijen. GroenLinks en PvdA hebben zich in die sector genesteld, zoals vroeger het CDA in het maatschappelijk middenveld."

In het algemeen is het zo dat wat je wel of niet mag zeggen afhankelijk is van de subgroep waartoe je behoort. "Buiten de grachtengordel mag je best over 'die rare nichten' praten en voor de doodstraf zijn," zegt Van der List. En ook in rechtse kringen bestaat politiek-correctheid. "je kunt in de VVD geen carrière maken als je ervoor pleit de aftrek van de hypotheekrente aan te pakken. In die partij zitten ook veel verborgen republikeinen, die niet openlijk voor hun ideaal durven uitkomen, vanwege de oranjegezindheid die daar heerst."

Moet alles dan maar mogen en kunnen? Zelfs Van der List vindt dat te ver gaan. Grofweg onderscheidt hij drie vormen van taboes. Ten eerste de taboes op ideeën. Die zouden niet mogen bestaan. Zelfs extreme opvattingen moeten kunnen. "Ik vind dat David Irving mag stellen dat de holocaust is gelogen. Waar zijn we bang voor? Er zijn toch voldoende bewijzen om dat te ontkrachten?"

Ten tweede bestaan er taboes op typeringen. Dat is lastiger. "Moet je kunnen stellen dat zwarten dommer zijn dan blanken? Tja, als je zegt dat negers beter kunnen dansen of sporten, typeer je ook al. ik vind dat het in principe wel kan."

Een derde categorie zijn taboes op bepaalde gedragingen. Die moeten in stand blijven, zegt Van der List. Kleine jongens in hun broekje grijpen, in je neus peuteren in het openbaar? Laat het in godsnaam not done blijven.

(...)

Onlangs publiceerde Fortuyn het boek Babyboomers. Daarin beschrijft hij een 'bepaald psychoanalytisch proces' dat hij doormaakte. "Het ging over rimmen. Dat u dat niet kent! Rimmen is reetlikken." Afijn, Van der List gruwde daar weer van en schreef. "Ik kan niet langer werk van Fortuyn lezen zonder zijn kale kop tussen een paar harige billen te zien." Fortuyn werd gevraagd een klacht wegens discriminatie in te dienen. "Maar dat vond ik onzin. Ik vond het wel geestig."

Waar hij zich meer aan ergert, is de 'domheid' die zijn tegenstanders tentoonspreiden. "Ik keer mij fel tegen de islam als ideologie, omdat die volkomen haaks staat op de cultuur van moderniteit die wij in het ontwikkelde Westen hebben neergezet. Vervolgens schilderen mensen als Marcel van Dam mij af als racist - en dat is zo dom, want de islam bestrijkt alle rassen, van spierwit tot pikzwart. De bedoeling is natuurlijk om niet naar mijn argumenten te hoeven luisteren of ze te hoeven weerleggen."

Naast het immigratiebeleid ziet hij nog een ander groot taboe: de verzorgingsstaat. "We kampen met een ontzettend krappe arbeidsmarkt, maar politici van links tot rechts durven de bijstand en de WAO niet aan te pakken. Al die Melkertbanen en subsidies helpen natuurlijk geen bal. Het enige dat helpt, is deze regelingen terugbrengen tot waar zij voor bedoeld zijn: voor mensen die niet kunnen werken."

Waarom gebeurt dat dan niet? "We kampen in Nederland met een zieligheidssyndroom. Migranten zijn zielig, WAO'ers zijn zielig, bijstandstrekkers zijn zielig. Maar slechts een klein deel van de uitkeringsgerechtigden ontvangt terecht een uitkering, honderdduizenden ten onrechte, en die moetje eruit durven flikkeren."

Vanwege zijn boude opinies ontvangt Fortuyn, die een column in Elsevier heeft, geregeld dreigbrieven met de aanhef 'vieze vuile homo'. ook is al eens een baksteen door de voorruit van zijn fraaie patriciërswoning in Rotterdam gesmeten. "Leuk is het niet, maar ik wil er niet kleinzerig over doen. Als je op een achilleshiel trapt, treedt blikvernauwing op."

Fortuyn heeft niet te klagen. Volgens PvdA-ideoloog Paul Kalma mag Elsevier dan op een schandelijke wijze over buitenlanders berichten - daar gaan we weer - het is wel het grootste opinieblad van Nederland. En de boeken van Professor Pim, zoals diens goede vriend Harry Mens hem noemt, bereiken heel redelijke oplages.

Hoe groot het intellectuele isolement kan worden als iemand stelselmatig taboes doorbreekt, blijkt echter uit het levensrelaas van C.W. Rietdijk. De wis- en natuurkundige en cultuurfilosoof, die tal van publicaties in vooraanstaande buitenlandse tijdschriften op zijn naam heeft staan, is het om onduidelijke redenen nooit gelukt hoogleraar te worden. over zijn werk praten, heeft hij geleerd, is zelfs in het liberale Bloemendaal, waar hij woont, onverstandig.

Wie deze in-en-inkeurige man ontmoet, zal niet bevroeden dat hij oog in oog staat met Nederlands meest omstreden publicist. Enkele maanden geleden bracht ook Rietdijk enkele uren op het politiebureau door, na een klacht van de Gehandicaptenraad wegens het aanzetten tot discriminatie. Aanleiding was zijn opvatting dat ouders van zwaar gehandicapte jonggeborenen het recht moeten hebben hun kinderen te laten euthanaseren, na overleg met een arts.

In het VARA-programma Het zwarte schaap kreeg Rietdijk de voor hem unieke gelegenheid zich in het openbaar te verweren. PvdA-Kamerlid Rob Oudkerk trok zo fel van leer dat de omstreden wetenschapper van de weeromstuit zelfs enige sympathie opriep bij de kijkers.

Ach, hij is wel het een en ander gewend. "Het meest krasse dat ik heb meegemaakt, was de man die mij opbelde en doodserieus zei: 'Naar ik begrijp wilt u de uitroeiing van het mongoolse ras.' Hij gaf niet eens blijk van enige afkeuring."

De cultuurfilosoof wil maar zeggen: hij wordt nogal eens verkeerd begrepen. Een synopsis van zijn gedachtegoed is hier dan ook op zijn plaats. Als zijn missie ziet Rietdijk het vergroten van het geluk en het verkleinen van het leed voor een zo groot mogelijk aantal mensen. De wetenschap, de rede en, wat hij noemt, een 'redelijke moraal' dienen daarbij als leidraad.

Zo is Rietdijk een voorstander van eugenetica: door selectieve voortplanting de gemiddelde kwaliteit van het menselijk geslacht verbeteren. "In alles in deze wereld streven we naar vooruitgang; het is raar dat we de mens daarbij uitsluiten. Ik vind dat habituele misdadigers en verslaafden, zwakbegaafden en onderklasse-mensen gesteriliseerd moeten worden, zodat ze zich niet meer kunnen voortplanten.

"Ik hang vooruitgangsgerichte idealen aan: de mens moet niet Onze Lieve Heer, de conventies of tradities tot richtsnoer nemen, maar het lot in eigen handen nemen." Geen wonder dat christelijk georiënteerde mensen en het dagblad Trouw hem het hardst aanvallen. "En," voegt Rietdijk daaraan toe, "de zorgsector, want die heeft er belang bij dat we zwakkeren geen schande vinden, maar een sieraad voor onze samenleving."

Gezien zijn ervaringen ligt het voor de hand dat Rietdijk zich heeft verdiept in het fenomeen taboes. Volgens hem zijn dat geen incidentele verschijnselen, maar verhulde manieren om belangen te verdedigen. Hij neemt als voorbeeld de immigratie. "Immigranten hebben veel nadelen voor ons land. Meer dan de helft van alle gedetineerden komt uit het buitenland, allochtonen doen meer dan gemiddeld een beroep op onze sociale voorzieningen, en het onderwijs aan hen kost zoveel hoofdbrekens dat staatssecretaris Adelmund in huilen uitbarst. Dus is het logisch dat ik me als wetenschapper afvraag: waarom doen we er dan zo weinig aan?"

Hij geeft zelf het antwoord: "Omdat bepaalde groepen bij immigratie voordeel hebben. Linkse politieke partijen ontlenen veel extra stemmen aan zwakkere groepen. Vanuit hun eigenbelang redeneren zij: hoe meer zwakkeren wij hebben, al moeten wij ze uit het buitenland halen, hoe meer stemmen dat op termijn betekent."

Ter bewijsvoering pakt Rietdijk een oude editie van NRC Handelsblad. "Toen de sociaal-democraat Schröder opging voor het kanselierschap van Duitsland, was de verwachting in deze krant dat het geven van stemrecht aan alle allochtonen een van de eerste beleidsdaden van de nieuwe regering zou zijn. Dat zou vier miljoen stemmen schelen, en, staat hier unverfroren, de coalitie van Schröder zou daardoor decennialang aan de macht kunnen blijven."

Een tweede groep die belang heeft bij immigratie, is de zwakkerenindustrie. "Die industrie verkoopt geen elektronica zoals Philips, maar komt aan de kost door zwakkeren te helpen. Zij wil graag uitbreiding van inkomen, status en invloed.

"Welnu," vervolgt Rietdijk, "deze twee grote belangengroepen manifesteren zich natuurlijk niet openlijk door te zeggen dat ze meer klantjes willen. Ze behartigen hun belangen door op verkapte wijze hun eigenbelang te vertalen in morele principes en het algemeen belang. Ze zeggen dat bezwaar maken tegen veel immigratie 'discriminatie' is, en verkondigen het heil van de multiculturele samenleving."

Eenzelfde proces ziet hij bij het taboe op law & order en een harde aanpak van criminelen. "Ik pleit ervoor dat iemand na een aantal misdrijven voorgoed uit de samenleving wordt gehaald. De gevestigde juridische orde en de advocatuur schreeuwen dan meteen 'gesundes Volksempfinden', want het is in het belang van advocaten dat ze iemand desnoods nóg vijfentwintig keer moeten verdedigen. Dat zeggen ze natuurlijk niet; nee, ze beroepen zich op het algemeen belang van de zogenaamde humane rechtspleging."

Is Rietdijk een zonderling die vanachter zijn rododendrons allerlei samenzweringen ziet? Daarmee zou hem onrecht worden aangedaan. In de sociologie zijn zijn denkbeelden niet nieuw. De Amerikaanse wetenschapper Alvin Gouldner schreef in 1976 in The Dialectic of Ideology and Technology dat ideologieën dienen om belangen te verhullen en te verkopen, hoewel hij toen nog niet expliciet de link met taboes legde.

"leder nieuw establishment is geneigd zijn belangen te verdedigen," zegt S.W. Couwenberg. "Het opwerpen en instandhouden van taboes zijn daartoe geschikte instrumenten."

(...)

Volgens Rietdijk hebben vrijwel alle 'denk- en gevoelsverboden' deze functie. Taboes zorgen ervoor dat er geen publieke discussie loskomt en alles bij het oude blijft, waardoor mensen onzeker en afhankelijk worden. "De belangengroepen, die samen het netwerk van het establishment vormen, varen daar wel bij."

Toch verklaart dit nog niet waarom Rietdijk zo weinig bijval krijgt van intellectuelen. Zelden is iemand voor hem in de bres gesprongen. Hoe zulks?

"Vroeger waren intellectuelen buitenstaanders die kritisch stonden tegenover de maatschappij," zegt Rietdijk. "Sinds de maatschappij ontzettend veel academici nodig heeft, maken zij deel uit van het establishment. Veel intellectuelen vinden zichzelf non-conformistisch, maar in werkelijkheid zijn ze de best gebekte vertegenwoordigers van de gevestigde belangen."

Hoe gevaarlijk zijn taboes eigenlijk? Fortuyn noemt ze 'hinderlijk', omdat ze zelfcensuur bevorderen en belemmeren dat we openhartig praten over problemen die om een oplossing schreeuwen. Van der List ziet grotere risico's. "De kloof tussen de borreltafel en het politieke bedrijf is in de jaren zeventig en tachtig zo groot geworden, dat de democratie werd uitgehold."

Allen zijn het er wel over eens dat de laatste tien jaar iets ten goede is gekeerd. In 1992 werd Frits Bolkestein, zelfs door een deel van zijn eigen achterban, nog verketterd toen hij zich tegen de aanzwellende migratiestromen uitsprak. 'Inspelen op onderbuikgevoelens', heette dat. Inmiddels is ook in linkse kring het 'multiculturele drama' geen taboe meer.

"Voor bepaalde problemen, zoals misbruik van sociale voorzieningen, konden de ogen niet langer gesloten worden," meent Van der List. "Veel linkse idealen zijn op de weerbarstigheid van de feiten vastgelopen: de planeconomie, de multiculturele samenleving. Bovendien hebben veel intellectuelen in hun grachtenpanden aan den lijve de gevolgen ondervonden; ook zij zijn wel eens door een Marokkaan beroofd."

Niettemin, als taboes een functie vervullen ten gunste van gevestigde belangen, zullen ze er altijd blijven. In dit opzicht hoeven we ons geen illusies te maken. Waar het ene heilige huisje wordt omvergeschopt, zal een ander worden opgetrokken. "

 

Uit het artikel van Stan de Jong ‘Hollandse taboes’, HP/De Tijd, 29 sept. 2000, blz. 32-41.

Zie ook:

 


Theo van Gogh over linkse taboes - 29 sept. 2000

(...)

Als je schrijft dat die moeder in Assen er graag van op de hoogte was gesteld dat de nieuwe buurman een potentiële moordenaar van haar dochter zou kunnen zijn, wordt jou 'heksenjacht' verweten.

Als je schrijft dat de doodstraf in sommige gevallen humaner is dan levenslang, luidt het verwijt: "Jij bent een populist..."

Als je schrijft dat autochtone Nederlanders sinds de moord in Kollum officieel tweederangs burgers zijn geworden in eigen land omdat de politie wekenlang weigerde te onderzoeken of de mogelijke verdachte misschien ook in het plaatselijke asielzoekerscentrum te vinden zou zijn, klinkt 't: "Janmaat!"

Als je meent dat de fundamentalistische islam een groot gevaar is voor het Vrije Westen, word jij 'racist' genoemd.

Als je aan de hand van cijfers duidelijk maakt dat onze Marokkaanse broeders een onevenredig groot aandeel hebben in de jeugdcriminaliteit, zijn die gegevens bij voorbaat 'dubieus'.

Dit lijstje van voorbeelden kan uit de losse, pols makkelijk vertienvoudigd worden. In Nederland heerst officieel vrije meningsuiting, maar wie van dat recht gebruik maakt moet in sommige gevallen maar liever geen plaats krijgen in de krant. Daarom is het publieke debat hier ook zo boeiend en blijft HP/De Tijd onmisbaar.

Uit de column van Theo van Gogh, 'Helemaal in oorde', HP/De Tijd, 29 sept. 2000, blz. 34.

 


Christenen schuldig aan ontkerstening - 29 sept. 2000

Religie heeft over belangstelling niet te klagen, maare de kerken hebben hun langste tijd gehad. Die conclusie trekken opinieleiders op basis van het onderzoeksrapport dat het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) gisteren presenteerde.

De onderzoekers verwachten dat in 2010 slechts 22 procent van de Nederlandse bevolking nog kerkelijk zal zijn: 13 procent rooms_katholiek, 5 procent hervormd en 4 procent gereformeerd. Met het kerkbezoek zal het nog slechter zijn gesteld. Van de kerkleden bezocht tin 1980 nog 40 procent geregeld _-dat betekent ten minste eenmaal per twee weken-- een zondagse dienst. Vorig jaar was dit percentage gedaald tot 23. En het dal is nog niet bereikt, zo menen de SCP-onderzoekers. Wel is de snelheid van de daling de laatste jaren duidelijk minder geworden.

(...)

Toch kunnen daarmee de uitkomsten van het SCP-rapport niet van tafel worden geveegd. Alleen al niet omdat beleidsmakers hun plannen beargumenteren met cijfers van dit instituut. Daarbij geldt in het algemeen de regel: hoe hoger het percentage voor een bepaalde opvatting of standpunt is, des te meer willen beleidsmakers daarmee rekening houden. In een democratische samenleving beslist immers het getal.

In dat licht bezien, ziet het er voor de christenen in ons land niet best uit. De Nederlandse samenleving is nagenoeg ontkerstend. Christenen zijn een minderheid geworden, zeker als het gaat om meelevende kerkleden. Voor beleidsmaker vormen ze een bijna te verwaarlozen groep.

Dat is schokkend. Nog schokkender is dat binnenkort driekwart van de Nederlandse bevolking geen enkele binding heeft met het christelijke geloof. Ook al doet religie het bij een aanzienlijk deel van hen goed, zij hebben zelfs niet het flauwste benul van de enig weg tot zaligheid. Miljoenen dwalen in het duister.

Dat moet elk die de Naam van Christus belijdt tot in het diepst van zijn bestaan raken. Wie weet heeft van Gods genade kan zijn medemens niet aan zijn lot overlaten. Het SCP-rapport plaatst ons daarom voor de vraag: zijn wij gids voor onze dwalende buurman? De ontkerstening is ook schuld van christenen.

Dat geldt eenieder persoonlijk, maar dat geldt ook voor kerken. In hoeverre hebben kerken nog werkelijk boodschap aan de diepste geestelijke nood in de samenleving? Veel kerkelijke vergaderingen zijn druk met organisatorische vragen. Aan het zoeken naar mogelijkheden om de ontkerstende Nederlanders te bereiken, komen de afgevaardigden nauwelijks toe. En als dat al gebeurt, dan gaan de voorstellen vooral in richting van samenwerking met andere religies, solidariteit met de zwakken, enz.

Zelden komt op kerkelijke vergaderingen de diepe geestelijke nood in ons land aan de orde. Alsof we de ontkerstening als een gegeven hebben aanvaard. En daar waar de ontkerstening nog wel eens wordt besproken, zoekt men het antwoord vaak in het zich terugtrekken in eigen kring in de hoop de secularisatie zo buiten deur te houden. Inmiddels is wel duidelijk dat die houding geen toekomst heeft. Geen enkele kerkmuur of organisatiestructuur biedt afdoende bescherming tegen de stormvloed van de ontkerstening . Bovendien heeft het terugtrekken in eigen kring het bezwaar dat er miljoenen buiten staan en vergeten dreigen te worden.

(...)

 

Uit het commentaar 'de macht van het getal',  Reformatorisch Dagblad, 29 sept. 2000, blz.1.

Zie ook: 

 


SoW process verscherpt kerkverlating - 28 sept. 2000

Hilversum - Het percentage kerkverlaters in gefedereerde Samen-op-Weggemeenten ligt 20 procent hoger dan in behoudende hervormde gemeenten die tegen het samengaan van de Nederlandse Hervormde, Gereformeerde en Lutherse Kerken zijn. Het Samen-op-Weg proces lijkt de secularisatie niet te kunnen tegenhouden.

Dit is de conclusie van een onderzoek dat het NCRV-programma Heilig Vuur deed naar de kerkverlating in de Nederlandse Hervormde, Gereformeerde en Lutherse Kerken, waarvan de uitkomsten vanavond worden gepresenteerd. 

In de Hervormde Kerk is de daling van het ledentaal het minst in uitgesproken orthodoxe classes. De tien classes die het minst dalen (tot 7 procent in vijf jaar tegen 13 procent gemiddeld) bestan uit GereformeerdeBondsgemeenten of uit een mix van Gereformeerde Bond en confessioneel. Een belangrijke conclusie is dan ook dat de invloed van de orthodoxie in de Hervormede KErk steeds groter wordt.

Uit: 'SoW houdt kerkverlating niet tegen', Reformatorisch Dagblad, 29 sept. 2000, blz.2.

Zie ook: 

 


Toename ontkerkelijking - 28 sept. 2000

 

Ontkerkelijking blijf  voorlopig toenemen

DEN HAAG – Van de Nederlanders beschouwde 63 procent zich in 1999 als buitenkerkelijk. In 1991 was dat nog 57 en in 1980 50 procent. De jongere generatie telt meer buitenkerkelijken dan de oudere. Het gevolg daarvan is dat buitenkerkelijkheid voorlopig zal blijven toenemen. Zo luidt de conclusie van het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) over secularisatie in de jaren negentig, dat morgen wordt gepresenteerd.

Hoewel het aantal mensen groeit dat niet meer tot een kerk behoort, lijkt het 'geloven buiten de kerk' in de lift te zitten. In 1998 lag het percentage van de bevolking dat het bestaan van een hemel aanvaardt op 55 procent. Dat is 6 procent hoger dan in 1991. Een stijging van 7 procent is waarneembaar in de acceptatie van leven na de dood. Het geloof aan de hel steeg in de bedoelde periode met 8 procent tot 26 procent. Eenzelfde stijging zit er in de aanvaarding van religieuze wonderen. Het aantal Nederlanders dat aan het bestaan daarvan geloof hecht, ligt nu op 40 procent.

De hoeveelheid kerkgangers neemt echter nog steeds af. Dit betekent dat behalve de buitenkerkelijkheid ook de randkerkelijkheid toeneemt. In 1980 bezocht nog 40 procent van de leden van de kerk wekelijks minstens één keer de zondagse eredienst. In 1991 bleek het percentage kerkbezoekers teruggelopen tot 31 procent. En in 1999 kwam het niet boven de 23 procent. 36 procent van de leden van de kerk bezocht vorig jaar af en toe eens een dienst. Dat was een stijging ten opzichte van 1991 met 11 procent. Bijna een kwart van de leden liep het kerkgebouw helemaal voorbij. Het rapport concludeert dan ook dat de randkerkelijkheid op 60 procent ligt.

Moraal

De bevolking staat minder gereserveerd tegenover transcendentale, bovenaardse denkbeelden, zegt het rapport. Dat lijkt gepaard te gaan met een strengere moraal en grotere traditionaliteit. Maar lang niet in alle opzichten. De ondervraagden vinden vaker dat het gezinsleven eronder zou kunnen lijden als de vrouw werkt. Het aantal mensen dat hierop ”ja” zegt, steeg van 28 in 1991 tot 38 procent in 1998. 55 procent van de geënquêteerden keurde in 1998 een abortus af die als oorzaak heeft dat de ouders een laag inkomen hebben. In 1991 was dat 50 procent. De weerstand tegen belastingfraude neemt eveneens toe.

Maar er was sprake van afnemend verzet tegen abortus als er sprake is van zekerheid dat een kind met ernstige gebreken ter wereld zal komen. Ook de acceptatie van seks voor het huwelijk en de aanvaarding van homoseksualiteit veranderde niet. De aanhang voor liberale opvattingen bleek in deze gevallen zeer groot. Vrijwel alle ondervraagden keuren seks voor het huwelijk goed, maar verzetten zich tegen het 'slippertje', een seksuele relatie buiten het huwelijk.

Etnische minderheden

Ook etnische minderheden hebben te maken met kerkverlating. Vooral jonge Antillianen en Surinamers keren de kerk de rug toe; 59 procent van de tweede generatie Antillianen noemt zich buitenkerkelijk tegenover 22 procent van de eerste generatie. Bij de Surinamers zijn deze percentages respectievelijk 42 en 19. Naar schatting zal ongeveer 10 procent van de Turkse en Marokkaanse jongeren in Nederland de islam verlaten als de druk van het milieu wegvalt.

Het SCP publiceerde ook reeds in 1994 en 1997 rapporten over secularisatie in Nederland. Deze studies gaven aan dat het proces van ontkerkelijking langzaam voortschrijdt. De resultaten spoorden echter niet met cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit 1996. Volgens het CBS zou het proces zich niet voortzetten. 

(...)

Uit: 'Ontkerkelijking blijft voorlopig toenemen',  Reformatorisch Dagblad, 28 sept. 2000, blz.1.

Zie ook: 

 


Christendom sterkst vervolgde religie - 27 sept. 2000

 

WETZLAR – Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn er 43 miljoen christenen martelaar omwille van hun geloof geworden. Dat staat in het boek ”Martelaren vandaag”, dat het Duitse persbureau Idea heeft uitgegeven. De zendingswetenschapper prof. Thomas Schirrmacher uit Bonn komt in de uitgave tot de conclusie dat geen religie in de loop der eeuwen zo sterk vervolgd is als het christendom.

Het boek ”Martelaren vandaag” loopt uit op een appèl tot een sterkere inzet voor vervolgde christenen wereldwijd. Op dit moment is er te weinig oog voor christenvervolging, stelt redacteur Max Klingberg in zijn woord vooraf. Klingberg werkt bij het Internationale instituut voor de mensenrechten in Frankfurt am Main. Volgens hem laten vertegenwoordigers van westerse kerken christenvervolging „bewust” buiten beschouwing, om het gesprek tussen de godsdiensten niet in gevaar te brengen.

Genegeerd

Klingberg ziet in deze houding een opmerkelijke parallel met de houding van westerse vertegenwoordigers ten opzichte van christenvervolging in landen achter het voormalige ijzeren gordijn. Overigens vindt hij dat de westerse positie –christenvervolging in het Oostblok werd „genegeerd of soms zelf ontkend”– nog veel te weinig onderzocht is.

Het aantal christenen dat om het geloof wordt omgebracht, is sinds de val van het communisme sterk afgenomen. Desondanks rekent de Amerikaanse onderzoeker David Barrett er voor dit jaar op dat 165.000 christenen martelaar worden om hun geloof. In 1988, kort voor de val van het communisme, waren dit er nog zo'n 300.000. De laatste jaren stijgt het aantal martelaren echter weer met zo'n 3000 per jaar, aldus Barrett. Als oorzaken noemt hij het toenemende extremisme binnen islam en hindoeïsme en het ontstaan van nieuwe dictaturen in Afrika.

De aantallen van Barrett betreffen alleen christenen die het leven verliezen omwille van hun geloofsovertuiging. Hoeveel christenen wereldwijd gefolterd, mishandeld of verdreven worden, is niet te schatten, zegt Schirrmacher.

Geen hobby

De inzet voor vervolgde christenen mag geen hobby van enkelen worden, waarschuwt Schirrmacher. Zelf spreekt hij van een „centrale taak” van de christelijke kerk. Die moet op een vreedzame wijze proberen de pers, de publieke opinie en de politiek te overtuigen dat christenvervolging een werkelijk probleem is.

'Christendom is de sterkst vervolgde religie',  Reformatorisch Dagblad, 27 sept. 2000, blz.2.

 


Migratiebeleid aan de kaak gesteld door demografisch rapport - 16 sept. 2000

Immigratie helpt niet tegen vergrijzing. Demografisch Instituut presenteert opvallend scherp rapport over migratiebeleid.

Nederland is vol, zeggen nu ook demografen hardop. Vorige week publiceerde het Nederlandse Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) het rapport Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2000. Het biedt becijferde argumenten bij het demografische- of tegenwoordig multiculturele - drama. Nederland is vol. Niet omdat er een ideale omvang van de Nederlandse bevolking zou zijn, zeggen de demografen, maar het huidige groeitempo veroorzaakt een onevenwichtige samenstelling.

Het rapport is geschreven in samenspraak met een groot aantal organisaties. In het Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken zitten onder meer het Sociaal en Cultureel Planbureau, het Centraal Bureau voor de Statistiek, maar ook vertegenwoordigers van ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Justitie, Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken. Het werkverband vertegenwoordigt de kern van de Nederlandse bureaucratie. De toon in het rapport is verrassend scherp. Immigratie helpt niet tegen vergrijzing en ook niet om de gaten op de arbeidsmarkt te dichten. Vijf jaar geleden mochten zulke conclusies niet.

Immigratie is volgens het NIDI nu en de komende jaren de belangrijkste groeifactor van de bevolking. Het rapport stelt dat immigratie meer immigratie veroorzaakt. Het is een fenomeen dat zichzelf in stand houdt. Het rapport neemt de komst van de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders als voorbeeld. In 1974 bedroeg hun aantal meer dan vijftigduizend het totale aantal legale gastarbeiders lag rond de 94 duizend. Inmiddels, 25 jaar later, is de Turkse en Marokkaanse gemeenschap zes eer groter. Die vermenigvuldigingsfactor, zegt adjunct-directeur Nico van Nimwegen (51) van het NIDI, zal straks ook gelden voor huidige groepen nieuwkomers. Daarbij gaat het om asielzoekers uit vooral Irak, Iran en Afghanistan.

Als een groep zich heeft gevestigd, betekent dat een gestage toename van hun landgenoten. Dat heet volgmigratie. De belangrijkste motor van die aanhoudende komst van (volg)migranten is gezinshereniging en gezinsvorming. Als eerste komende, jonge, mannen. zijn de kwartiermakers. Als ze een verblijfsvergunning hebben en een baan of een uitkering - kunnen vrouw en kinderen overkomen. Dat is gemiddeld de factor 2,5.

Na de directe familieleden komen ooms, tantes, neven, nichten en meer landgenoten. Zij worden geïnformeerd door de kwartiermakers over de situatie in het nieuwe land. Die informatievoorziening houdt de migratie in stand. Bovendien ontstaat er dankzij de kwartiermakers een migratienetwerk. Nieuwe immigranten kunnen bij aankomst terugvallen op landgenoten die helpen bij het doorlopen van procedures, het aanvragen van voorzieningen en het vinden van huisvesting. De kwartiermakers, de eerste immigranten uit een land, hebben meestal een goede opleiding. Ze kunnen zich ook de reis naar Europa veroorloven. Zo'n reis kost door toedoen van reisagenten of mensensmokkelaars, tegenwoordig rond de vijftigduizend gulden.

Na verloop van tijd, schrijft het rapport, droogt het migratienetwerk op. Toch houdt de volgmigratie onder Turken en Marokkanen al 25 j aar aan. Tot 20 10 komen er volgens het rapport nog zeker zevenduizend gezinsvormende immigranten uit Turkije en Marokko. De reden is dat Turken en Marokkanen hun bruid of bruidegom in 'hun' land van herkomst zoeken. Met deze gezinsvorming importeren ze immigranten die vanaf nul moeten beginnen -bijvoorbeeld met het leren van de taal. 

De immigratie-ontwikkelingen in de toekomst houden nauw verband met de (on)mogelijkheden van gezinshereniging en -vorming. Voor asielzoekers wordt het eenvoudiger als de nieuwe Vreemdelingenwet van kracht is, volgend jaar. Dan bestaat er nog maar één status voor een vluchteling, en die stelt hem of haar altijd in staat om zich nog voor de definitieve toelating tot Nederland te herenigen met andere gezinsleden. Nu is dat niet met alle statussen en tijdelijke verblijfsvergunningen mogelijk.

Na de eerste economische en hoogopgeleide vluchtelingen - ingenieurs, artsen - komen de schaapherders. De laatste, laagopgeleide groep heeft ook meer aanpassingsproblemen. De nieuwkomers beheersen nauwelijks Nederlands en hebben daarom moeite met integratie. De 'integratiemachine' draait volgens Nico van Nimwegen redelijk, maar de resultaten vallen tegen, omdat er steeds weer nieuwkomers bij komen die het hele integratietraject nog moeten afleggen.

De arbeidsparticipatie onder allochtonen is laag: zeker 16 procent heeft geen werk. Dat is vier keer vaker dan Nederlanders. Ook is de huisvesting van allochtonen vaak slecht. Er is nog geen gettovorming in Nederland zoals die wel bestaat in de Verenigde Staten, zeggen de deskundigen. 'De vorming van een etnische onderklasse is nog niet aan de gang,' zegt Van Nimwegen. Maar er zijn wel bijna vijfhonderd 'zwarte' scholen. Op die scholen is meer dan helft van de leerlingen allochtoon en dat komt omdat ook meer dan de helft van de bewoners in de buurt waar de school staat allochtoon is. Leerlingen op zwarte scholen leren slecht Nederlands. (...)

(...)

'Nederland is een vol land,' zegt Van Nimwegen. 'Er is krapte op de arbeidsmarkt, maar voordat aan arbeidsmigratie wordt begonnen, moet de overheid kijken naar de lange termijn-effecten. 'De komst van nieuwe werknemers heeft niet alleen voordelen. Door de economische achteruitgang in de jaren zeventig kwamen veel gastarbeiders snel in de WW terecht. Dat belemmerde destijds de gezinshereniging niet.

Uit het artikel van Gert Jan Pos, 'Onevenwichtig land', Elsevier, 16 sept. 2000, blz. 20-21

Zie ook:

 


Van Nimwegen over het onzinnige Ned. immigratiebeleid - 16 sept. 2000

 

Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut presenteerde vorige week BevoIkingsvraagstukken anno 2000, het zesde rapport over demografische ontwikkelingen in Nederland. Volgens het rapport is immigratie de belangrijkste groeifactor in Nederland. Tot 2050 komen er nog zo'n 6,5 miljoen immigranten bij. De natuurlijke aanwas is kleiner. Er worden jaarlijks 40 duizend meer kinderen geboren dan er sterfgevallen zijn. In 2035 is ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking volgens het rapport ouder dan 65 jaar. Adjunct-directeur Nico van Nimwegen (5 1) van het NIDI is een van de auteurs van het rapport.

ELSEVIER Is Nederland vol?

Van Nimwegen: 'Nederland is een vol land. Maar er is wetenschappelijk gezien geen ideaal inwonertal. De mensen die nu Nederland binnenkomen hebben een achterstand, komen slecht aan het werk. Dat veroorzaakt problemen.' 

ELSEVIER Welke problemen? 

Van Nimwegen: 'De integratie in Nederland verloopt redelijk, maar er komen steeds weer nieuwe immigranten die helemaal vanaf nul moeten beginnen. Ze spreken te weinig Nederlands en hebben een laag onderwijsniveau. Dat belemmert hun kansen op de arbeidsmarkt.' EISEVIER Wat trekt immigranten? Van Nimwegen: 'De welvaart. Er is een verband tussen werkloosheid en immigratie. Meer werkloosheid remt de immigratie. Maar een slecht draaiend Europa biedt in de ogen van immigranten nog altijd meer dan bijvoorbeeld een slecht draaiend Afghanistan. De neiging tot migreren wordt op peil gehouden door de informatievoorziening door immigranten die al in Nederland zitten.'

ELSEVIER Welke immigranten komen hier?

Van Nimwegen: 'De eerste economische vluchtelingen uit een land zijn meestal hoger opgeleid. Ze moeten veel geld betalen, zo'n vijftigduizend gulden, aan reisagenten of mensensmokkelaars. Na de eerste immigranten komen de volgmigranten, vooral dankzij gezinshereniging. De Turkse en Marokkaanse gemeenschappen zijn in 25 jaar bijna zes keer groter geworden. Datzelfde valt van nieuwe groepen te verwachten.'

ELSEVIER Is immigratie een oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt?

Van Nimwegen: 'Onze aanbeveling is om eerst te kijken naar het aanwezige potentieel. Kijk bijvoorbeeld naar de oorzaken van de uitstroom in de gezondheidszorg. Die is behoorlijk. Hoe zit het daar met werkdruk en beloning? Misschien kunnen asielzoekers die nog geen status hebben alvast aan het werk. Nieuwe gastarbeiders hebben niet alleen maar voordelen. De gastarbeiders van toen hebben maar heel kort hier gewerkt, vooral omdat het economisch slechter ging in de jaren zeventig.'

ELSEVIER Houdt immigratie de vergrijzing tegen?

Van Nimwegen: 'Nee. Dan zou het om zulke absurde aantallen gaan, 150 duizend in plaats van vijftigduizend nieuwkomers per jaar, en dat is ondenkbaar. (...)

 

Uit het interview door Gert Jan Pos, 'Straks de volgmigrant', Elsevier, 16 sept. 2000, blz. 21.

Zie ook

'Nederland is vol' (Algemeen Dagblad, 5 sept. 2000), bij De Club van Tien Miljoen

En: 

 


RK-Kerk verwerpt relativisme met document Dominus Jezus - 15 sept. 2000

Vasthouden aan concepten van een universele waarheid, bindend en geldig in de geschiedenis zelf, tot uitdrukking gebracht in de figuur van Jezus Christus en overgedragen aan het geloof van de Kerk. Dat is volgens Kardinaal Joseph Ratzinger iets wat vandaag wordt beschouwd als een soort fundamentalisme, een aanslag op de moderne geest een bedreiging voor de tolerantie en de vrijheid. Dat zei hij tijdens zijn toelichting vorige week op het jongste document Dominus Jesus.

Onder dialoog wordt vandaag vaak iets anders verstaan dan zoals bedoeld is tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. De dialoog is niet meer de weg om de waarheid te ontdekken, het proces waardoor je aan de ander de verborgen diepte blootlegt van datgene wat hij heeft ervaren in zijn religieuze ervaringen en dat wacht op de voltooiing en de zuivering die plaatsvinden door de ontmoeting met de definitieve en volledige openbaring van God in Jezus Christus. De dialoog binnen het raamwerk van de nieuwe ideologische concepten, die helaas ook niet in het hart van de katholieke wereld en in bepaalde theologische en culturele kringen zijn doorgedrongen, is daarentegen de essentie van het relativistische ‘dogma’ en tegengesteld aan de ‘bekering’ en aan de ‘missie’, aldus de prefect van de Congregatie voor de geloofsleer.

In werkelijkheid gaat de kritiek op de pretentie van een absolute en definitieve openbaring van Jezus Christus, waar het christelijk geloof aanspraak op maakt, samen met een vals idee van tolerantie. Het principe van de tolerantie zoals dat tot uitdrukking komt in het respect voor de vrijheid van geweten, van gedachten en van religie, is verdedigd en bevorderd door het Tweede Vaticaans Concilie. Het is een fundamenteel ethische positie, aanwezig in de Kerk van het christelijk geloof, omdat het de vrijheid van de geloofskeuze serieus neemt zijn. Dit principe van tolerantie en respect voor de vrijheid wordt echter volgens Ratzinger vaak gemanipuleerd onrechtmatig overschreden, wanneer zich dit uitbreidt in de beoordeling van de inhoud, alsof de inhoud van bijna alle diverse religies en ook de niet-religieuze concepten over het leven gelijk zijn. Alsof er geen objectieve en universele waarheid zou bestaan, omdat God of het Absolute zich onder verschillende namen zou openbaren, maar dat alle namen waar zouden zijn. (KN/SA)

 

'Kardinaal Joseph Ratzinger over context en betekenis', Katholiek Nieuwsblad, 15 sept. 2000,  blz 4-5:

Zie ook:

 


The Rama musicians uit Ethiopië - 15 sept. 2000

The Rama Musicians komen uit Addis Abeba in Ethiopië. De groep bestaat uit dertien mannen en vrouwen die een fascinerend programma van liturgische zang met muziek en dans brengen. De leden van de groep zijn allen geestelijken, priesters, decanen en leerlingen van de Orthodoxe Kerk die al meer dan zestienhonderd jaar een spilfunctie vervult in het sociale en religieuze leven in Ethiopië. Tijdens religieuze feestdagen worden overal in Ethiopië processies en religieuze festivals gehouden. Dit zijn veelal uitbundige evenementen, waarbij de musici zingen en dansen en het publiek meezingt, in de handen klapt en vrouwen indringende kreten slaken. Beroemd is de Timkat, een festival ter gelegenheid van de doop van Christus, waarvoor alleen al in Addis Abeba meer dan honderdduizend mensen samenkomen. De priesters leiden de processies en zingen mystieke liederen in de klassieke taal Ge'ez. The Rama Musicians komen van het Medhanealamklooster en treden veel op tijdens kleurrijke processies en religieuze manifestaties. 

(...)

De voorstelling van The Rama Musicians wordt ingeleid door Moges Yigezu, professor linguïstiek aan de universiteit van Addis Abeba. Hij gaat in op de betekenis van de Orthodoxe Kerk in Ethiopië, op de functie van de religieuze feesten en op de achtergronden van de muziek bij deze feesten. Hij geeft uitleg over de taal en de teksten van de religieuze gezangen die The Rama Musicians brengen. Programma in samenwerking met het Festival van Vlaanderen.

Vrijdag 15 september 2000
THE RAMA MUSICIANS UIT ETHIOPIË
Zang, dans en muziek van de Ethiopisch orthodoxe kerk 
20.30 uur, 19.00 uur lezing; f 25 / CJP/Upas/65+ f 22,50 / RASApas f 20

 


Nederland meest decadent en onkerkelijk land in Europa 13 sept. 2000

Ons land het onkerkelijkste in de EU

Vergeleken met andere Europese landen blinkt Nederland nergens in uit behalve in liberale opvattingen en tolerantie. Er is geen land waar de bevolking zo liberaal denkt over zaken als echtscheiding, seksualiteit en euthanasie als ons land.

Dat blijkt uit het "Sociaal en Cultureel Rapport 2000", dat vandaag is aangeboden aan premier Kok. Het rapport wil antwoord geven op de vraag hoe Nederland het in vergelijking met de andere landen van de Europese Unie doet.

Echtscheiding

Al in 1991 concludeerden onderzoekers van de Europese Waarden Studie dat Nederland "het hoogste schijnt te scoren in het iedereen laten doen war hij of zij zin in heeft. "Typerend is ook de uitkomst van een onderzoek waarbij aan de inwoners van de Europese Unie werd gevraagd of wij beter af zouden zijn als wij weer op de traditionele manier zouden gaan leven. Van alle Europeanen waren Nederlanders, samen met de Denen, het hiermee het minst eens.

Een vergelijkbare uitslag gaf de vraag te zien of het huwelijk hoe dan ook meer geluk brengt dan het ongehuwd blijven. Nederlanders, in dit geval samen met de Zweden, onderschreven deze hoge waardering van het huwelijk het minst. Duitsers en Oostenrijkers waren het juist heel erg met de vraag eens.

(...)

Echtscheiding is nergens zo geaccepteerd als in ons land. Zestig procent heeft er geen problemen mee. Ook homoseksualiteit is voor veel Nederlanders geen punt. Het rapport meldt een percentage van 77.

Religie

In met name de rooms-katholieke landen, zoals Ierland, Italië en Oostenrijk, ligt dit getal beduidend lager. Van de Ieren bijvoorbeeld vindt maar 24 procent homoseksualiteit aanvaardbaar. Dan gaat het dus nog niet eens over het homohuwelijk.

(...)

De gedachte dat een vrouw zich prettiger voelt in een huishouden met kinderen dan wanneer zij een betaalde baan heeft, wordt in West-Europa steeds meer verlaten. Ook hier houden de rooms-katholieke landen, zoals Ierland, Spanje en Italië, nog het meest aan de traditionele opvattingen vast. In die landen vindt de bevolking nog in meerderheid dat het gezinsleven schade ondervindt als de vrouw buitenshuis werkt. Nederlanders bevinden zich, met de Engelsen en de Zweden, weer eens aan de andere kant van het spectrum.

(...)

Dat religie invloed heeft op normen en waarden, was al duidelijk. Zo laten onderzoekers een direct verband zien tussen kerkgang en opvattingen over het huwelijk. Wie vaker naar de kerk gaat, denkt minder modern. (...) Wat religie betreft onderscheidt ons land zich opnieuw. De groep niet-kerkelijken is in Nederland gestegen tot 60 procent. Daarmee zijn we koploper in Europa.

Uit het artikel van J. Van Klinken, ‘Nederland liberaalste land van Europa’, Reformatorisch Dagblad, 13 sept. 2000

Zie ook: 

 


Nederlandse gezondheidszorg slecht - 9 sept. 2000

(...)

Hoe het ook zij, Nederland heeft een slechte gezondheidszorg, concludeerden de Amsterdamse hoogleraar B. Van Praag en de economisch journalist P. Van de Ven onlangs vanuit een analyse van gezondheidsstatistieken. De levensverwachting van ouderen ligt in Nederland fors lager dan in andere landen. (...)

Nu moet Nederland op de blaren zitten. Ons land telt slechts vier oogartsen op de 100.000 inwoners, Duitsland acht en België tien. De gevolgen zijn er. Maak een afspraak met een oogarts en wacht een paar maanden.

Medisch specialisten zijn niet dik gezaaid in Nederland. Negentig op de 100.000 Nederlanders, tegen 150 in Duitsland en Frankrijk en 220 in België. Niet gek dat minister Borst onlangs 200 miljoen beloofde voor het aanstellen van extra specialisten. Veel te weinig, vond de branchevereniging. In Nederland wachten namelijk 57.100 mensen op een urgente behandeling.

Ook in de huisartsen zit Nederland niet al te ruim : vijftig op de 100.000 burgers. Bij onze oosterburen zijn dat er honderd, bij de beide zuiderburen, België en Frankrijk, 150. Een gevolgje: onlangs kwamen ook de stress en burn-out bij huisartsen in het nieuws.

Dar komt een akkevietje bij. Door het vaste inkomen dat specialisten krijgen, levert behandeling van extra cliënten geen extra geld meer op. Gevolg: specialisten sturen steeds vaker cliënten terug naar de huisarts. En die hebben het al zo druk.

In 2003 zal een op de tien arbeidsplaatsen in de zorg onbemenst zijn, tenminste, als het beleid niet verandert. Nederland komt 600 gewone verpleegkundigen, van wie 130 intensivecareverpleegkundigen, tekort. Jaarlijks zijn 15.000 nieuwe medewerkers in de thuiszorg nodig.

(...)

Uit het artikel van G. Wolvers, ‘Lydia en Justinus vangen tekort op’,  Reformatorisch Dagblad, 9 sept. 2000

 


Van Wissen over het 'homohuwelijk' en Ned. morele verval - 9 sept. 2000

(...)

(...)  De beschermde positie van het traditionele huwelijk in wet en Grondwet is geen toevallige. Het getrouwde gezin van vader en moeder met kinderen is door de hele geschiedenis heen het betrouwbaarste instituut gebleken waarbinnen kinderen in relatieve rust en geborgenheid konden opgroeien. Het huwelijk had tevens belangrijke seksuele, economische, reproductieve en educatieve functies. Geen samenleving is er in de loop der tijd in geslaagd een volwaardig alternatief voor dit instituut te bedenken. Natuurlijk gaat het noch met het huwelijk noch met het gezin altijd goed, maar mensen zijn nu eenmaal niet perfect. We kunnen met recht zeggen dat het getrouwde gezin een van de succesvolste instituties uit de wereldgeschiedenis is.

Spinnenweb herstellen

Experimenteren met dit instituut is fout en mogelijk gevaarlijk. Wittgenstein zei: „Een spinnenweb kun je moeilijk met de hand herstellen.” Het afbreken van instituties zoals het gezin is niet zo heel moeilijk. Het is een heel kwetsbaar iets; het weer opbouwen ervan is des te moeilijker. Op zichzelf zou kunnen worden aangevoerd dat het gaat om een experiment tussen twee instemmende volwassenen, maar dit wordt anders zodra er kinderen bij worden betrokken, zoals dat zal gebeuren wanneer adoptie wordt afgedwongen. Immers, nu het homohuwelijk als gelijkwaardig wordt beschouwd aan het heterohuwelijk zal het wederom als discriminatie worden gezien wanneer een getrouwd homostel geen kinderen mag adopteren.

Het gelijkstellen van het homohuwelijk aan het huwelijk tussen man en vrouw is merkwaardig. Zoals Aristoteles al zei is het de grootste ongelijkheid om te proberen ongelijke dingen gelijk te maken. Het huwelijk is ontstaan om enerzijds moeder en kind wettelijke bescherming te geven tegen een echtgenoot en vader die op een gegeven moment weer wilde opstappen (het ligt nog steeds in de natuur van de man om te proberen voor zo veel mogelijk nageslacht te zorgen) en anderzijds ervoor te zorgen dat de man zekerheid had over wat zijn nageslacht was. Dit in combinatie met de reproductieve functie van het huwelijk maakt dat het homohuwelijk er weinig gelijkenis mee kan vertonen, zowel qua ontstaansreden als qua functie.

Maar deze gelijkstelling is een uiting van een ogenschijnlijk steeds groter wordende maatschappelijke tolerantie. Dat is dan ook het enige argument dat wordt aangevoerd en het doet denken aan de in het voorgaande genoemde echo's van het abortus- en het euthanasiedebat. Nederland geeft door zijn standpunt inzake het homohuwelijk aan dat het denkt het beter te weten dan alle landen ter wereld en alle beschavingen die ooit hebben geleefd en beschuldigt hen daarmee impliciet van discriminatie – zonder van de bezwaren die er in de loop van de geschiedenis tegen andere samenlevingsvormen zijn aangevoerd, serieus kennis te nemen.

Tolerant?

Is Nederland werkelijk zo tolerant? Op het eerste gezicht wel, want onderhand moet zo ongeveer alles kunnen, zo vindt de overheid, en mensen lijken daarmee weinig moeite te hebben. Toch wordt in Nederland niet alles getolereerd. En een van de belangrijkste dingen die niet worden getolereerd is het hebben van een afwijkende mening. Mensen die tegen euthanasie, abortus of het homohuwelijk zijn wordt in het algemeen de mond gesnoerd. Alles wordt getolereerd, behalve intolerantie. Zoals de Amerikaanse hoogleraar en filosoof Allan Bloom zei: „Er is slechts één vijand en dat is de man die zich niet voor alles openstelt.” („There is no enemy other than the man who is not open to everything.”)

Er wordt gesteld dat mensen daarover allemaal zelf moeten kunnen beslissen. Vroeger werd over dit soort onderwerpen diep nagedacht en op een volwassen manier gediscussieerd. Door de huidige links-liberale consensus in Nederland echter is discussie taboe. De simpele gedachte dat je niets kunt zeggen over hoe een ander zijn leven zou moeten leiden, omdat dat voor iedereen anders is, vormt niet echt een vruchtbare bodem voor een discussie. En het soort tolerantie dat ons wordt opgedrongen is niet zozeer het oprechte geloof dat anderen het recht hebben om te leven zoals ze willen, maar een teken van de afwezigheid van overtuigingen.

Op een gegeven moment zal de Nederlandse overheid toch tegen problemen aanlopen. Nu al wordt staatssecretaris Cohen geconfronteerd met de vraag naar de toelaatbaarheid van polygamie. Hij ontkent dat „de deur daarnaartoe door het toestaan van het homohuwelijk op een kier wordt gezet.” Die ontkenning is in zeker zin juist, want de deur wordt er wijd voor opengezet. De enige moraalopvatting die de overheid nog aanhangt is dat het moet gaan tussen twee of meer instemmende volwassenen, zolang ze anderen daarbij niet schaden. Bij het homohuwelijk is die er. Bij polygamie ook, en daarvoor zijn zelfs, in tegenstelling tot het homohuwelijk, geografische en historische precedenten aan te voeren. Een overheid die zo principeloos is als dit intellectueel weinig indrukwekkende paarse kabinet, zal moeite hebben om grenzen te stellen.

Gezonde discussie

Conservatieven willen dat wel en de christenen in Nederland kunnen zich gesteund zien door de conservatieven in hun strijd tegen het morele verval en hun strijd voor een gezonde discussie, die door de overheersende links-liberale consensus onmogelijk wordt gemaakt.

De auteur is hoofdredacteur van ConservatismeWeb.com

Uit het artikel van R. G. Wissen, 'Van overheid moet alles kunnen', Reformatorisch Dagblad, 9 sept. 2000

Zie ook:

 


Wereldconferentie geestelijke leiders ontkent het unieke van Christus’s werk - 2 sept. 2000

"We zoeken de vrede en verbroedering en we mijden het conflict." Dat zeggen de duizend religieuze leiders die deze week in het gebouw van de VN in New York vergaderen, in de verklaring "Commitment to global peace." (...) We moeten af van zieltjeswinnerij. Het zou goed zijn als we de afspraak konden maken dat we zendingsactiviteiten stopzetten", liet rabbijn Soetendorp –een van de congresgangers– in een toelichting weten.

(...) Die gedachte beheerste ook het congres dat deze week in New York werd gehouden. De duizend monniken, moefti’s, moslims, rabbi’s, swami’s, priesters en predikanten vormden met elkaar een bont gezelschap, dat een afspiegeling is van het brede aanbod op de wereldmarkt van religies. (...)

De gedachten die schuilgaat achter het streven naar samengaan van godsdiensten is dat allen een deel van de waarheid in bezit hebben. "Er is slecht één God, die zich in de diverse religies manifesteert", zei mediamagnaat en sponsor van de VN-conferentie Ted Turner deze week. Maar objectief gezien is dat irreëel. Hoe kan het boeddhisme waar zijn dat het bestaan van een persoonlijk God ontkent, en tegelijk het christendom waar zijn, dat juist wel in een persoonlijk God gelooft? Kan tegelijkertijd het orthodoxe jodendom waar zijn, dat niet gelooft in het leven na de dood, en het christendom, dat dit wel leert? Kan de ethiek van het klassieke mohammedanisme gelijk hebben, dat het doden van ongelovige goedkeurt, en daarnaast de christelijke ethiek op het goede spoor zitten, die stelt dat je je vijanden moet liefhebben?

(...)

Dit gedachtegoed, dat tientallen jaren alleen in de salons van de elite werd geventileerd, blijkt in de moderne samenleving wonderwel aan te sluiten bij het moderne levensgevoel. De heersende denkrichting wordt wel aangeduid met de term "pluralisme". Dat wil zeggen: verschillende opvattingen en levensvormen hebben elk hun eigen bestaanrecht en kunnen tegelijkertijd waar zijn. Het waarheidscriterium heeft zijn algemene geldigheid verloren. (...)

(...)

Intolerantie

Christenen die op grond van hun vaste overtuiging zich verweren tegen dit pluralisme worden in de moderne samenleving al snel weggezet in de hoek van intolerante christenen. Spottend stellen velen de vraag: Is God werkelijk zo bekrompen dat Hij slechts één weg tot de waarheid heeft geopend? Intolerantie is in de westerse samenleving zo ongeveer het ergste kwaad waar een mens zich schuldig aan kan maken.

De vraag is echter of de aanspraken die het christelijk geloof maakt op het bezit van de absolute waarheid gelijkgesteld moeten worden aan intolerantie. Het is een democratisch recht dat ieder mens naar zijn overtuiging mag leven, zonder vrees voor vervolging. Het is echter iets anders om te verbieden bepaalde standpunten en overtuigingen te bestrijden omdat elke godsdienst de zelfde waarde zou hebben. Er is een verschil tussen wettelijk gegarandeerde tolerantie en gelijke waardering van godsdiensten als het gaat om de vraag wie de waarheid heeft.

De Duitse apologeet Stephan Holthaus zegt in dit verband: "Het moderne waarheidsrelativisme moeten we niet verwarren met tolerantie. De tolerante mens is van zijn eigen gelijk nog volledig overtuigd, maar laat desondanks andere meningen toe. Het moderne pluralisme verbindt zich met het absolute relativisme en gaat veelal in het kleurloze gewaad van neutraliteit."

Christenen zijn geroepen het unieke van het christelijk geloof te belijden. Dat laat geen ruimte voor het erkennen dat een andere godsdienst ook wel eens gelijk zou kunnen hebben. "Er is één God en één middelaar Gods en der mensen." Jezus Christus is de Weg, de Waarheid en het Leven, en niemand komt tot de vader dan door hem. Die zaken moeten voor iedere belijder van het christelijk geloof onopgeefbaar zijn. Dat is geen arrogantie, zoals wel eens wordt beweerd, maar een niet anders kunnen.

Objectieve feiten

Bovendien wijzen ook de objectieve feiten op het bijzondere van het christelijk geloof. Christus is de levende God, als Enige opgestaan uit de doden. Hij alleen heeft gezegd de mensgeworden God te zijn. Dat deed Boeddha niet. Dat deed Mohammed niet. Zij beseften mens te zijn en geen God. Ook zij sterven en leven niet meer. Christus bracht als enige verlossing. De Joden beroepen zich op de sterveling Mozes. Hij was slecht middelaar der wet. Mohammed riep zich op tot het zwaard van de heilige oorlog. Boeddha gaf persoonlijke raad en Confucius bood diepe wijsgerige gedachten. Alleen Jezus Christus bracht heil aan voor mensen door zijn leven te geven. Dan is het toch niet reëel om hem op één lijn met de andere stichters van wereldgodsdiensten te stellen? Die verschillen zijn niet weg te poetsen, zoals deze week door wereldconferentie van geestelijke leiders werd bepleit.

(...)

De vertegenwoordigers van christelijke kerken die deze week in New York de conferentie bijwoonden, hebben met hun handtekening onder de verklaring niet veel, maar alles van hun geloof prijsgegeven. Dat is verbijsterend en moeten christenen bezorgd maken. (...)

 

Uit het artikel van W. B. Kranendonk ' De olifant van Boeddha',  Reformatorisch Dagblad, 2 sept. 2000, blz. 29

 

Zie ook:

 


Symposium over genetica en genetische manipulatie 1-2 sept.

In dit symposium zal op de eerste dag aandacht worden besteed aan de tegenwoordige stand van de wetenschap met betrekking tot de genetica. Vervolgens zal worden getracht de konsekwenties van de ontstane mogelijkheid te het genoom van lichaams- en geslachtscellen veranderingen aan te brengen te inventariseren en ethisch te beoordelen.

Sprekers: Mgr Eijk, Prof. H. Jochemsen, Prof. J.P.M. Lelkens, H. Schellekens, Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Het symposium zal plaatsvinden in het congrescentrum Rolduc te Kerkrade op 1 en 2 september (inschrijving tot 15 augustus.)

Stichting Medische Ethiek
Heyendahllaan 82
6464 EP Kerkrade
tel.:(045)546.6888
Voor nadere inlichtingen: (045)571.3384 of (045)546.6817/819

 

 


„Nederlandse zorg slechtste van Europa” - 31 aug. 2000

AMSTERDAM – Als Nederland met de kwaliteit van zijn gezondheidszorg in de pas wil lopen met vergelijkbare westerse landen, moet het aantal medisch specialisten worden uitgebreid met 65 procent. Het aantal huisartsen zou moeten worden verdubbeld.

Verder zouden de uitgaven omhoog moeten. De Nederlander zou gemiddeld 14 procent meer aan kosten voor de zorg kwijt zijn, deels in de vorm van een eigen risico. Dat concluderen twee economen deze week in het economenvakblad ESB op basis van eigen onderzoek en analyses van OESO-cijfers.

Volgens prof. dr. B. van Praag van de Universiteit van Amsterdam en drs. P. van de Ven scoort Nederland op het gebied van de kwaliteit van de gezondheidszorg veel slechter dan landen als België, Duitsland, Frankrijk, Japan en de Verenigde Staten. Alleen wat de kosten voor de gezondheidszorg betreft, is Nederland goedkoper uit.

Koploper
Omdat de zorgsystemen moeilijk te vergelijken zijn, baseren de auteurs zich op maatstaven zoals levensverwachting, wachttijden, toegankelijkheid en keuze van de zorg. Tussen 1970 en 1996 is de levensverwachting in Nederland weliswaar gestegen, maar worden mensen in België, Frankrijk en Japan gemiddeld ouder. Nederland was in 1960 nog koploper in het aantal te verwachten levensjaren. De onderzoekers hebben daar geen verklaring voor.

Alleen Groot-Brittannië kent ook wachttijden. De andere landen niet. Van Praag en Van de Ven wijten dat onder meer aan het structureel lage aantal medisch specialisten en huisartsen in Nederland. In België en Frankrijk is er 1,5 huisarts per duizend inwoners, in Duitsland 1 en in Nederland slechts 0,5.

Rechtstreeks
Behalve met de beschikbaarheid is de Nederlander ook met de toegankelijkheid slechter af: om een specialist te bezoeken, moet men eerst langs de huisarts. Behalve in Groot-Brittannië kan in de meeste landen de patiënt rechtstreeks naar de specialist. Maar dan zijn ook veel meer specialisten beschikbaar. Ook de rantsoenering van de zorg speelt Nederland parten in het aanbod, net als in Engeland. Het enige pluspunt daarvan is dat de gezondheidszorg hier relatief weinig kost. Dat komt volgens de onderzoekers doordat Nederland tot nu toe relatief weinig vergrijzing kende.

(...)

„Nederlandse zorg slechtste van Europa”Reformatorisch Dagblad, 31 aug. 2000

 


Kamphuis over de behoefte aan het christendom tegen het Ned. morele verval - 31 aug. 2000

Oud-premier Van Agt schrok bij zijn terugkomst in Nederland van de verloedering die er gaande is. Daarom riep hij recent (opnieuw) op tot een ethisch reveil. Maar wat is daar voor nodig? Bovenal een besef van de werkelijkheid van de erfzonde en een besef van de noodzaak van bekering, vindt prof. dr. B. Kamphuis. God erbuiten houden is onmogelijk.

„Haal jij de jongens even af van het station? Het is al zo laat.” Natuurlijk doe ik wat mijn vrouw vraagt. Ik denk wel even: Is dat nou echt nodig? Maar ik kan haar geen ongelijk geven. Ook in het schijnbaar zo rustige Kampen is het niet altijd meer veilig. Er zijn al te veel mensen lastiggevallen en mishandeld op vrijdag- of op zaterdagavond. Het is toch maar beter om even de auto te pakken.

Nederland verloedert en we krijgen er allemaal mee te maken. Als je met de trein reist, moet je haast vechten om erin te kunnen komen, of eruit. In het verkeer is de voornaamste regel vaak dat de brutaalste wint. In de media lijk je nauwelijks te kunnen scoren zonder vloeken of seks in de programma's. Zinloos geweld gaat maar door, ondanks de publieke verontwaardiging erover. Ieder kent de voorbeelden.

Spreek maar eens met buitenlanders die na lange tijd Nederland weer bezoeken. „Wat is hier eigenlijk aan de hand?” vragen ze je. Ze kenden Nederlanders als toch wel aardig fatsoenlijke en vriendelijke mensen. Maar ze weten vaak niet wat ze hier terugzien. Het klimaat is in een aantal jaren tijd grondig veranderd.

Ommekeer
Ook ex-premier Dries van Agt heeft dat gemerkt, na een tijd in het buitenland te hebben doorgebracht. Hij is geschrokken van wat hij hier terugvond. En hij heeft de moed gevonden dat aan de kaak te stellen. Wij hebben een nieuw ethisch reveil nodig, zo heeft hij de laatste tijd herhaaldelijk betoogd. De cultuur van verruwing moet doorbroken worden.

Het gaat Van Agt daarbij echt om ethiek en niet alleen maar om etiquette. Dat wil zeggen: het gaat hem maar niet alleen om een paar fatsoensregels voor de onderlinge omgang. Nee, hij roept op tot een spirituele ommekeer. Hij stelt ook de slordige manier waarop met leven en dood wordt omgesprongen aan de kaak. Je kunt je van Van Agt niet afmaken als van een fatsoensrakker en meer niet. Daarvoor heeft hij te diepgaand nagedacht over dat nieuwe ethisch reveil.

Het gaat mij in het vervolg dan ook niet om kritiek op Van Agt. Het gaat me om een verder doordenken van de problematiek die hij aan de orde heeft gesteld. Waar komt de verloedering van Nederland vandaan? Hoe moet die doorbroken worden? Wat zijn de voorwaarden voor een nieuw ethisch reveil?

Secularisatie
Nederland is een vergaand geseculariseerd land. Geloof en kerk spelen nauwelijks meer een rol in het openbare leven. Zeker sinds 'paars' aan de macht is, lijkt godsdienst als een factor van betekenis in onze samenleving te hebben afgedaan. Er wordt geleefd en gehandeld en gedacht alsof er geen God is.

In deze samenleving wordt nu gevraagd om een nieuwe bezinning op normen en waarden. Dat doet niet alleen een christen-democraat als Van Agt. Het gebeurt ook van liberale en socialistische zijde, al zal men het daar niet zo gauw hebben over een nieuw ethisch reveil. Maar de vraag is: Waar moeten die normen en waarden vandaan komen? Zijn ze er nog wel voor onze samenleving?

„Als er geen God is, dan is alles geoorloofd.” Dat is de bewering van Iwan Karamazow in Dostojewski's ”De gebroeders Karamazow”. Op beklemmende wijze laat dit boek de waarheid van die stelling zien in de geschiedenis van de moord op vader Karamazow. Met deze roman van meer dan een eeuw geleden (1880) grijpt Dostojewski vooruit op onze discussies over normen en waarden en ethisch reveil. Je kunt van hem leren dat het onmogelijk is het geloof in God buiten deze discussies te houden.

„De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij bedrijven gruwelijke en afschuwelijke misdaden, niemand is er die goed doet.” Nog veel langer geleden schreef David deze woorden (Psalm 14:1). Zonder God schrompelt de moraal weg. Dat betekent dat christenen een geweldige verantwoordelijkheid hebben in de discussie over een ethisch reveil, de verantwoordelijkheid om de naam van God in deze discussie ter sprake te brengen.

Bekering
Er zit trouwens ook nog een andere kant aan. Paulus laat zien dat de woorden van Psalm 14 ons allemaal aangaan (Romeinen 3:11). Daarom kun je als christen niet aan de kant gaan staan als het gaat over de verloedering van onze samenleving. Een houding van 'zie je nou wel, dat komt ervan' past ons niet. Het kwaad begint bij onszelf, bij ons eigen hart. De overwinning van het kwaad zal ook daar moeten beginnen, door Gods genade.

Juist gereformeerde christenen kunnen daarvan weet hebben. Nergens wordt indringender de diepte van het kwaad onder woorden gebracht dan in de gereformeerde belijdenis. Allemaal zijn wij van nature onbekwaam tot iets goeds en geneigd tot alle kwaad. Daarom kunnen wij zelf nooit buiten schot blijven in deze discussie. Wij staan niet buiten het verval van normen en waarden in onze samenleving. Bekering is noodzakelijk, niet maar voor de anderen, maar voor ieder van ons persoonlijk.

(...)

De auteur doceert dogmatiek aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen.

Uit het artikel van B. Kamphuis, 'Ethisch reveil moet vanuit bekering komen',  Reformatorisch Dagblad, 31 aug. 2000

Zie ook: 

 


Paul Cliteur in debat over relativisme - 26 aug. 2000

 

In tal van debatten zijn zorgen te horen over de culturele teloorgang van de maatschappij. Gaat Nederland inderdaad gebukt onder het cultuurrelativisme? Een cultuuroptimist tegenover een cultuurpessimist: over universele waarden en visies op het goede leven. 

'Dat zeg jij!', roepen mensen vaak triomfantelijk. Ze hopen daarmee elk argument te ontzenuwen. Want waarom is jouw mening belangrijker dan de mijne? Paul Cliteur, hoogleraar encyclopedie van het recht in Leiden en Delft, gruwt van zulke retoriek. Hij ziet er de populaire echo in van de filosofische opvatting dat er geen universele waarheden meer bestaan. 

In de volksmond is dit relativisme verbasterd tot de gemeenplaats dat als er geen waarheid bestaat, ieders waarheid even waar is. Mensen durven zich daarom niet meer uit te spreken over anderen en al helemaal niet over andere culturen. Cliteur vindt dit cultuurrelativisme lariekoek. 'Het is niet zo dat alle culturen intrinsiek gelijk zijn. Nee, er zijn heel verwerpelijk culturen. De cultuur van nazi-Duitsland is wat mij betreft intrinsiek inferieur aan de cultuur van het oude Athene.' Hij bepleit dat mensen, de maatschappelijke elite voorop, de schroom van zich afwerpen om zich over anderen uit te spreken. 

Jan Willem Duyvendak, bijzonder hoogleraar Samelevingsopbouw in Rotterdam en directeur van het Verwey-Jonker Instituut, meent dat Cliteur tegen windmolens strijdt. Hij gelooft niet dat Nederland gebukt gaat onder het cultuurrelativisme: 'In de jaren zeventig en tachtig was er inderdaad een grote afkeer van paternalisme. Vrijheid, blijheid was het devies van zowel links als rechts. Linksen verzetten zich tegen elke inmenging door derden en de VVD stond onder Ed Nijpels voor een Veronica-liberalisme. 

Duyvendak: 'Gewoon jezelf kunnen zijn, was de leus. Maar die tijd is voorbij. Tegenwoordig is er juist te weinig schroom om je uit te spreken over anderen. Zeker in het geval van migranten. Groepen die zwak staan, worden moralistisch toegesproken. Ik vind eigenlijk dat Nederland heel zelfvoldaan is. Wat meer respect voor verschil zou juist op zijn plaats zijn.' 

Het onbehagen van Cliteur over het cultuurrelativisme staat niet op zichzelf. In tal van debatten zijn vergelijkbare zorgen te horen over de culturele teloorgang van de maatschappij. Zo betreurde Volkskrant-redacteur Hendrik Jan Schoo het verdwijnen van het oude ideaal van volksverheffing (Forum, 31/07). Reden voor Reflex om een cultuuroptimist en een cultuurpessimist samen aan tafel te zetten. 

Cliteur: 'Er is wel degelijk schroom bij de elite. Historisch kan ik dat wel begrijpen. Het cultuurrelativisme heeft de wind in de zeilen gekregen door het kolonialisme. Zo krijg je dat ideeën die op zich wel goed zijn, besmet raken. Maar we moeten weer universalist durven zijn. Als ze in Soedan vrouwenbesnijdenis hebben, dan doen ze dat daar verkeerd. Maar dat betekent niet dat de VN troepen moet sturen om dat met geweld te stoppen.' 

Duyvendak: 'Het gaat mij te snel te zeggen dat je hele culturen kunt vergelijken. Culturen zijn niet homogeen, ze hebben positieve en minder positieve waarden en gebruiken. In het door jou gewaardeerde oude Athene bestond niet alleen democratie maar ook slavernij. Maar ik vind het belangrijker de empirische vraag te stellen. Is in Nederland het cultuurrelativisme dominant? Ik zie het omgekeerde. De generatie die zich in de jaren zeventig tegen elke vorm van paternalisme keerde, loopt nu voorop bij het moralistisch toespreken van mensen die anders zijn. Jij schetst het beeld van een enorme weerloosheid. Maar over tal van basiswaarden - democratie, mensenrechten, minimale omgangsnormen - bestaat juist grote overeenstemming. Kijk naar de reactie op zinloos geweld. Dan zie je hoe sterk burgerzin is in Nederland.' 

Cliteur: 'Vind je het niet een verarming dat mensen zich tegenwoordig alleen maar laten verenigen op heel duidelijke issues? Ze staan niet voor een visie op het goede leven. Het is goed als mensen nadenken over de zin van het leven en what it's all about. Dat houdt ze wakker. Ik ben dan ook een voorstander van ideologieën en van een herideologisering van de Nederlandse politiek. Het is heel treurig dat je tegenwoordig helemaal niet meer weet waar politici eigenlijk voor staan.' 

Duyvendak: 'Maar dat komt doordat de relevante verschillen niet tussen ideologieën liggen. Politici maken graag van conflicten waardenconflicten. Terwijl de meeste conflicten niet liggen tussen wereldbeschouwingen. Het is niet de sociaal-democratie versus het liberalisme. Of het liberalisme versus de islam. De meeste dilemma's zijn conflicten binnen het liberalisme zelf. Diverse liberale beginselen staan dan op gespannen voet met elkaar. Neem het aborteren op basis van het geslacht van het kind. Op basis van het ideaal van seksegelijkheid moet je zeggen: dat mag niet, terwijl er ooit een vrouwenbeweging was die stelde dat vrouwen baas in eigen buik zijn. Binnen het liberalisme zijn dus allerlei nuances mogelijk.' 

Cliteur: 'Wat jij nuances noemt, noem ik manifestaties van het probleem. Mensen kunnen niet meer nadenken over totaalconcepties. Baas in eigen buik is een waanzinnig principe. Het zelfbeschikkingsrecht heeft betrekking op wat jou alleen aangaat. Op het moment dat je drager bent van een ander leven, gaat het dus niet meer alleen om zelfbeschikkingsrecht.

Duyvendak: 'Dat is dus iets waar feministes anders over hebben gedacht dan jij. Dan is het tamelijk arrogant om te zeggen dat zij de beginselen niet snappen.' 

Cliteur: 'Dat moeten we juist wel doen. Het is nooit arrogant om je mening te geven. Het is niet arrogant van jou om te zeggen dat je het niet met me eens bent. Als mijn buurman zegt twee keer twee is vijf, is het niet arrogant van mij hem te wijzen op zijn rekenfout.' 

Duyvendak: 'Het punt is nu juist dat je in normatieve debatten niet kunt zeggen dat het ene standpunt rationeler is dan het andere.' 

Cliteur: 'Ook ten aanzien van morele problemen bestaat een juiste oplossing. Noem het voor mijn part de Waarheid met hoofdletter W. Dat wil niet zeggen dat die Waarheid altijd kenbaar is. Maar als je het streven naar de Waarheid laat varen, dan kun je ook niet meer met elkaar discussiëren. Als ik zeg dat er universele waarden zijn die voor alle culturen zouden moeten gelden, ben ik gedwongen daar goede argumenten voor te geven. Dat is ook de achtergrond van de vrijheid van meningsuiting. Je hebt tegenovergestelde meningen nodig om in de confrontatie van opvattingen te kijken welke waarde het sterkst staat.' 

Cliteur: 'Jij blijft argwaan houden tegen het aanprijzen van een opvatting van het goede leven. Je blijft beducht voor arrogantie. Ik wil wel met mijn buik over de grond schuiven van bescheidenheid, maar toch denk ik dat het ene een klein beetje beter is dan het andere. Dat bedoel ik niet alleen ten aanzien van nieuwkomers. Er dreigen in Nederland tal van waarden verloren te gaan die het verdedigen waard zijn. Uitstel van behoeftebevrediging bijvoorbeeld. We leven in een sterk hedonistische cultuur. Coffeeshops, bungeejumpen, het gaat allemaal om ervaringen. Dat is aardig, maar als een hele generatie opgroeit met House-muziek, ecstasy-pillen en de rest, dan is dat verkeerd denk ik. Dat is potverteren op calvinistisch kapitaal dat in de Nederlandse cultuur is opgebouwd. 

Duyvendak: 'De jongeren van tegenwoordig zijn nog nooit zo lang naar school gegaan, studeren ijverig en hebben vaak naast hun studie nog een baantje. Nog nooit hebben zo veel mensen plezier in hun werk hebben gehad als nu. Hoe kun je dan volhouden dat we leven in een tijd van totale ontremming? Of neem de verfoeide lichaamscultuur. Er goed uit willen zien is keihard werken en vergt veel uitstel van behoeftebevrediging.' 

Cliteur: Niet alles dat veel aandacht vraagt vind ik een volwaardige vrijetijdsbesteding. Je uitsloven in een sportschool is inferieur aan Shakespeare lezen.' 

Duyvendak: 'Kun je jouw voorkeur voor Shakespeare net zo hard maken als die universele waarden?' 

Cliteur: 'Nee dat is particulier en toch... Heb jij kinderen?' 

Duyvendak: 'Nee.' 

Cliteur: 'Bij een opvoeding maak je die keuzen. Dan verraadt de cultuurrelativist zichzelf. Dan blijkt hij sommige waarden wel en andere niet te willen doorgeven. Een journaliste vroeg Robert ten Brink ooit of zijn eigen dochter in zijn programma mocht optreden. Het was een goede vraag. Als hij nee zegt, verloochent hij zijn programma. Als hij ja zegt, zijn dochter, want hij weet wel dat die mensen soms voor paal staan. Zo is het met mij ook. Ik ben nieuwsgierig naar allerlei dingen, maar voor mijn dochter wil ik sommige dingen toch intrinsiek beter voorstellen dan andere dingen.' 

Duyvendak: 'Misschien zou ik mijn kinderen ook met Shakespeare lastigvallen, maar we moeten ons wel blijven afvragen waarom we dat belangrijk vinden. Blijkbaar zijn er voor anderen dwingende redenen om andere zaken hoger te waarderen. Dat moet je onderzoeken. Daarom ben ik ook blij dat bij de elite het dédain voor populaire cultuur is verdwenen.' 

Cliteur: 'Niet alleen het dédain, ook het Bildungsideaal is verloren gegaan. Tegenwoordig is het zelfs voor hoger opgeleiden chic om naar Big Brother te koekeloeren. Ik merk ook dat iedereen op de universiteit dat volgt. Ze zijn heel goed op de hoogte van al die flutprogramma's.' 

Duyvendak: 'Ik begrijp niet hoe jij het kan veroordelen terwijl je het niet kent.' 

Cliteur: 'Van sommige dingen hoef je maar oppervlakkig op de hoogte te zijn om er een oordeel over te kunnen vellen. Op andere dingen moet je soms heel lang studeren om er heel weinig over te kunnen zeggen. Waarom zou je bepaalde zaken niet mogen veroordelen of uitsluiten? Kiezen is de essentie van het leven. En kiezen is zeggen waar je vóór bent en dus ook waar je tegen bent. Dat is geen uitsluiting in de negatieve zin van het woord. Het aanprijzen van waarden is meer een uitnodiging: join the club.' 

(...)

Uit het interview 'De angst voor arrogantie', door Pieter Hilhorst, Volkskrant , 26 aug. 2000

 


Kritiek Vaticaan op kloneren embryo's - 24 aug. 2000

 

 

VATICAANSTAD – Het Vaticaan heeft plannen voor onderzoek op cellen van menselijke embryo's gisteren fel veroordeeld. De veroordeling komt een dag nadat de Amerikaanse president Bill Clinton de „potentieel ongelooflijke vooruitgang” had geprezen die de nieuwe techniek op kan leveren.

„Een gunstig resultaat maakt een daad die in zichzelf slecht is niet goed”, aldus de Pauselijke Academie voor Leven in een verklaring. De Rooms-Katholieke Kerk leert dat het leven begint bij de bevruchting en vanaf dat punt moet worden beschermd. „Het is een in sterke mate immorele en dus bijzonder ongeoorloofde daad. Iedere vorm van therapeutisch kloneren om stamcellen te verkrijgen, wat de productie van menselijke embryo's impliceert en de daarop volgende vernietiging van producten van het embryo, is onwettig”, aldus de academie.

De academie trekt de mogelijkheden van onderzoek naar de zogenaamde „pluripotente stamcellen” van embryo's niet in twijfel, maar ziet meer heil in het gebruik van cellen van volwassenen en noemt dat een „meer redelijke en humane stap.”

Pluripotente cellen, die gewonnen worden uit menselijke embryo's die voor vernietiging zijn bestemd, kunnen gebruikt worden om nieuwe organen te kweken. Het is volgens wetenschappers mogelijk om uit cellen bijvoorbeeld nieuwe organen te kweken ter vervanging van zieke harten en beschadigde zenuwen in ruggengraten. Ook zou het mogelijk zijn om voor diabetespatiënten cellen te maken die insuline produceren.

Clinton prees woensdag nieuwe federale richtlijnen die onderzoek op cellen van menselijke embryo's toestaan. „Als het publiek de enorme voordelen van dit onderzoek onder ogen ziet, van vooruitgang op het gebied van geboorteafwijkingen tot de ziekte van Parkinson, van soorten kanker tot beschadigingen aan de ruggengraat, wordt het potentieel in de toekomst duidelijk”, aldus Clinton.

De Pauselijke Academie voor Leven is in 1994 door paus Johannes Paulus II ingesteld om het Vaticaan in staat te stellen zich een mening te vormen over de ethiek van biomedische ontwikkelingen. De kans bestaat dat de paus binnenkort zelf uitspraken over de nieuwe techniek zal doen. Volgens het Vaticaan zal hij volgende week in Rome een wetenschappelijke conferentie bijwonen over de vooruitgang op het gebied van transplantaties en de mogelijkheden van kloneren

(...)

'Scherpe kritiek Vaticaan op kloneren embryo's', Reformatorisch Dagblad, 24 aug. 2000, blz. 8.

 

Vaticaanse raad: embryo klonen is altijd immoreel

AMSTERDAM - De Pauselijke Academie voor het Leven noemt het een ,,bijdrage aan een lopende discussie in de wetenschappelijke en ethische literatuur'', maar haar oordeel is duidelijk: het klonen van menselijke embryo's is ernstig immoreel en dus in ernstige mate onwettig'', ook als het gebeurt voor hoogstaand doel als geneeskundig dan wel zuiver-wetenschappelijk onderzoek. 

Met een dichiarazione heeft deze Vaticaanse academie nog eens duidelijk uiteengezet dat volgens de rk kerk vanaf het moment van de bevruchting er geen sprake meer is van alleen maar een klompje cellen, maar van ,,een menselijk subject met een definitieve eigen identiteit, dat recht heeft op zijn eigen leven''. Zulke cellen weghalen schendt op een onherstelbare manier dat recht en ,,geen enkel doel kan een dergelijke ingreep rechtvaardigen'', aldus deze academie onder voorzitterschap van prof. Juan de Dios Vial Correa van de pauselijke universiteit in Chili, met de geduchte Vaticaanse moraaltheoloog mgr. Elio Sgreccia als vice-president. 

De wereldwijd omstreden ingrepen om medische redenen in de stamcellen van embryo's stuiten in elk geval in het Vaticaan op volledige afwijzing, want ,,aan het menselijk wezen is vanaf zijn conceptie moreel 'onvoorwaardelijke eerbied' verschuldigd in zijn totaliteit en zijn lichamelijke en spirituele eenheid''. 

Het is niet toevallig dat het Vaticaan zich nu weer laat horen. Onder meer in Engeland met de zegen van de regering-Blair en ook in de Verenigde Staten komt het klonen voor geneeskundig onderzoek steeds dichterbij, bijvoorbeeld in de zoektocht naar medicijnen tegen de ziekte van Parkinson en Alzheimer, tegen suikerziekte, de behandeling van zekere soorten kanker en ernstige verbrandingen. 

Aan het slot van hun betoog doen de mannen van de Pauselijke academie voor het leven een dringend beroep op de wetenschappers om hun onderzoek op dit veelbelovende terrein toch vooral uit te voeren op een correcte manier. Daarin schuilt volgens hen zonder twijfel veel hoop voor de lijdende mens. 

'Vaticaanse raad: embryo klonen is altijd immoreel', Trouw, 25 aug. 2000

 


Edmund Burke en het Nederlandse conservatisme - 24 aug. 2000

Engelse conservatief vormde Groen van Prinsterer als politicus

Leiders in de oorlog tegen de Revolutie

Door B. J. Spruyt
In een van de vele kamers van zijn monumentale woning aan de Haagse Korte Vijverberg –nu het Kabinet der Koningin– hield mr. Guillaume Groen van Prinsterer in de winter van 1845-1846 voor een kleine groep vrienden een serie voorlezingen die naderhand onder de titel ”Ongeloof en Revolutie” zijn uitgegeven. Als zijn meest illustere voorbeeld bij het aantonen van het verband tussen ongeloofstheorieën en revoluties in kerk en staat, noemde Groen de Engelse schrijver-politicus Edmund Burke. „Verlangt gij den aard en de werking der revolutie en de middelen, waardoor zij met goed gevolg bestreden had kunnen worden, te kennen, leest zijn geschriften.”

Groen van Prinsterer (1801-1876) was zelfs zeer uitbundig in zijn lof op Burke. Hij noemde hem „een machtig genie”, in wie „de warmte der overtuiging en de gloed der verbeelding door nauwkeurigheid en diepzinnigheid van onderzoek niet bekoeld is.” In zijn strijd tegen de Revolutie beriep Groen zich op de Bijbel, de geschiedenis en op politieke schrijvers van vroeger en later tijd. In dat kader laat hij Von Haller en Bilderdijk, De Lamennais, Von Gentz en Pitt de revue passeren. Maar Burke overtreft hen allen. „Leest en herleest zijn geschriften: gij zult er in vinden nooit overtroffen helderheid van betoog, waardoor, wat voor anderen voorwerp is van raden en gissen, reeds tot zekerheid gebracht is.”

(...)

Wie was de man die Groen wakker hield tijdens slaapverwekkende debatten die hij in Brussel voor de Koning moest bijwonen, en die hem leerde de geest van de Revolutie te doorzien? Burke (1729-1797) was een Ier. Als zoon van een advocaat maakte hij geen deel uit van het establishment (later zou hij dat euvel verhelpen door een landgoed te kopen, dat hem voor de rest van zijn leven grote financiële zorgen zou baren.) Hij studeerde aan Trinity College in zijn geboorteplaats Dublin en legde zich daarna toe op de advocatuur. Hij leefde echter vooral van zijn pen, totdat hij vanaf 1759 de politiek in ging.

Als parlementslid, met de reputatie van begaafd spreker, verdedigde hij de rechten van de Amerikanen tijdens de Vrijheidsoorlog, bestreed hij de onmenselijke aspecten van het Engelse bestuur in Indië, vooral onder Warren Hastings, en was hij een hartstochtelijk pleitbezorger van de rechten van het verdrukte Ierland. Maar hij leeft vooral voort als auteur van de ”Reflections” (1790), zijn reactie op en interpretatie van de Franse Revolutie.

Hersenspinsel
Volgens Burke was de Revolutie de vrucht van een hersenspinsel. Filosofen uit de Franse salons hadden immers bedacht dat de staat een rationele instelling was, een constructie, een contract dat vrije en gelijke mensen met elkaar hadden gesloten. De bestaande werkelijkheid paste niet in die blauwdruk en moest daarom radicaal worden veranderd, in hun opvatting. Voor Burke echter was de staat organisch gegroeid in een historische ontwikkeling, die zich onder Gods voorzienigheid had voltrokken. Dat impliceerde dat de status-quo in essentie goed was, hoeveel er misschien ook viel te verbeteren. Maar hervormingen moesten geleidelijke aanpassingen zijn, voorzichtige ombuigingen van het historisch gegroeide. Dat was voor Burke ook het grote verschil tussen de „conservatieve revolutie” van 1688 –toen traditionele rechten werden hersteld– en de „destructieve revolutie” van 1789, toen de staat op zijn kop werd gezet.

Burke sprak van twee leidende beginselen in de politiek: „prescription”, dat zoiets als bestendigheid betekent, en „presumption”, de algemene overeenstemming die bij verschillende geslachten in de loop der historie wordt gevonden. De Traditie was voor de anglicaan Burke dus de maatstaf en norm voor de politiek.

Deze centrale opvattingen hebben Groen diepgaand beïnvloed. Van Burke leerde Groen de eerbied voor het historisch gewordene. Er is een beroemde passage in de Reflections, waar Burke de Fransen verwijtend voorhoudt dat zij helemaal geen nieuwe Grondwet hadden hoeven te ontwerpen. De oude Constitutie bevatte alle elementen die nodig waren om haar te verbeteren, zoals ook de oude statenvergaderingen hadden kunnen worden hervormd. Dat verwijt hield Groen ook Nederland voor.

Profetie
„Dit verwijt heeft ook Nederland verdiend. Ik vlecht geen krans voor een staatsregeling, ontaard in een samenstel der prerogatieven van de stedelijke magistratuur. Maar ik beweer, dat door het opsporen der historische grondtrekken elke wenselijke verbetering verkrijgbaar ware geweest. Door versterking van het stadhouderlijk gezag: eenheid van het algemeen bewind; door eerbiediging van de historische rechten van allen: eerbied voor de rechten der burgerijen, der Hervormde Kerk, der kleinere steden, der landgewesten; eerbied voor menigvuldige rechten, die de overmacht, óf van de Staten, óf van Holland, óf van Amsterdam miskend had. Door ontwikkeling van het beginsel van verdraagzaamheid: de meerdere gelijkheid, verenigbaar met de veiligheid van Kerk en Staat.” Als men de staat „opnieuw in zijn beginselen had bevestigd”, zou een Nederlands Gemenebest en niet een Bataafse Republiek zijn ontstaan.

Maar Groen leerde vooral van Burke dat filosofische gedachtespinsels, „ongeloofstheorieën”, aan de Revolutie ten grondslag hadden gelegen. „Burke wist, door de wortels te bestuderen, den boom op zijn juiste waarde te schatten en kon met die scherpzinnigheid, die hem tot een ongeëvenaard politicus stempelde, den loop der toekomstige gebeurtenissen voorspellen.” Want van Burkes „gaaf der profetie” was Groen vooral onder de indruk geraakt: dat Burke al in 1790 had voorspeld dat de Revolutie zou overgaan in anarchie en vervolgens de tirannie van een dictator (lees: Napoleon) zou voortbrengen. Vandaar ook dat Groen Burkes uitspraken over de Revolutie „ware lichtstralen” noemde, „die het geheim aan het licht brengen van de raadselachtige crises van onze eeuw en wier volkomen juistheid bewezen is door een reeks van ongehoorde rampen.”

(...)

Rond die tijd ontstonden de contacten tussen Groen en Abraham Kuyper. Groen raadde hem aan Burke te lezen, „de coryfee van het antirevolutionaire staatsrecht.” Kuyper las vervolgens ook de acht delen en werkte de antithese uit tussen rationalisme en Verlichting, belichaamd in de liberaal-materialistische staat, versus het christendom en een volgens goddelijke beginselen organisch geordende nationale gemeenschap. „Het was de Nederlandse variant van het nieuwe conservatieve model” (Von der Dunk).

Voorvader
De overeenstemming tussen Groen en de conservatieven betrof overigens niet alleen de, laten we zeggen, rechtsfilosofische grondslagen van de politiek. Op een ander aangelegen punt van het conservatisme, de economische politiek, stemde hij ook met hen overeen. Groen stelde wel degelijk ethische eisen aan het economische leven. Hij bestreed sociale misstanden en bepleitte arbeidswetgeving. Maar hij verzette zich tegen staatsarmenzorg. Om twee redenen: een monopolie van de staat zou de zorg weghalen bij de instanties die daar eigenlijk verantwoordelijk voor waren: de kerk en andere maatschappelijke groepen. En dat monopolie zou bovendien leiden tot een ongeoorloofde verzwaring van de rijksbegroting (en dus van de belastingen).

Uit het bovenstaande zal in ieder geval duidelijk zijn dat Gerretson juist oordeelde toen hij Burke, de aartsvader van het conservatisme, de „vader van de antirevolutionaire richting” noemde. De conservatieve en de antirevolutionaire traditie bezitten een gemeenschappelijke voorvader in de Britse politicus Burke, die voor Groen „de antirevolutionair bij uitnemendheid” was.

Uit het artikel van B. J. Spruyt, 'Leiders in de oorlog tegen de Revolutie',  Reformatorisch Dagblad, 24 aug. 2000, blz. 8.

 


Studiedagen Gregoriaans - 24 augustus

De stichting 'Amici Cantus Gregoriani' organiseert studiedagn Gregoriaans:

Adres: Abdij van O. L. Vrouw van Koningshoeve te Berkel-Enschot.
aanmelden: voor resp. 1 aug en 1 okt.
Tel.: 013.533.1094   email amici-cantus-gregoriani@wxs.nl

 


Concerten polyfonie te Antwerpen - 19 augustus

De populariteit van het gregoriaans brengt ook een hernieuwde aandacht teweeg voor de polyfone muziek. In Antwerpen kunnen geïnteresseerden volgende maand hun hart ophalen.

De 15e en 16e eeuw vormen de bloeitijd van de a capella-koorstijl. In die tijd kwam in de Lage Landen de polyfonie tot ontwikkeling. Voor het eerst werden er composities geschreven waarin de verschillende stemmen melodisch en ritmisch zelfstandig worden behandeld. Dat was volslagen nieuw. Het gregoriaans kende tot dan toe slechts eenstemmige kerkgezangen. De jongste tijd mag de polyfonie zich in een grote belangstelling verheugen. Met het programma 'Laus Polyphoniae' biedt Antwerpen volgende maand een mooi beeld van het Europese Muziek-landschap waarin de prille Vlaamse polyfonie openbloeide. Verschillende gerenmmeerde ensembles vertolken gedurende acht dagen op verschillende locaties in de Scheldestad werk van 'de eerste polyfonisten': Johannes Ciconia, John Dunstable, Guillaume Dufay en Gilles Binchois. Jarenlang lag hun werk te verstoffen. Slechts in conservatoria en enkele concertzaal of kerk was het te horen. Plotsklap echter is er massaal belangstelling voor de ployfonie, zoals eerder het gregoriaanszich een onverwachte herwaardering mocht verheugen.

(...)

Het werk van deze vier polyfonisten wordt van 19 tot en met 27 augustus uitgevoerd door verscheidene topsgezelschappen. (...)

Uit het artikel van Bert Bevers "Antwerpen brengt 'de eerste polyfonisten'",  Katholiek Nieuwsblad, 7 juli 2000, blz. 5

De toegang tot sommige concerten is gratis. 
Programmaoverzicht: Centrum voor Oude Muziek, tel. 0032.3.202.4660
Reserveren: Eku-Ticketshop, tel. 0032.3.231.8664 

 


Carey en Gove over therapie en de 'Cultuur van kinderlijkheid' - 12 aug. 2000

 

Er is best iets af te dingen op het congres van de Graham-organisatie dat vorige week in Amsterdam werd gehouden. Toch zijn er ook behartigenswaardige dingen gezegd, die zelfs door de wereldse media met instemming werden begroet. Voor reformatorische christenen waren er lessen bij die ze zeker ter harte moeten nemen, vindt de Britse predikant Geoffrey Thomas.

„Die goede oude aartsbisschop van Canterbury! Goed gedaan, dr. George Carey!” Dat schreef The Times op 1 augustus. Dr. Carey sprak op Amsterdam 2000, de evangelistenconferentie die de Billy Graham Evangelistic Association organiseerde in Nederland. Tienduizend mensen uit zo'n 200 verschillende landen bezochten dit negendaagse congres. Carey sprak in zijn lezing over de obsessie in de westerse cultuur en de drie alternatieve redders: therapie, onderwijs en weelde. Geen van deze, beweerde hij, kan blijvende genezing verschaffen in een gebroken wereld.

Genezing
Wat is er volgens Carey mis met therapie? „Onze generatie is geboeid door genezing van lichaam en geest. Onuitgesproken veronderstelling daarbij is dat als we het maar in het reine kunnen houden met het welzijn van ons innerlijk, alles goed zal zijn.” De aartsbisschop erkende de hulp die sommige therapieën kunnen bieden. Maar zij die „hun toevlucht nemen tot een therapie zien gemakkelijk de realiteit van de zonde in onze levens over het hoofd. Als therapie geloof terugbrengt en als therapeutische technieken gezien worden als het totale antwoord op de diepste noden en verlangens van de mensheid, wordt een nieuwe afgoderij geïntroduceerd.” In feite reduceert dat het Evangelie tot een boodschap met het accent op „mijn geluk, mijn noden en mijn verlangens.”

Dr. Carey bezoekt veel verschillende kerken en beluistert veel dominees. Zijn conclusie is de volgende: „Als je luistert in de vele diensten voert deze therapeutische benadering de boventoon. Gemist wordt het smeken tot een heilig God. Ook ontbreekt de aandacht voor Zijn roep tot ons mensen om ons naar Hem te wenden in berouw en geloof.”

Wat is er mis met onderwijs? De obsessie is dat scholing als het antwoord op alle problemen van de wereld gezien wordt. De verheerlijking van onderwijs vergeleek dr. Carey met de vroegchristelijke ketterij van het gnosticisme. De landen die het vooruitstrevendst zijn op het terrein van het onderwijs zijn ook de landen waarin misdaad, vandalisme en echtscheidingen het meest voorkomen. De aartsbisschop trok als conclusie: „Opnieuw is het zo, net als met therapie, dat wanneer educatie gezien wordt als een alternatief voor het Evangelie, een nieuw soort geloof geïntroduceerd wordt. Een verlichte leraar kan ons dan van onwetendheid naar kennis leiden.”

Welvaart
Wat is er mis met het najagen van welvaart? Zij wordt ook een pseudo-redder. „Het is een verkeerde god wanneer weelde, rijkdommen en bezittingen de uiteindelijke doelen van het leven worden.”

De Times-columnist Michael Gove reageerde op deze boodschap. Hij was het er niet alleen mee eens, maar werkte dit thema ook uit met meer duidelijkheid en aandoenlijkheid. Hij erkende dat er een glimp van heroïek was in de toespraak van de aartsbisschop. Voorheen was er slechts aandacht voor het materialisme. Het bekritiseren van weeldezucht is een altijddurende christelijke boodschap.

Maar nu was er voor meer aandacht. Groei in feitelijke kennis verleent op zich geen deugd: „Hoe meer een mens zichzelf gesterkt voelt door leren, hoe groter het voortdurende morele gevaar van zulk een arrogantie”, aldus Gove.

Uitdagend
De kritiek die dr. Carey op therapie geuit had, beoordeelde Gove als het uitdagendst. „Door therapie te zien als een valse god van onze tijd ziet de aartsbisschop onder ogen dat zij geen pad is tot verlichting, maar juist een van de verderfelijkste cultussen van onze tijd.”

Michael Gove gaat verder: „De greep van therapie op ons nationale leven gaat veel verder dan de raadkamers van Hampstead. De daarbijbehorende taal doordrenkt onze cultuur. Naomi Campbell verontschuldigt haar ruige gedrag op televisie in het weekend door te beweren dat ze lijdt aan een negatief zelfbeeld. De Noord-Ierse paramilitaire partijen die hun uit de Maze-gevangenis vrijgelaten terroristen verwelkomen, protesteren „dat we allemaal slachtoffers zijn” en spreken over „genezing” en „sluiting.” In ieder geval hoopt het individu dat de therapie de troost zal geven die religie en geloof hun eens moesten verschaffen.

Maar therapie verschaft in de verste verte niet de noodzakelijke voorwaarde die geloof vraagt voordat troost kan worden gegeven. Daar gaat het om verantwoordelijkheid dragen voor je eigen daden. Pas na erkentenis daarvan kan de weg tot heling worden ingeslagen. Therapie maakt iedereen tot slachtoffer in een eigen drama. Niemand wordt maker van het eigen lot. Zij moedigt egoïsme, privileges en bevrediging van eigen verlangens aan. Zij verklaart persoonlijke fouten primair met de weigering van anderen jou te respecteren.”

Ondervoede ziel
De conclusie van Gove was: „De greep van therapie op ons nationale leven ontspringt uit de roep van de ondervoede ziel. Omdat therapie de ziel echter behandelt als een te toegeeflijke vader die zijn rug niet recht als zijn verwende kind iets wil hebben, bestendigt zij kinderlijkheid meer dan dat zij groei stimuleert. Een aanval op haar rechten en de cultuur van kinderlijkheid die ze veroorzaakt, is een noodzakelijk onderdeel van het terugbrengen van onze maatschappij in haar gezonde staat. Maar zo'n aanval brengt met zich mee dat een prop weggeschopt moet worden waarop zo velen, vooral uit de chique kringen, tot rust zijn gekomen. Dat is de reden waarom dit een zekere vorm van moed vereist, waarom dr. Carey het verdient dapper genoemd te worden voor het houden van zijn toespraak.”

Reformatorischen
We kunnen deze beschouwingen instemmend lezen. Maar wat doen reformatorische christenen ermee? Zich erover verbazen dat dr. Carey sprak op een congres van Graham waar veel arminianisme werd gehoord? Het hoofd schudden over onze maatschappij, waarin welvaart, scholing en therapie inderdaad nieuwe verlossers zijn? Of stellen ze zich de vraag: Zijn ook wij met het moderne sop overgoten?

Geoffrey Thomas, 'Drie goedkope verlossers', Reformatorisch Dagblad, 12 aug. 2000.

 


Geert Mak over de verkwanseling van Nederland - 6 aug. 2000

Hoe God verdween uit Jorwerd is de titel van een beroemd boek van Geert Mak, dat gaat over een prachtige Nederlandse dorpsgemeenschap in Friesland die haar identiteit kwijt raakte. Mak is journalist en historicus. Zondag 6 augustus was hij te gast bij de uitzending Zomergasten van Adriaan van Dis (VPRO, 21.00 tot 00.00.)

In de uitzending werd een contrast gemaakt tussen aan de ene kant de 'social engineering' van de overheid sinds de jaren zestig (de veranderingen die gepland werden door de overheid) en aan de andere kant de traditionele, typische Nederlandse cultuur.

Wie weet nog dat Bijlmer een idyllisch gebied was met prachtige Hollandse dorpjes? Deze werden gesloopt om plaats te maken voor een woongebied dat een paradijs moest worden. Dit was één van de bitteren vruchten van de socialistische planideologie, en kwam tot stand zonder democratisch besluit. Eigenlijk werd de Bijlmer een van de getto’s met de meeste achterstand, vol met allochtonen, illegalen en met enkele drugsverslaafden en criminelen. Beelden van grijze, lelijke gebouwen met veel vuil. Helaas kan de overheid de traditionele, oeroude en prachtige dorpjes met hun beschaafde cultuur niet meer te voorschijn toveren. En nog erger, de overheid gaat door met haar planen van 'social engineering', zij het op andere manieren.

Aan de andere kant werden oude amateur-filmpjes getoond van Jorwerd, het dorp waar Mak opgroeide en waarover hij zijn boek schreef, over hoe het vroeger was. De huizen, het landschap, het harmonieuze, rustige en beschaafde leven van de mensen daar, dat was zo prachtig en zo'n contrast met het griezelige, nachtmerrie-achtig Bijlmer-getto. Men was van de post moderne hel naar een oude paradijs overgegaan.

Van Dis, die toch helemaal niet christelijk of traditioneel is, werd boos over wat de overheid gedaan heeft met de Nederlandse culturele erfgoed. Van Dis vond dat de politiek sinds de jaren zestig de Nederlandse cultuur heeft verkwanseld en Mak was het ermee eens. (Wel wilde Mak niet te veel oordelen, wetenschappelijk gezien is hij historicus, niet iemand die oordeelt of iets fout of goed is.) Van Dis en Mak maakten duidelijk dat de toekomst somber uitziet voor deze traditionele Nederlandse cultuur die sinds de jaren zestig bewust uitgeroeid wordt door de plannen van de overheid. Deze laatste wil Nederland echter 'moderniseren' en daarbij veranderen in een multiculturele samenleving.

Van Dis noemde Paul Schaeffer, de linkse denker die vrij pessimistisch is over de enorme groei en cultuurverschillen (Islam, enz.) van de allochtone bevolking en ook over de toekomst van Nederland. Mak gelooft blijkbaar ook niet in de multiculturele samenleving - nog een linkse utopie - en denkt dat het helemaal fout ging toen men van Nederland een immigratieland maakte. Maar hij heeft medelijden met de allochtonen en vluchtelingen, is ook minder pessimistisch dan Paul Schaeffer en hoopt dat de samenleving het zal overleven.

Mooi was een Oostenrijkse filmpje dat getoond werd over de contrast tussen de postmoderne, harde, zielloze wereld en het traditionele dorpsleven dat verdwenen is.

Deze uitzending heeft het contrast tussen twee culturen op een nostalgische, bijna romantische, manier beschilderd, en de oorzaken van de overgang van de ene na de tweede aan de kaak gesteld. Hoe de simpele, rustige, traditionele, christelijke Nederlandse samenleving wordt veranderd ('verkwanseld', zoals gezegd werd tijdens de uitzending) in een post-christelijke, postmoderne, gekleurde multiculturele samenleving. En dat de schuld daarvoor ligt bij de linkse ideologieën die de koers van de politiek bepalen vanaf de jaren zestig.

VPRO, Zomergasten, 6 augustus.

Zie ook:

 


Overheidspropaganda over 'softdrugs'? - 21 juli 2000

Softdrugs bestaan niet

Mark Fiole en met hem stichting Voorkom is heel duidelijk in het afwijzen van alle drugs en is het dan ook erg oneens met de overheid op dit gebied. Hij maakt geen onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Marihuana en hasj worden door de overheid softdrugs genoemd, de rest harddrugs. De eerste categorie zou minder riskant zijn. Maar Mark en de stichting Voorkom denken daar anders over. "De hoeveelheid THC die in een joint zit, is zo hoog geworden dat we het als harddrug kunnen beschouwen. Het is wel degelijk geestelijk verslavend." Waarom wordt dan vaak gezegd dat een joint net zoiets is als het drinken van een paar glazen bier? Mark: "Een joint is inderdaad gelijk aan het drinken van vier glazen bier wat betreft het reactievermogen. Maar die vier glazen bier zijn na zes uur uit je lichaam, terwijl de stof die in een joint zit anderhalve maand in je lichaam blijft zitten. Je bent maar twee tot vier uur stoned maar daarna wordt het opgeslagen in je beenmerg, je hersens en je testikels. Op langere termijn kunnen je hersens blijvend aangetast worden. Bovendien is het zeven keer slechter voor je longen dan een gewone sigaret. Je kunt er onvruchtbaar van worden en groeistoornissen van krijgen. Ook worden mensen onverschillig en gaan ze er onverzorgd uitzien."

 

Uit het artikel van Eugène Brussee, 'Gedogen tot we werbij neervallen', Katholiek Nieuwsblad, 21 juli 2000, blz. 20-21

Zie ook:

 


Vermaat over georganiseerde misdaad en Ned. asielbeleid - 14 juli 2000

 

Hoe is de misdaad in nauwelijks tien jaar tijd zo succesvol kunnen globaliseren? De moderne internationale misdaad kent drie hoofdbronnen van inkomsten: drugs, mensensmokkel en prostitutie. 2Vandaag journalist Emerson Vermaat schreef er een boek over.

De dood van achtenvijftig Chinese illegale tijdens een transport in het Engelse Dover heeft opnieuw de aandacht gevestigd op het probleem van de internationale misdaad, die van mensensmokkel een van zijn belangrijkste bronnen van inkomsten heeft gemaakt. Het geeft veel minder risico dan drugs en verdient minstens zo goed. Soms worden beide vormen van misdaad gecombineerd. De ‘smokkelwaar’ worden, as die niet zelf voor de overtocht kan betalen, drugs meegegeven. Op eigen risico natuurlijk. Afgelopen week werden tientallen Iraniërs gearresteerd op verdenking van georganiseerde mensensmokkel. Dat, in combinatie met het gegeven dat er ook Turken bij betrokken waren, vestigt de aandacht op de etnische factor in de misdaad, een gegeven dat om redenen van politieke correctheid niet de aandacht krijgt die het verdient.

Criminele druk

Bestaat er dan een verband tussen de grote hoeveelheden allochtonen in ons land en de explosieve groei van de georganiseerde misdaad? Nog maar een paar jaar geleden kon wie die vraag in het openbaar beantwoorde, een justitieel onderzoek verwachten. Natuurlijk moet ervoor gewaakt worden bevolkingsgroepen te criminaliseren of te suggereren dat sommige nationaliteiten crimineler zijn dan andere. Naarmate etnische gemeenschappen echter geslotener zijn en zich meer tegen assimilatie verzetten, zijn ze vatbaarder voor criminele druk. (...) Veel allochtone misdadigers in Nederland zijn met een asielprocedure ons land binnengekomen. Overigens bestaat volgens staatssecretaris Cohen zelf maar een minderheid vna de asielvragers uit ‘echte’ asielzoekers, Die laatsten lopen natuurlijk evengoed het risico in de misdaad terecht te komen.

Kernactiviteiten

Het is de verdienste van 2Vandaag journalist Emerson Vermaat een studie van de internationale misdaad te hebben geschreven die door middel van een groot aantal en internationale gegevens de grote verbanden zichtbaar maakt. In merkbaar zorgvuldige bewoordingen probeert hij daarin de aandacht de vestigen op de rol van de etnische factor. In Het criminele web., ingeleid door oud-minister Hirsch ballin, maakt hij op de eerste plaatst duidelijk dat het gaat om drie zaken: drugs, mensensmokkel en prostitutie. Uit die ‘kernactiviteiten’ vloeit een enorme vloed aan andere vormen van misdaad. (...) Zoals Hans Ludwig Zachert, ex-president van de het Duitse Bundeskriminalamt onlangs voor de VPRO-camera zei: "De zogenaamde Rambocriminaliteit met veel geweld en snele auto’s heeft plaats gemaakt voor witte boorden. De huidige zware misdaad is vooral economisch: geluidloos, onzichtbaar. Straatmisdaad die elke burger kent, beroving en prostitutie en dergelijke, bestaat nog steeds, maar men is het gewend. Er is nu sprake van zeer grote maatschappelijke schade op onzichtbare gebieden bij banken, bij witwassen van geld, bij belastingontduiking en illegale werknemers. (...) De kamercommissie Kalsbeek maakte onlangs bekend dat ondanks de IRT-affaire waarschijnlijk zo’n 15.000 kilo cocaïne met medeweten en medewerking van corrupte ambtenaren op de maakte is gekomen. Corruptieaffaires van Amsterdamse gemeenteambtenaren wisselen elkaar af. Zeer schokkend was de betrokkenheid van Nederlands ambassadepersoneel bij de handel in jonge, soms nog minderjarige Nigeriaanse meisjes die via een asielprocedure ons land binnenkwamen. Uiteraard voor gedwongen tewerkstelling in de prostitutie.

(...)

Kinderhandelaren

In de zaak van de omgekomen Chinezen in Dover spelen de beruchte Chinese triades een hoofdrol. Ook zij komen, samen met de Japanse Yakuza, in Vermaats boek aan de orde. (...) Evenzeer verbaast hij zich over de Nederlandse procedure voor minderjarige asielzoekers die zo humaan is dat er een sterk aanzuigende werking van uitgaat. Kinderhandelaren worden er rijk van. Nigeriaanse meisjes worden ermee ingevoerd en, indien onwillig, met veel geweld (onder meer systematische groepsverkrachting) ‘rijp’ gemaakt voor werk in de prostitutie. De voorbeelden in het boek van onbedoeld negatieve gevolgen van ‘humaan’ immigratiebeleid zijn legio. Vermaat kan zijn ergernis over het trage overheidsbeleid op dit punt niet geheel onderdrukken. Af en toe ontsnappen hem ironische opmerkingen, die - hoe begrijpelijk ook - de objectiviteit van zijn betoog enigszins aantasten. het feitenmateriaal wordt er echter niet minder overtuigend en indrukwekkend door.

Emerson Vermaat, Het criminele web. De globalisering van de misdaad. Uitg. de Banier, 366 pp.

De citaten van internationale deskundigen zijn ontleend aan een documentaire in de reeks ‘DNW’ van de VPRO.

Uit het artikel van  Henk Rijkers, 'Misdaad trekt zich van grenzen niets aan',  Katholiek Nieuwsblad, 14 juli 2000, blz. 4.

Zie ook:

 


Rutten over economie en New Age - 14 juli 2000

Robert Lemm richtte in het KN van 23 juni een kritisch commentaar ('Het kapitalisme is een kwaad') aan het adres van onder andere prof. F. W. Rutten. Rutten neemt de handschoen op en licht zijn afkeer van soberheidsprofeten onder economen en bisschoppen toe. "De paus geeft een helder antwoord." 

 

Robert Lemm vindt het kapitalisme en de vrije markt een kwaad. Hij voelt zich op zich op het terrein van de economie beter thuis bij bisschop Van Luyn, die de wereld wil verbeteren door te ageren tegen tweede auto's en exotische vliegvakanties. Mijn vrouw en ik hebben maar één auto en van exotische vakanties houden we niet. Toch kan ik het niet eens zijn met Lemm en Van Luyn. 

Als mijn vakgenoten en ik positief zijn over het kapitalisme en de vrije markt, dan hebben we het niet over de ongebreidelde, volmaakt vrije variant daarvan. Tijdens mijn afscheidscollege heb ik gezegd: "Het christelijk geloof impliceert na enig nadenken een positieve grondhouding jegens het markt-plusmodel, dat thans in de hele industriële wereld als maatgevend geldt. Aan de markteconomie wordt in dit model zoveel mogelijk ruimte gegeven, terwijl de overheid zorgt voor de 'plus' via efficiënte regels op milieu- en sociaal terrein." Het heeft in de afgelopen eeuw voor een ongehoord groot aantal vrije burgers bijgedragen tot een welvaart, die in de geschiedenis zijn weerga niet kent. Die combinatie van vrijheid en welvaart stemt tot grote dankbaarheid. We moeten niet ondankbaar klagen over het kwaad van het kapitalisme. We moeten onze Schepper integendeel op onze blote knieën bidden dat Hij in de komende eeuw de vruchten van het markt-plus-model ook laat gaan naar de vele medemensen, die nog in armoede leven. 

Niet te krenterig 

Het markt-plus-model werkt niet volmaakt omdat wijzelf niet volmaakt zijn. Met name de 'plus' van de overheid moet regelmatig aan de eisen van de tijd worden aangepast en dat gebeurt dikwijls te traag. Bij de milieubescherming is vanaf de jaren zeventig door die traagheid een achterstand ontstaan. Die achterstand wordt inmiddels tegen hoge kosten ingelopen en straks weggewerkt. Een veel groter probleem vormt de armoede in de ontwikkelingslanden. De oorzaak van die armoede ligt zeker niet bij de welvaart van de industriële wereld. Ook zijn de mensen in de rijke landen niet te krenterig met giften. Zoals bekend beschikken de betrokken internationale fondsen over meer geld dan ze op zinnige wijze kunnen besteden. In de arme landen hebben veel werkenden nog niet de gelegenheid gehad goed onderwijs te volgen. Dat proces van groei en daarop volgende bloei, dat kenmerkend is voor de Schepping, vergt tijd. De algemene verwachting is dat hiermee in deze eeuw veel voortgang zal worden gemaakt. De rijke landen kunnen daarbij assisteren, maar het is de wil van de Schepper, dat de mensen in de arme landen in vrijheid hun krachten zelf tot ontplooiing brengen. 

Geloof en Rede 

Tot zover zal Lemm het wel met mij eens zijn. Maar hij ziet in het kapitalisme tekorten van culturele en morele aard, zoals materialisme en vijandschap tussen mensen. Als katholiek wetenschapper erken ik dat de economische professie hierin niet het finale oordeel kan vellen. (...)

Helder antwoord 

Natuurlijk moet de Kerk bij dergelijke uitspraken zorgvuldig te werk gaan. Zo kan het niet gaan om de persoonlijke opinie van één van de 4500 bisschoppen; met name niet omdat vele bisschoppen onvoldoende in overeenstemming met de paus handelen. Het ligt in de rede dat we - zeker als het gaat om de economische orde - te rade gaan bij de paus. Hij heeft een hoofdrol gespeeld bij de overwinning op het communisme en hij heeft kort daarna (in 1991) een encycliek over de sociaal-economische leer van de Kerk geschreven onder de titel Centesimus Annus. Hij erkent die leer als "één van de wezenlijke elementen van de nieuwe evangelisatie, waaraan de moderne wereld dringend behoefte heeft". 

Vrije markt 

De paus geeft in die encycliek een helder antwoord aan Lemm. Hij schrijft: "Kan men zeggen dat na het echec van het communisme het kapitalisme het winnende systeem is? Als men met 'kapitalisme' een economisch systeem aanduidt dat de fundamentele en positieve rol erkent van de onderneming, van de markt, van het privé-eigendom en van de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor de productiemiddelen, van de vrije menselijke creativiteit op economisch gebied, dan is het antwoord zeker positief." Mede gelet op zijn opmerkingen over de rol van de staat geeft de paus voluit steun aan het markt-plus-model. 

De vrije markteconomie heeft de materiële armoede helpen wegwerken. Dat werkt bevrijdend, maar de geestelijke leegte is daarmee natuurlijk niet verdwenen. De paus schrijft: "Als de economie verabsoluteerd wordt, als productie en consumptie beslag leggen op het centrum van het maatschappelijk leven, dan moet de oorzaak daarvan niet alleen en niet zozeer gezocht worden in het economische systeem zelf, maar in het feit dat het gehele socio-culturele systeem door het negeren van de ethische en godsdienstige dimensie verzwakt is." 

Christenen en markteconomie 

Christenen moeten zich houden aan de spelregels van de markteconomie. Een christen mag zeker naar eigen ontplooiing en een goed salaris streven. Maar bij de bevordering van het eigenbelang moeten we maat houden en het belang van collega's en van de werkorganisatie niet uit het oog verliezen. De vrije markteconomie kan niet goed werken als de werknemers en ondernemers zich laten leiden door eigenbelang, egotripperij en een uitbuitersmentaliteit. Een goede balans tussen eigenbelang en andermans belang is een onmisbare inbreng van de christenen in onze samenleving. Lemm kritiseert Opus Dei volstrekt ten onrechte vanwege de bevordering van deze hoeksteen van het maatschappelijk gedrag van katholieken. 

Vasten 

Hoe behoort het consumptieve gedrag van christenen te zijn? Van het voorbeeld van Christus leren we dat we moeten genieten van de goede gaven van de Schepper. Die beperken zich niet tot eten en drinken, maar strekken zich in onze tijd uit tot auto's, vliegvakanties, televisie en personal computers. Aan de andere kant moeten we ons hoeden voor onmatigheid, materialisme en verslaving. Ook hierbij geldt er geen onderscheid tussen 'natuurlijke' artikelen zoals eten en drinken, en vruchten van de moderne techniek, zoals de televisie. Om niet te zeer vast te komen zitten aan onze consumptie is vasten nuttig. Het onderwerp van vasten varieert met de zwakke elementen in ieders karakter. De een moet oppassen met alcohol, de ander met tv-kijken. Het is geen christelijke gedachte dat we allemaal heilig zouden worden door af te zien van tweede auto's en exotische vliegvakanties. Heilig worden we alleen door verbondenheid met Christus, die ontstaat door de h. Communie, de biecht, geestelijke lezing en innerlijk gebed. 

Gaia 

Het is een essentieel geloofspunt dat de duivel bestaat en een grote rol speelt. Blijkens de bijbel maakt de duivel gebruik van kwade machten die zich manifesteren in de tijdgeest. Na het nazisme en het communisme wordt ons denken thans onder meer bedreigd door het naturalisme. De duivel verhult zich in mooi-ogende gedachten en knoopt onder meer aan bij de terechte zorg voor het milieu. Het naturalisme schiet echter door in een bijgelovige verheerlijking van de natuur. Soms wordt daarbij Gaia als een heuse godin en verlosseres ten tonele gevoerd. Christenen zullen zich niet vlug laten verleiden tot een formeel geloof in Gaia, maar blijken wel gevoelig voor minder vergaande naturalistische ideeën 

Absurditeit 

Naturalisten zijn tegen de moderne techniek en economie. Daarmee keren zij zich ook tegen de opdracht die de Schepper aan de mensen heeft gegeven om de aarde te bewerken en te ontwikkelen. Zij staan ook minachtend tegenover de massaconsumptie. Zij misgunnen in feite de welvaart aan brede lagen van de bevolking. Misprijzend ergeren zij zich aan het feit dat families niet binnen een of twee generaties een hoog peil van beschaving en cultuur bereiken. Naturalisme concretiseert zich in modieuze ideeën die deels onschuldig en deels kwalijk zijn. In de onschuldige categorie hoort het gemopper over auto's en vliegvakanties. In de kwalijke versie wordt alle leven - dus van planten, dieren en mensen - over één kam geschoren en wordt de unieke, eeuwigheidswaarde van de menselijke ziel ontkend. Dat leidt soms tot de absurditeit dat abortus en euthanasie worden goedgepraat, terwijl het eten van kippen uit de bio-industrie als een zware zonde wordt voorgesteld.

(...)

(...)  Wij geloven in God de Vader, Schepper van Hemel en Aarde en in Zijn Enige Zoon, onze Heer. Wij knielen niet voor economie en techniek of voor de natuur. Wij knielen evenmin voor wereldlijke of kerkelijke machthebbers. We knielen alleen voor het Allerheiligste. 

Uit het artikel van Prof. Rutten, 'Credo van een econoom',  Katholiek Nieuwsblad, 14 juli 2000, blz. 20-21, 27

Zie ook: 

 


Nederlandse wetgeving gaat niet meer vanuit morele principes - 7 juli

Het voorstel van zestig burgemeesters om de inkoop van coffeeshops te legaliseren is een logische stap. Coffeeshops mogen wel softdrugs verkopen, maar niet inkopen. Hoe moeten die dan aan hun waar komen? Uit het criminele circuit. Uiteraard is een dergelijke kromme regeling alleen mogelijk dank zij ons befaamde gedoogsysteem.

De Tweede Kamer, op de liberalen en de christelijke partijen na, volgde de logica van het voorstel en stemde ermee in. Op die manier wordt het criminele circuit buiten de deur gehouden, kan de kwaliteit van de softdrugs worden gegarandeerd en kan de overheid er nog een belastinggraantje van meepikken. Iedereen blij.

Het is frappant dat er tegen een dergelijke redenering protest is gekomen uit kringen die destijds met de wettelijke regeling voor de verkoop hebben ingestemd. Hoe inconsequent. Het nee van premier Kok en zijn kabinet is geen moedig weerstaan van het parlement. Kok, die tot nog toe ons liberale drugsbeleid altijd in Europese kring heeft verdedigd, stelt enkel dat de volgende, logische, stap momenteel een stap te ver is. Dat kan hij (nog) niet verkopen aan zijn EU-collega's. Het Europarlement heeft dat al bevestigd.

Waar in de meeste landen zware straffen op rusten, is hier bij wet toegestaan. Veel Nederlanders zijn trots op onze benadering. Die is immers veel eerlijker. Als het dan toch gebeurt, dan maar liever openlijk en op een goed geregelde manier. Op diezelfde basis hebben we ook abortus, euthanasie en prostitutie 'geregeld'. We verheffen de werkelijkheid tot norm, en daardoor tot uitgangspunt van onze wetgeving. Principiële keuzes worden niet meer gemaakt. Principes staan een pragmatisch handelen juist in de weg. Ook op morele problemen laten we ons poldermodel los. Samen komen we tot een consensus, een voorlopige consensus in afwachting van een volgende stap van liberalisering. Wat vroeger als kwaad werd bestempeld, krijgt het etiket 'wettelijke geregeld' en verliest zijn morele duiding.

De meeste Nederlanders hebben zich door bovengenoemde vrijheidsdrang laten meeslepen. "Moet kunnen", was een veel gehoord commentaar. Toch lijkt het alsof de burgemeesters en het parlement geen ruime steun krijgen van de bevolking. Het is niet alleen een stap te ver binnen de EU, maar ook in eigen land. Zoals er in België onverwacht veel verzet is gerezen tegen de liberale euthanasiewetsvoorstellen. Komt er dan toch een kentering, vanuit een innerlijk aanvoelen dat we op de verkeerde weg zitten? Het is te hopen dat - tegen de stroom van de tijdgeest in - het geweten weer een rol gaat spelen, een besef van goed en kwaad dat door de verworven zogenaamde vrijheid heen prikt. Omgaan met het kwaad is niet gemakkelijk, is het nooit geweest. Maar het is beter kwaad kwaad te blijven noemen dan te kiezen voor de weg van de minste weerstand door het kwade goed te praten. Alsof dát de oplossing brengt.

Column van Ed Arons, Drugsbeleid te softKatholiek Nieuwsblad, 7 juli 2000, blz. 5

Zie ook:

 


De materialistische utopie van de techneut - 4 juli 2000

 

Door dr. ir. A. Vlot
Wat mij het meest frappeerde bij het lezen van het boek van Ray Kurzweil was dat de lijn van zijn argumentatie sterk doet denken aan die van de Club van Rome in het rapport ”Grenzen aan de groei” uit 1972. Het hemelsbrede verschil is dat de methode die bijna dertig jaar geleden werd gehanteerd om een somber toekomstscenario (een dystopie) te schetsen, nu dienst doet om ons mee te nemen naar een wereld van grenzeloze mogelijkheden (een utopie).

 Zowel de Club van Rome als Kurzweil gebruikt exponentiële trends om een ophanden zijnde omslag te voorspellen. De Club van Rome wees op de exponentiële toename van de wereldbevolking, van energie- en grondstoffenverbruik en van vervuiling, om aan te tonen dat een wereldomvattende catastrofe voor de deur stond. Kurzweil doet hetzelfde, maar dan voor de exponentieel stijgende rekenkracht die je voor 1000 dollar kunt aanschaffen.

Zowel in het boek van Kurzweil als in het rapport van de Club van Rome staat hetzelfde voorbeeld om de explosieve kracht van exponentiële trends aanschouwelijk te maken, namelijk dat van de uitvinder van het schaakspel en de keizer van China

(...)

Kurzweil is niet de eerste wetenschapper die wijst op het belang van de exponentiële ontwikkeling van de techniek. Die is voor het eerst uitvoerig onderzocht door de Engelse techniekhistoricus Lilly. Hij heeft het aantal uitvindingen in de loop van de tijd en het belang ervan in getallen uitgedrukt. Zo maakte hij in de geschiedenis revoluties zichtbaar met een plotselinge scherpe stijging van de stand van de techniek (zoals de landbouwrevoluties).

Eeuwenlang was deze ontwikkeling schommelend, maar vanaf 1770 –het begin van de Industriële Revolutie– plotseling exponentieel. Waar je ook naar kijkt: het aantal studieboeken, het energieverbruik van de industrie, de hoeveelheid afval, de wereldbevolking, het aantal wetenschappers, al deze indicatoren nemen sinds die tijd exponentieel toe, en zorgen voor koren op de molen van toekomstvoorspellers zoals de Club van Rome en Kurzweil. Ook de afstand die de mens in een dag kan afleggen – een dagreis– steeg op soortgelijke wijze, door achtereenvolgens de postkoets, de stoomlocomotief, de auto en het vliegtuig.

Concorde
Maar deze ontwikkeling laat ook zien dat het vertrouwen op dit soort exponentiële trends bouwen op zand is. Sinds de introductie van het straalverkeersvliegtuig aan het eind van de jaren 1960 is een dagreis constant gebleven. Het supersone verkeersvliegtuig Concorde werd aan het begin van de jaren 1970 een flop onder invloed van de publieke opinie, die zich keerde tegen lawaai en vervuiling. De ontwikkeling was daardoor lange tijd begrensd, ondanks de technische mogelijkheden.

De publieke opinie was destijds namelijk uitermate kritisch tegenover de technische ontwikkeling, maar zij heeft tussen de Club van Rome en Kurzweil een golfbeweging doorgemaakt: van een positieve, verwachtingsvolle visie op de techniek, via een maatschappijkritische inslag in de jaren zeventig, naar een meer optimistische kijk in de jaren negentig op de mogelijkheden om milieuproblemen en maatschappelijke misstanden op te lossen met geavanceerde techniek.

Met name de computer- en biotechnologie hebben het laatste decennium voor de mens mogelijkheden geopend waardoor zijn kunnen nog slechts begrensd lijkt te zijn door zijn fantasie. Waar vroeger utopieën beperkt moesten blijven tot sciencefictionverhalen, lijken er voor de nieuwste technologieën nauwelijks reële grenzen meer te zijn. Daarom is een kritische benadering van de mogelijkheden die de techniek ons biedt noodzakelijker dan ooit. Want waar Kurzweil geen rekening mee houdt, is wat we met z'n allen wenselijk vinden. Ethiek speelt in zijn verhaal geen rol. Hij schetst een onontkoombare ontwikkeling, wat kenmerkend is voor dit soort utopieën. En het is opvallend en consequent dat hij geen ruimte laat voor menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid.

Vlieg

Het 'enge' van Kurtzweils utopie is namelijk niet of zij al dan niet werkelijkheid wordt, maar dat er voor vandáág een boodschap van uitgaat, namelijk dat de mens slechts een complexe machine is. Die opvatting ligt ten grondslag aan onze moderne tijd en ving aan met de denkers René Descartes, die bovendien nog een menselijke geest onderscheidde, en Lamettrie, die de mens als één en al machine zag. Kurzweils visie staat in deze materialistische traditie van onze moderne cultuur.

Wat Kurzweil tussen haakjes zet, zijn typische kenmerken van de mens, zoals vrijheid en verantwoordelijkheidsbesef. Exponentiële trends kunnen dan krachtig zijn, maar meer rekenkracht per 1000 dollar brengen deze kenmerken niet zo maar teweeg, omdat het hier niet een kwestie is van meer, maar van ánders.

Kurzweil schrijft dat de huidige computers de intelligentie van de vlieg evenaren die op dit moment hinderlijk op mijn toetsenbord rondloopt. Het dunkt me dat dat reden is tot bescheidenheid met betrekking tot de huidige stand van de computertechnologie.

Kurzweil trekt de lijn van het vullen van de eerste paar velden van het schaakbord door naar het vullen van het hele bord. En vliegen zijn slechts wezens zonder de typisch menselijke trekken zoals vrijheid, zelfbewustzijn en verantwoordelijkheidsbesef, die niet door de wetenschap in systemen te formaliseren zijn. Achter de computer blijft daarom altijd de mens noodzakelijk die de computer dit soort menselijke trekken laat nabootsen (want meer is het niet). Het is niet voldoende om de exponentiële trend naar meer rekenkracht door te trekken, maar het moet ook aangetoond worden hoe een logisch consistent systeem zoals een computer menselijke eigenschappen kan krijgen die van een andere orde zijn. Kurzweils utopie is daarom speculatie.

(...)

Uit het artikel van A. Vlot, 'Kurzweil en de Club van Rome', Reformatorisch Dagblad, 4 juli 2000

Zie ook:

 


Andreas Kinneging over ethiek, christendom en Nederland - 30 juni

Het conservatisme als politieke stroming is met het christendom verbonden door zijn wantrouwen jegens de mens. Conservatieven zouden samen met orthodoxe katholieken en protestanten een vuist in de politiek kunnen maken, meent Andreas Kinneging, ex-ideoloog van de VVD. "In het CDA echoot het christendom alleen nog wat na."

Dr. Andreas Kinneging (38), rechtfilosoof, heeft zijn werkkamer in het neogothische, roodbakstenen gebouw van de Leidse rechtenfaculteit. Aan de deur hangt een affiche met de 'kinderen van Abraham', een imposante stamboom: aan de knoest van het jodendom ontspringen de grote godsdiensten van islam en christendom die met hun eindeloze vertakkingen een indrukwekkende boom vormen. Daarboven hangt een affiche die een dramaserie van de KRO aankondigt: De zeven deugden. "Die serie is eigenlijk mislukt", zegt Kinneging. "Ze hebben zeven jonge televisiemakers uitgenodigd een film te maken over zo'n deugd maar er niet bij gezegd: luister, deze thema's zijn oud, daar hebben mensen over nagedacht. Ga eens te rade bij iemand die daar wat van afweet. In plaats daarvan hebben die filmmakers een woord gekregen en zijn daar vrijelijk bij gaan associëren. Dan blijf je natuurlijk in je eigen cultuurtje hangen en komt er iets uit wat gewoon niet juist is." Toeval? "Nee, ik denk dat binnen de KRO de secularisatie zo hard heeft toegeslagen dat ze ook daar die stamboom niet meer kennen. Ze hebben geen idee wat er allemaal achter zit."

Kinneging was tot voor kort een gezaghebbend ideoloog van de VVD. Samen met Bolkestein ontketende hij een debat over de moraal, vertrekkend vanuit de conservatieve idee dat de mens niet wil deugen. Dat debat werd door de partijraad abrupt afgebroken. Kinneging: "De VVD is weer een echte liberale partij, die 'vrijheid, blijheid' tot adagium heeft. Typisch een partij van de Verlichting: iedereen moet vooral doen wat hij zelf wil en niemand heeft daar iets mee te maken. Dat zit er heel diep in, dat is me wel duidelijk geworden na alle moeite die ik erin gestoken heb. Er zijn nog wel wat oude dinosaurussen als Wiegel, Bolkestein en Toxopaeus die weten dat de wereld iets anders in elkaar zit, maar die sterven uit." Kort voor de jaarwisseling brak Kinneging met de VVD. 

(...)

Heeft u daar nog iets van meegekregen?

"Niet veel. Mijn ouders behoren tot de generatie die in de jaren zeventig de Kerk vaarwel heeft gezegd. Ik ben van 1962 en heb ongeveer de eerste tien jaar van mijn leven de Kerk nog van binnen gezien. Ja, ik heb nog mijn eerste heilig communie gedaan, een bijzondere feestdag. Mijn ouders waren consciëntieus en gingen nog iedere zondag naar de kerk. In de jaren zeventig, bij de grote kaalslag, hielden ze daarmee op. Daarmee verdween voor mij als kind de Kerk uit beeld."

Wanneer kwam uw interesse voor de Kerk terug?

"In de jaren negentig. Ik ben filosoof, vooral geïnteresseerd in fenomenen betreffende de staat, de overheid en democratisch bestuur. Gaandeweg heeft mijn belangstelling zich verdiept door het bestuderen van de bronnen, met name de Grieken en de Romeinen, waar heel sterk de politieke issues beredeneerd worden vanuit een ethische en psychologische ondergrond: Plato, Aristoteles, Cicero, Seneca, dat zijn de grote vier. Zij proberen een antwoord te vinden op de vraag van Socrates: hoe moet ik leven? Nu heeft een groot deel van ons leven betrekking op de verhoudingen in de kleine leefgemeenschap waar je deel van uitmaakt of op de verhouding met jezelf. Op de harmonie of de chaos in de ziel. Daar heeft de staat niet zoveel over te zeggen. Door het lezen van die klassieke werken kwam ik gaandeweg tot de ontdekking dat dit wezenlijk is."

Daarmee kwam de religie in beeld?

"Nee. Er zit nog een stap tussen, de ethiek. De klassieke ethiek is een deugdethiek. Vanuit het nadenken over de deugden is echter de stap naar het christendom snel gezet. Denk aan de zeven deugden, de vier kardinale deugden en het tegendeel: de zeven hoofdzonden."

Zo makkelijk is die stap toch niet? Alleen als je helemaal in de humane sfeer blijft.

"Klopt. Je hebt drie dingen: het hiervoormaals, het hiernumaals en het hiernamaals. Het zou beslist niet juist zijn te zeggen dat de antieke filosofie alleen geïnteresseerd was in aardse kwesties. Maar het is omgekeerd ook niet juist het christendom te verengen tot de laatste geloofswaarheden: waar komen we vandaan en waar gaan we heen? Het christendom is óók wijsheidsleer."

Maar mag je die wijsheidsleer losmaken uit het geheel?

"Je kunt als ongelovig geïnteresseerde twee vragen stellen. De eerste is: wat is het christendom waard als wijsheidleer, als inzicht in hoe het leven in elkaar zit, als antwoord op de vraag van Socrates? De volgende vraag is, in hoeverre het een licht werpt op de eeuwige mysteries van het bestaan. Wat die laatste vraag betreft ...(Kinneging verzinkt in gedachten. Na een lange stilte:) Kijk, het is heel goed denkbaar dat je een diep respect hebt voor de christelijke traditie en wat die zegt over het hiernumaals, zonder dat je meteen aansluit bij het kerkelijke Godsbeeld, de Drie-eenheid, de Vleeswording en de Verzoening."

Laat staan dat je je aansluit als lidmaat van de Kerk?

"Nou ja, ik sta zelf wel op het standpunt dat, als je zegt dat je christen bent, je in de Drie-eenheid moet geloven. Ik weet natuurlijk dat bekende mensen als Kuitert en Den Heyer in protestantse hoek de godheid van Christus ontkennen, maar ik vind dat je jezelf dan geen christen meer kunt noemen. Het is een centrale geloofswaarheid."

Waar staat u zelf in dit opzicht?

"(aarzelend) Ik ben in beweging, aan het nadenken, aan het lezen."

Als de christelijke wijsheid een grotere rol in het openbare leven moet spelen, is dan voor het CDA geen prachtige rol weggelegd?

"Je moet helaas constateren dat het CDA niet geworden is wat het had moeten zijn: een versterking in de politiek van de christelijke traditie. Het christendom echoot hooguit nog wat na in het CDA, maar meer ook niet. Ik geloof niet dat dit de bedoeling van de oprichters was."

Heeft u er daar een verklaring voor? Is het CDA misschien te zeer uit op de kiezersgunst?

"Dat is een belangrijke factor: de maatschappij seculariseerde. Een partij die macht wil uitoefenen voelt zich - heel begrijpelijk - snel gedwongen mee te gaan. Het is een resultante van de tijdsgeest. Natuurlijk komt dan de vraag op: had het ook anders gekund? Tja...."

Heeft het het CDA niet ontbroken aan een krachtige intellectuele leidersfiguur, die de tijdsgeest had durven weerstaan, ja zelfs uitdagen?

"Ja, en misschien geldt dat nog wel meer voor het heden dan voor de jaren zeventig en tachtig. De leegheid van de moderne levensstijl begint steeds meer mensen duidelijk te worden. Er is een grote hang naar levensbeschouwelijke bezinning. Ik zie daar het CDA niet op inspelen. Trouwens ook de Kerken niet. Mij valt op dat de bisschoppen zich beperken tot een aantal hot issues als homohuwelijk en euthanasie en dergelijke. Maar ik weet en zij weten ook dat de katholieke moraaltheologische traditie buitengewoon rijk is. Dat ethiek niet zozeer gaat over dit soort bijzondere zaken. Deze ethische problemen zijn zo dubbelzinnig en lastig dat het inderdaad vaak moeilijk is heldere eenduidige standpunten te verwoorden. Maar ethiek gaat over hoe je in een gezin met elkaar omgaat, hoe je in een bedrijf met elkaar werkt. Ethiek gaat over de kwestie hoe gewone mensen op alle vlakken van het leven zo goed mogelijk hun leven kunnen leiden zonder zichzelf en hun naasten schade te berokkenen."

Gaat er momenteel veel mis bij het leiden van een gelukkig leven door gewone alledaagse mensen?

"Dat denk ik wel, ja. We zijn belast door de erfzonde en uit de scheppingsorde gevallen. Daarom zijn onze impulsen vaak verkeerd gericht. Het is niet alleen noodzakelijk dat we opgevoed worden tot het goede, maar ook dat we als volwassenen regelmatig aan dit soort dingen herinnerd worden. Want dat is kenmerkend voor ons: dat we die dingen weten, maar toch ook steeds weer vergeten. Nou ja, waarheden als koeien natuurlijk, maar ze zijn evengoed helemaal weg."

Waarom zijn ze weg ?

"In de jaren zestig en zeventig is de klad gekomen in het christendom. Die secularisatie was al veel langer aan de gang, al sinds de Verlichting van de zeventiende eeuw, zij het alleen op het niveau van de elite. Sinds de jaren zestig is het een massaverschijnsel geworden. Dat zal iets te maken hebben met de welvaart en de massacommunicatie. Het christendom kent het scherpe begrip erfzonde. De Oudheid kende de mythe van Heracles op de tweesprong: er is een aantrekkelijke verkeerde weg en een moeilijk begaanbare, maar goede weg. Tegenover dit - volgens mij - juiste mensbeeld ontkenden Verlichting en Romantiek dat er met de mens iets wezenlijks mis is. Toen vond men juist dat de mens gehoor moet geven aan zijn onmiddellijke impulsen en aandriften - preferenties heet dat dan opeens. Die kenmerken hem juist als mens en die moet hij dus 'leven' om individu te zijn. Dat is enorm aangeslagen. Vanuit het christelijk humanisme is dat geen wonder: juist omdat we uit de scheppingsorde gevallen zijn, horen we graag het tegendeel beweren. Het bevestigt ons in wat we graag willen."

Is dit in een democratie dan een onvermijdelijk proces?

"Nee, het raadsel zit hem in het uitblijven van een effectieve reactie van het christelijk humanisme, van de kerken. Dat is een groot vraagstuk. Waarom hebben die met al hun rijkdom geen tegenwicht kunnen bieden?"

Een veelgehoorde verklaring is dat de Kerken zelf met die geest zijn besmet.

"Het paard van Troje dus. Ja, dat is een oude geloofswaarheid die Augustinus tegen de Donatisten heeft uitgesproken: de Kerk is geen gemeenschap van zuiveren. Ook de mensen in de kerken zijn zondaars... Als ik de  bisschoppen op televisie zie of interviews met ze lees, heb ik de indruk dat het allemaal intelligente mannen zijn. Die moeten dit toch zien? Of zouden het vooral bestuurders zijn, pappers en nathouders? Okay, maar als dat zo is, weet je ook precies waar het paard van Troje zit."

Bolkestein viel ooit op door zich in een interview enthousiast uit te laten over de filosofie van Thomas van Aquino. Als student volgde hij er college in.

"Laten we wel wezen. Neem nou eens de Summa Theologica. Het eerste deel gaat over God. Voor veel mensen zal dat moeilijk zijn. Het derde deel gaat over Christus en de sacramenten enzo. Daarvoor geldt hetzelfde. Maar het tweede deel gaat over de mens, over ons. Over deugden en ondeugden. Dat zijn dingen die zodanig zelfevident zijn dat alleen al door ze aan te bieden, er snel bij veel mensen een lichtje zal gaan branden. Zowel in Thomas als in de Bijbel is voor heel veel mensen wijsheid te vinden."

Hoe kijkt men in protestante hoek tegen uw ideeën aan?

"Wanneer ik dit soort dingen zeg, reageert men daar meteen: mooi hoor, die wijsheid, maar God en Christus staan voorop. Beseft men dan ook dat door voortdurend de nadruk te leggen op - ik zal maar zeggen - deel een en drie van de Summa, men als het ware de deur dichtdoet! Beseft men dat? Waarom niet beginnen met het tweede deel?"

Vooral katholieken hebben affiniteit met het tweede deel. Maar Antoine Bodar beklaagde zich onlangs in een interview over het volledig ontbreken van de katholieke stem in het maatschappelijk debat.

"Antoine Bodar? Die hebben ze hier zo'n beetje weggejaagd, hé? Schandelijk. Maar ik ben het helemaal met hem eens. Na afloop van zo'n debat vroeg ik eens aan een katholieke hoogleraar: waarom is er niemand uit jullie hoek? We hebben toch de Radboud-hoogleraren? Ach, zegt die man, dat geruzie, daar doen we niet aan mee. Kijk, daar zit natuurlijk een fundamenteel misverstand! Een maatschappelijk debat is geen geruzie."

Antoine Bodar meende dat ook het polderdenken een rol speelde. Men is bang niet aardig te worden gevonden.

"Absoluut waar: katholieke Nederlanders zijn niet alleen katholiek maar ook Nederlands. Pappen en nathouden zit diep in onze cultuur. Mede om die reden zou het een goede zaak zijn als er in Nederland een brede conservatieve partij komt. Neem nou eens RPF, GPV, behoudende katholieken en conservatieven als Heldring en mijzelf, daar zit zoveel overeenstemming, met name waar het gaat om het hiernumaals - en daar gaat het tenslotte om in de politiek - dat het mij heel zinvol lijkt na te denken over een breder politiek verband dan de ChristenUnie. Temeer daar ik denk dat in Nederland een substantiële minderheid bestaat die behoudend is en zo ook wil stemmen. Niet op een exclusief protestante of katholieke partij, maar wel op een algemene conservatieve."

Uit het interview door Henk Rijkers, 'Het christendom is een wijsheidsleer voor alle mensen',  Katholiek Nieuwsblad, 30 juni 2000, blz. 24-25

 


James C. Kennedy over het Nederlandse morele defaitisme - 28 juni 2000

'Wij zijn verlicht en doen geen slechte dingen'

Vrijdag wordt in de Amsterdamse synagoge Uilenburg het congres 'Euthanasie in cultureel perspectief' gehouden. Een van de sprekers is de Amerikaanse historicus prof. dr. James Kennedy. ,,Nederlanders zijn een lomp volk hoor! Maar ik mag ze wel.'' 

Euthanasie, Chris Rutenfrans 

Om de achtergronden van zijn half Nederlandse identiteit te leren kennen, verblijft James Kennedy, hoogleraar aan Hope College in Michigan, af en toe voor langere perioden in Nederland. Dat resulteerde vijf jaar geleden in het proefschrift 'Nieuw Babylon in aanbouw; Nederland in de jaren zestig' (Amsterdam, Boom) dat onlangs zijn derde druk beleefde. Hij beschrijft daarin de omslag die ons land in de jaren zestig doormaakte van een agrarische, betrekkelijk conservatieve samenleving in een sterk verstedelijkte welvaartsmaatschappij die progressiever en toleranter is dan enig ander land in de westerse wereld. 

Kennedy maakt aannemelijk dat de culturele revolutie in Nederland zo extreem was en toch zo gemakkelijk kon slagen doordat de gevestigde orde er nauwelijks tegenstand aan bood. Het establishment ervoer de modernisering als een onvermijdelijke ontwikkeling, waaraan het zich maar zo goed mogelijk aanpaste. Sindsdien heeft Nederland een buitengewoon fijne neus ontwikkeld voor 'onvermijdelijke ontwikkelingen', waaraan het zich razendsnel conformeert, het liefst door erin voorop te gaan lopen. 

Nu is Kennedy bezig met een boek over het Nederlandse euthanasiebeleid: ,,Eigenlijk is het een voortzetting van het vorige boek, maar nu over de jaren zeventig en tachtig in Nederland, met euthanasie als excuus.'' Hij ziet de aanvaarding van euthanasie als een voorbeeld van het typisch Nederlandse voorop willen lopen in een ontwikkeling die als onvermijdelijk werd gezien: ,,Een heel hoofdstuk van het boek gaat over onvermijdelijkheden in het euthanasiedebat. Het idee van euthanasie kwam op en meteen werd er gedacht: eigenlijk is dat onvermijdelijk, eigenlijk is dat niet tegen te houden, eigenlijk hebben we te maken met steeds meer oude mensen, met de medische macht, met de mondige patiënt. Dus. . . euthanasie moet komen. Die overtuiging is vrij snel geworteld, en is ook niet effectief weersproken. Als een ontwikkeling eenmaal als onomkeerbaar wordt ervaren, heeft tegenstand eigenlijk geen zin meer. Je kunt dan nog wel kritiek hebben op onderdelen, op details, maar de grote lijnen zijn onaantastbaar. Wij weten welke richting wij opgaan.'' 

Wat zegt de acceptatie van euthanasie over Nederland in de jaren zeventig en tachtig? 

,,Het was de periode van de bespreekbaarheidscultuur. Alles moest bespreekbaar zijn. En dat sleutelbegrip 'bespreekbaar' heeft een hele lading aan betekenissen. Als iets bespreekbaar moet zijn, moet het ter tafel komen, moet erover gepraat worden. Maar het betekent ook dat het zou moeten kunnen. Het heeft iets dubbels. We gaan er openlijk over discussiëren, in principe kan het alle kanten op, we kunnen ja, nee, misschien zeggen, maar in feite weten we dat het gaat, nee dat het móet gebeuren. Vandaar dat je in het begin ook mensen had die zeiden: Ik ben nog niet zover, ik ben nu nog tegen euthanasie, maar de tijden veranderen en ik zal op den duur meeveranderen, ik zal met de tijd meegaan.'' 

,,Iets bespreekbaar maken, is iets uit het donker in het licht brengen. De pleidooien voor euthanasie in die tijd waren een collectieve taboeschending: nu gaan we voor de eerste keer de dood bespreekbaar maken. De voorstanders van euthanasie waren allemaal taboeschenders. Ze zagen zichzelf als hedendaagse geuzen die ageerden tegen een moraal die als absoluut en als hypocriet werd voorgesteld. Vooral aan hypocrisie hadden ze een bloedhekel: als ik euthanasie wil, dan moet ik dat tegen iedereen kunnen zeggen, en dan moet dat niet in een achterkamertje gebeuren maar in alle openheid. Dat is misschien protestants, maar ik vind dat niet terug in het Amerikaanse protestantisme en ook niet in het Scandinavische, en evennmin in het lutheranisme. Die sterke nadruk op eerlijkheid en oprechtheid, die drang om altijd recht voor z'n raap te zijn, is echt calvinistisch. Nederlanders zijn een lomp volk hoor! Maar ik mag ze wel.'' 

We hadden het over de bespreekbaarheidscultuur. 

,,Zonder die nadruk op 'bespreekbaarheid' kun je als Amerikaan de Nederlandse opvatting van zelfbeschikking niet goed begrijpen. In Nederland baant bespreekbaarheid de weg voor zelfbeschikking. Zelfbeschikking vindt plaats in een sociale context, ze wordt gezien als de uitkomst van een sociaal proces, van overleg. Dat is paradoxaal. Voor een Amerikaan is het onbegrijpelijk dat Nederlanders euthanasie rechtvaardigen met het zelfbeschikkingsrecht, terwijl uiteindelijk iemand anders, namelijk de arts, de dood moet bewerkstelligen. In de VS maakt hulp bij zelfdoding een veel grotere kans ooit gelegaliseerd te worden dan euthanasie-naar-Hollandse-snit. In de staat Oregon is dat inmiddels ook gebeurd. In de VS bestaat een veel autonomer opvatting van het ik.'' 

,,In de Nederlandse bespreekbaarheid komen twee volstrekt tegengestelde elementen bijeen: de taboeschending en de beheersbaarheid, een sociaal conservatisme. Zaken moeten bespreekbaar worden gemaakt omdat ze anders wel eens uit de hand zouden kunnen lopen. In de bespreekbaar heids ideologie kun je jezelf opstellen als heel verlicht - alles moet kunnen - en tezelfdertijd als beheerst, goed gecontroleerd. De grondslag van die paradox is de verhouding tussen arts en patiënt. De patiënt beschikt over zichzelf via de arts. De arts is de volslagen gedemocratiseerde medespeler van de patiënt. Nederlanders hebben er alle vertrouwen in dat euthanasie begrensd en gecontroleerd kan worden door goed overleg. Daaruit spreekt een zeer positief zelfbeeld: wij zijn verlichte mensen die geen slechte dingen doen en daarom hebben we vertrouwen in elkaar. Juist vanwege dat positieve zelfbeeld kunnen Nederlanders het euthanasiebeleid aan. Amerikanen, Engelsen, Zweden zijn er denk ik lang niet zo zeker van dat ze dat aan zouden kunnen.'' 

,,Je moet niet vergeten dat verreweg de meeste gevallen van euthanasie thuis plaatsvinden. De huisarts, een typisch Nederlands fenomeen, is de drager des doods. (...)

,,Door het lijden uit te breiden tot psychosociaal lijden, was er jarenlang weinig aandacht voor de zuiver lichamelijke pijnbestrijding. Daardoor is de palliatieve zorg in Nederland achtergebleven. Het SISWO-congres wil zich bezinnen op de vraag waarom men in Nederland decennialang alleen geïnteresseerd was in de mogelijkheid van euthanasie, terwijl de palliatieve zorg een volstrekt ondergeschikte rol speelde. Waarom euthanasie nu juist in Nederland is aanvaard en daarbuiten niet, hoe Nederlandse allochtonen over euthanasie denken. Nu het euthanasiedebat zoveel minder fel is geworden, nu de polemische toon eruit is, is er veel meer ruimte gekomen voor een rustige bezinning op dit soort vragen.'' 

,,Ideologisch is euthanasie over haar hoogtepunt heen. Nu euthanasie mogelijk is, gaan artsen en juristen het afbakenen en andere mogelijkheden verkennen. Artsen vinden het plegen van euthanasie in de praktijk toch moeilijker dan vaak is gedacht. Men is in het algemeen behoudender geworden, en veel meer bereid dan vroeger om na te denken over alternatieven om het lijden te verlichten.'' 

Uit het interview door Chris Rutenfrans, 'Wij zijn verlicht en doen geen slechte dingen', Trouw, 28 juni 2000

 

 

Nederlanders weten geen barst van euthanasie

De Amerikaanse historicus James C. Kennedy ziet euthanasie als een resultante van de Nederlandse cultuur. De kwestie is beslist door een politieke, juridische en medische elite. De publieke opinie heeft daar alle vertrouwen in. Volgens Kennedy zijn Amerikanen veel realistischer: "Artsen zijn mensen waar je voor moet oppassen."

"Er is een grote tirannie van de gelovigen. Ze houden verdomd veel tegen", zei Walter Goddijn in 1966. Het was de tijd waarin het kader van de Kerk de gelovigen onder de dekmantel van het Vaticaans Concilie vernieuwingen opdrong, die tot een leegloop van de Kerk leidden. Een leegloop die achteraf door datzelfde kader als een gevolg van het 'secularisatieproces' werd voorgesteld. Analoge ontwikkelingen deden zich voor in de protestante Kerken en in heel de maatschappij. Het citaat van Goddijn staat in Nieuw Babylon in aanbouw van de Amerikaanse historicus James C. Kennedy. In dit boek, een doorwrochte en zorgvuldig onderbouwde studie van Nederland in de jaren zestig, schildert hij een beeld van de veranderingsprocessen van die tijd. Volgens Kennedy's analyse werd en wordt de Nederlandse samenleving geleid door een relatief kleine elite, die in de jaren zestig besloot 'met zijn tijd mee te gaan' en nieuwe ontwikkelingen vrij baan te geven. Niet uit vooruitstrevendheid, maar uit de overtuiging (onder andere door het ontnuchterende en vernederende verlies van Nieuw-Guinea) dat veranderingen toch niet meer tegen te houden waren. Dit defaitisme van de regenten deed zich voor in de hele samenleving, inclusief de Kerken. Het voordeel daarvan was dat revolutionaire veranderingen zonder geweld en zonder grote spanningen hun beslag konden krijgen.

James Kennedy (38) is gedeeltelijk van Nederlandse afkomst en spreekt goed Nederlands. Hij houdt zich momenteel bezig met een cultuurhistorische studie van het euthanasiebeleid. Vorige week zat hij een kleinschalig congres voor van het SISWO/Insituut voor Maatschappijwetenschappen in Amsterdam. Daar werd het Nederlandse 'euthanasiebeleid in cultureel perspectief' belicht door voor - en tegenstanders. Hij sloot het congres af met een ironische analyse van het Nederlandse, volgens hem onvertaalbare begrip 'bespreekbaar', waarachter zich een hele ideologie zou verbergen.

Kennedy's standpunt is opmerkelijk te noemen en aanleiding voor een interview. Het afwijkende euthanasiebeleid van Nederland ziet hij als de resultante van de eigenaardigheden van het bestel. Wat is de dominerende trek daarvan?

"Nederland is een land waarin grote politieke en culturele ontwikkelingen gestuurd worden door een elite. Die toonaangevende elite leest dezelfde kranten, NRC of Volkskrant. In de eigen geledingen kent men elkaar. Men heeft min of meer dezelfde ideeën. Zo wordt Nederland permanent in een bepaalde richting gestuurd of bijgestuurd. 

(...)

Je hoeft dus niet perse aan een complot te denken, het werkt gewoon zo: belangrijke juristen, belangrijke mensen van de KNMG, belangrijke politici, de mensen van de NVVE, ze zitten allemaal in dezelfde overlegorganen en praten naar elkaar toe. En opeens blijkt dan het euthanasieprobleem opgelost door een betrekkelijk klein aantal mensen. Diezelfde mensen bepalen naderhand ook de publieke opinie. In zijn algemeenheid geldt dat de verschillen tussen de partijen in Nederland al klein zijn maar dat het de ongeschreven bedoeling is ze nog kleiner te maken. Dat overstijgt eventuele principiële bezwaren: je moet elkaar toch immers tegemoetkomen? In zo'n cultuur wordt het uiteindelijke compromis nooit als radicaal aangevoeld, hoewel een buitenstaander daar soms heel anders tegen aankijkt."

Andreas Kinneging, ex-ideoloog van de VVD, merkte laatst op dat er in Nederland geen echte conservatieve stroming bestaat.

"Dat past helemaal in de Nederlandse opvatting dat vernieuwingen onvermijdelijk zijn. Het begrip conservatief wordt hier steeds verward met reactionair. 'Je moet met je tijd meegaan', die woorden liggen de Nederlander in de mond bestorven. Als je bij de vrijgemaakt gereformeerden komt, een Kerk die ik bezocht heb, en je hen kenschetst als conservatief, reageren ze heel gebeten: 'Welnee, dat zijn we helemaal niet. We zijn niet conservatief, we staan alleen ergens voor' enzovoorts. Dat tref je overal in Nederland aan. Mensen die je normaal gesproken als conservatief zou betitelen, willen dat etiket beslist niet. Nederlanders hebben graag het zelfbeeld dat ze per definitie progressief zijn en met hun tijd meegaan. Het blijkt een basisvereiste voor elke fatsoenlijke persoon."

Is het niet vreemd dat het CDA enerzijds een nieuwe bundeling van behoudende christelijke politieke krachten is en anderzijds medeverantwoordelijk is voor de vele nieuwe ontwikkelingen?

"Nee. Het makkelijkste antwoord is dat de achterban zelf zo verdeeld was over kwesties als abortus en euthanasie dat de partij niet meer in staan was daarop een consequent beleid te voeren. Als partij ga je dan ergens tussen die standpunten in zitten om je electoraat te handhaven. Het tweede is dat het CDA natuurlijk steeds wilde doorregeren en meepraten. Als je een duidelijk 'nee' laat horen, praat je niet meer mee. Als je aan de andere kant bereid bent abortus en euthanasie 'bespreekbaar' te maken, geef je eigenlijk al aan dat het onder bepaalde voorwaarden moet kunnen. Het gematigd progressieve klimaat in Nederland met zijn 'bespeekbaarheids'-cultus brengt iedereen ertoe uiteindelijk mee te doen met wat er 'besproken' gaat worden. 'Bespreekbaarheid' is een ideologie die dwingt tot een bepaalde oplossing. Je krijgt dan standpunten die variëren van 'een beetje voor' tot 'heel erg voor'. Daartussen liggen de andere meningen die toegestaan zijn."

Het standaardexcuus van het CDA luidt: ja, wij hebben vuile handen gemaakt, maar we hebben de schade zoveel mogelijk weten te beperken. Precies hetzelfde zegt op dit moment de CVP in België, die vanuit de oppositie met de regering meepraat, op weg naar een euthanasieregeling die nog verder gaat dan in Nederland.

"Je kunt in het midden laten of dat goed of slecht is, maar een andere houding had kunnen zijn: we vinden gewoon dat het niet kan en we stemmen tegen. En als het toch gebeurt, nemen de anderen daar maar de verantwoordelijkheid voor."

Je staat dan wel buitenspel.

"Precies en dat wil dus niemand in Nederland. Wie kans loopt overstemd te worden, probeert zich 'constructief op te stellen' en 'mee te denken' met de tegenpartij. Wat dat betreft functioneert oppositie hier slechts als een halve oppositie. Ook die moet meedoen aan het streven naar consensus. Er is geen oppositie als in het Britse, Amerikaanse of tot voor kort Belgische parlement."

Hoe gaat het dan in de Verenigde Staten toe?

"Ook daar zijn veranderingen. Men is eerder geneigd dingen toe te staan dan een aantal jaren geleden. Ook daar zijn de meningen opgerekt. Ik denk alleen niet zo ver als hier. Op de eerste plaats bestaat onder behoudende groepen dat gevoel van defaitisme niet, eerder het tegenovergestelde. Ze zijn strijdlustig, ze overschatten zelfs wat ze zouden kunnen bereiken: bijvoorbeeld dat ze een meerderheid zouden kunnen behalen om ontwikkelingen tegen te houden. Ik denk ook dat Amerikanen de medische stand veel minder te vertrouwen vinden. Verder denken ze meer in termen van persoonlijke rechten. Bij euthanasie wordt je gedood door een ander, een arts. Hoe kun je vrijwilligheid in de wet garanderen? Daar heeft het Amerikaanse staatsbestel geen antwoord op."

Het Nederlandse ook niet.

"Nee, maar wat de wet daarover zegt, is voor Nederlanders gewoon niet zo belangrijk. Amerikanen zijn in hun hart een veel wetsgetrouwer volk dan Nederlanders. In zoverre Nederlanders over moraal nadenken, zijn ze niet geneigd dat in verband te brengen met de wet. Wetten als zodanig vinden ze niet normatief voor het handelen. In Amerika is een veel sterker neiging om wet en moraal als sterk met elkaar verbonden te zien. Men redeneert daar: als de wet niet meer beschermt tegen doden, heb je eigenlijk niets meer. Dan zijn alle remmen op menselijk wangedrag weggenomen."

Waar komt dat Amerikaanse wantrouwen vandaan?

"O, Amerikanen wantrouwen heel veel mensen. Wij wantrouwen alle gevestigde machten. Mensen met macht, zoals artsen, zijn mensen waar je voor moet oppassen. Alle regelingen zijn erop afgesteld de macht van zulke mensen in te dammen en onder controle te houden. Wij vinden het ook natuurlijk dat mensen tegenover elkaar staan en eigenlijk de enige manier om de dingen een beetje fatsoenlijk te houden. In Nederland worden de feitelijk bestaande machtsverschillen - om geen cynischer term te gebruiken - genegeerd, zodat mensen elkaar als gelijken kunnen benaderen en overleggen. Dat is althans het ideaal. Zo is de vertrouwensrelatie in Nederland tussen arts en patiënt - ik laat even in het midden of die terecht is - essentieel voor het euthanasiebeleid in Nederland."

Nederlanders vertrouwen er blindelings op dat het euthanasiebeleid functioneert?

"Ik denk dat Nederlanders geen barst van hun eigen euthanasiepraktijk weten. Ze gaan er gewoon vanuit dat het wel goed geregeld zal zijn. Dat vertrouwen geldt ook de huisarts: als zij aan euthanasie toe zijn, wel, dan zal die er wel voor zorgen. Ik denk trouwens dat het Nederlandse vertrouwen best gerechtvaardigd is. Het probleem is alleen dat je daarmee zo'n houding natuurlijk nooit volledig kunt verdedigen. Er zit een element van luiheid in, van verzadigdheid en morele onverschilligheid. Zo van: 'Misbruik? Ach, dat kan ik haast niet geloven.' Ik wil omgekeerd ook niet suggereren dat in Nederland systematische wantoestanden bestaan en dat men daar blind voor is, maar een grotere alertheid op zich voordoende problemen zou bepaald niet ongepast zijn."

James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig. Uitg. Boom, 342 pp., pb., ISBN 90-5352-228-x.

Uit het interview door Henk Rijkers, 'Nederlanders weten geen barst van euthanasie',  Katholiek Nieuwsblad juli 2000, blz. 4-5

Zie ook: 

 


Maarten Huygen over Nederland - 23 juni

Maarten Huygen bracht een deel van zijn leven in de VS door. Het viel hem op dat veel maatschappelijke ontwikkelingen zich even later ook in Nederland voordeden. Hij schreef een genuanceerd boek over de voor- en nadelen van de Amerikanisering van Nederland. Het poldermodel gaat op de helling. "En dat is maar goed ook."

"In 1994, het Jaar van het Gezin, besloot de Nederlandse regering ook een jongere af te vaardigen naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Hij werd gekozen uit een koepel van jongerenorganisaties. Hij hield voor de vergadering geen lofrede op het gezin maar kritiseerde de onverdraagzaamheid voor andere levensvormen. Nederland was niet langer een traditioneel gezinsland, zo hield hij zijn internationale gehoor voor. 'Mannen wonen met mannen, vrouwen met vrouwen. Alleenstaande moeders, die bewust ervoor gekozen hebben, paren met een lat-relatie en eenoudergezinnen behoren alle tot de gewone lifestyles,' somde hij op. Toch wilde hij niet zo ver gaan te stellen dat Nederland eenzaam aan de wereldtop van de onconventionele leefvormen staat. 'In het Caraïbische gebied staat bij vijftig procent van de gezinnen een vrouw aan het hoofd,' erkende hij ruiterlijk.
Vertegenwoordigers van Caraïbische landen moeten zich achter de oren hebben gekrabd. Zij zagen de golfplaten hutten met wanhopige moeders, veel te veel kindeern en dolende, aan de drugs of alcohol verslaafde vaders voor zich. Voor het eerst werd de vicieuze cirkel van vaderloosheid en tienerzwangerschappen met de trendy term lifestyle aangeduid. Het enige probleem was gebrek aan tolerantie. Bestonden deze derdewereld-gettoproblemen dan ook in Nederland? Was men daar onder economische druk massaal afgestapt van het gezin?"

In zijn nieuwe boek Amerikaanse toestanden betoont NRC-redacteur Maarten Huygen zich een liberaal. Maar zoals in bovenstaande ironische passage doorschemert, vormen zijn opvattingen over het gezin daarop een uitzondering. 

(...)

"Ja, ik val in geen enkel politiek programma. Qua arbeidsmarkt ben ik misschien heel liberaal, VVD-achtig. Wat het gezin betreft zit ik eerder tegen het CDA aan. Maar ja, die zitten weer zo gebakken aan dat verrekte poldermodel." Huygen is een slanke, aanvankelijk wat formele man. Als hij eenmaal op zijn onderwerp komt, lacht hij echter steeds vaker, met ontwapenend blauwe ogen. Hij heeft veel aardigheid in de innerlijke tegenspraken van het polderdenken, die hij met wellust op de korrel neemt. Zijn basisstelling is dat het poldermodel inmiddels alleen nog maar een schaamlap is voor politieke besluiteloosheid. Tegelijk wordt het langzaam maar zeker ondermijnd door de Amerikanisering: "en dat is maar goed ook". Door globalisering, privatisering en deregulering, maar ook door toenemende internationale wetgeving, bijvoorbeeld in EU-verband. Hoewel hij veel oog heeft voor de nadelen van het Amerikaanse samenleving, wacht Huygen zich voor ongenuanceerde kritiek. In zijn boek zet hij het poldermodel af tegen de Amerikaanse transparante democratie. "En dan blijkt dat vrijhandelsland Amerika een relatief grotere en sterkere staat heeft dan Nederland. Met meer toezicht, meer ambtenaren, meer actieve burgervrijheid en democratie. Tegelijk vrijer te zijn, zonder solidariteit en broederschap overboord te gooien, dat is de Amerikaanse uitdaging."

(...)

Immigrantenland

(...)  Zijn scherpste pijlen richt Huygen echter op het asielbeleid, dat ertoe geleid heeft dat Nederland een van de belangrijkste immigratielanden van de wereld is geworden (ons land heeft hogere immigratiecijfers dan de VS). En dat terwijl het toch al zo vol is en beperking van immigratie een effectieve manier van misdaadbestrijding is. Huygen herinnert aan het VVD-kamerlid Rijpstra. Deze werd nog in 1994 aan een justitieel onderzoek onderworpen omdat hij iets dergelijks hardop had gezegd. Toch is tweeënvijftig procent van de gevangenisbevolking allochtoon. Huygen: "Als het dichtstbevolkte land ter wereld heeft Nederland als unieke ongeschreven regel dat er niet in het openbaar over volheid mag worden nagedacht. Kamerleden mogen spreken over ruimtelijke ordening, natuur, files en de snel stijgende huizenprijzen maar de immigratie en de groeiende bevolkingsdruk zullen ze er niet mee in verband brengen." Volgens Huygen is de asielproblematiek niet in de eerste plaats humanitair van aard. Het gaat om grootschalig oneigenlijk asiel op grond van economische motieven. Ten koste van het veel kleinere aantal echte vluchtelingen.

Hollands gezinnetje

"Ik vind het een belangrijke Nederlandse verworvenheid dat ouders de vrijheid hebben om hun kind zelf op te voeden. Het andere uiterste is het Scandinavische model met een volledige verstatelijking van de opvoeding. Inderdaad kun je de samenleving zo inrichten dat je als staat zegt: het interesseert ons niet wat de ouders doen, wij regelen het wel voor u. Een één-inkomensgezin is daar niet mogelijk. Nu vind ik één-inkomensgezin geen verplichting, maar ik vind wel dat het mogelijk moet zijn." Volgens Huygens is de samenleving zover gekomen dat ze kinderen als een optionele levensverrijking van de ouders is gaan zien: "Kinderen zijn een soort luxe. Ze zijn leuk, zoals ook een hondje of een Saab leuk is. Die moet je ook zelf betalen. Daar ben ik het principieel mee oneens, want kinderen zijn er ook voor mensen die géén kinderen hebben, voor de alleenstaanden. Een gezin is geen privé-hobby, het heeft maatschappelijke betekenis. Kinderen zijn er voor de toekomst van de samenleving. Die heeft dus een gevestigd belang bij dat ze goed grootgebracht worden. Ik denk dat CDA-leider Heerma de breuklijn was. Hij stelde in 1995 voor een minister voor gezinszaken te benoemen. Hoewel hij zelf uitgelachen werd, zijn onmiddellijk daarna alle andere partijen ook die richting uitgegaan. (...)

Grootschaligheid

"Het onderwijs speelt een belangrijke rol, dat begrijpt iedereen. Verwaarlozing van het onderwijs is verwaarlozing van de toekomst van je land. Nog steeds heeft Nederland behoorlijk onderwijs, ook al geeft het er naar verhouding maar weinig geld aan uit. De reden dat de uitgaven in Amerika hoger zijn, komt doordat het deels is geprivatiseerd. Voor de universiteit vind ik dat trouwens goed: mensen die daar studeren, kunnen uiteindelijk genoeg betalen voor een lening. Maar voor middelbaar onderwijs moet je gewoon heel veel geld uitgeven. Daar ligt de opleiding van de hele generatie. Dat mag niemand mislopen. Amerika kent een soort middenschool. Dat betekent dat de schifting tussen meer of minder getalenteerd veel later plaatsvindt dan bij ons. De gelijkheid van kansen staat daar hoger in het vaandel. In Nederland zie je dat het gymnasium een geprivilegieerde plaats is waar de elite zich terugtrekt uit de chaos die is ontstaan in die enorme VWO-fabrieken. Men heeft in dit land totaal niet nagedacht over de sociale gevolgen van grootschaligheid. Kinderen lopen veel sneller verloren. Datgene wat je op papier bespaart, moet je weer uitgeven aan extra begeleiding, psychologen, politieagenten en allerlei soorten begeleiders. Je bespaart dus helemaal niks, het kost alleen maar handenvol geld. Ik herinner me dat ik Jo Ritzen nog eens heb geïnterviewd over dit onderwerp: hij had er totaal geen oog voor. Net toen hij als minister hier de grootschaligheid doorvoerde, was er in Amerika een grote tegenbeweging op gang gekomen: een leerling moest weer een persoonlijke band kunnen ontwikkelen met een leraar. Daar heb je nu zo'n voorbeeld. Dan vraag je je af: we hadden het zo prachtig voor elkaar in Nederland. Waarom dan op een vreselijke manier het Amerikaanse voorbeeld volgen?"

Uit het interview door Henk Rijkers, 'Nog steeds is Nederland fijn voor kinderen'Katholiek Nieuwsblad, 23 juni 2000, blz. 4-5

 


Kapitalisme en katholicisme - 23 juni

Er hebben in de laatste maanden geregeld artikelen in deze krant gestaan waarin het (turbo-)kapitalisme een veeg uit de pan krijgt. In feite is het de laatste 150 jaar een soort katholieke traditie geworden met een zeker wantrouwen over kapitalisme te spreken. Het Leergezag liet zelden na de afwijzing van het communisme gepaard te laten gaan met kritische opmerkingen over het kapitalisme. Die kritiek sneed zeker hout, maar toch is het hoog tijd een einde te maken aan dit wantrouwen.

Misschien wortelt het wantrouwen in de gedachte dat kapitalisme een protestantse uitvinding was. Dat was immers de beroemde these van de Duitse socioloog Max Weber. Wel, dat is dan het eerste misverstand, zoals Michael Novak, een van de toonaangevendste katholieke conservatieven in de VS, onlangs betoogd heeft. Het kapitalisme was een prestatie van de katholieke Middeleeuwen, met name van monniken, voorop de cisterciënzers. Rationele productie, technologische innovatie, herinvestering van kapitaal, markten en rechtsorde, al die kernelementen van het kapitalisme, schoten wortel in de periode tussen 1000 en 1500. Ook aan die andere voorwaarde voor kapitalisme, die Weber voor typisch protestants hield, werd, met name weer bij monniken, voldaan, namelijk een positieve arbeidsmoraal. Katholieken stonden dus aan de wieg van het kapitalisme, ook al is het zeker juist dat het protestantisme het vervolgens in een stroomversnelling bracht. Katholieke landen bleven vervolgens economisch achter. Zuid-Europa miste de boot tijdens de industriële revolutie, met alle gevolgen van dien. Pas nu trekken de economische verhoudingen in Europa weer min of meer gelijk.

Men zou nog naar andere oorzaken voor het katholieke wantrouwen kunnen zoeken, zoals de traditie van gemeenschapszin. Hoe dan ook, het doet er niets aan af dat de laatste eeuw afdoende bewezen heeft dat het kapitalisme het beste economische systeem is, zonder werkelijk alternatief. Communisme en socialisme zijn terecht begraven. De 'derde weg' van Clinton, Schröder en Kok is geen alternatief, maar een discussie over een ietsepietsie meer of minder kapitalisme. Dat wil niet zeggen dat het kapitalisme perfect is. De markt is niet heilig. Het is bovendien kwetsbaar. Zoals een democratie alleen kan werken als de burgers oprechte deugd aan de dag leggen (en bijvoorbeeld niet denken dat zij de natuurwet met vijftig plus één stem kunnen opheffen), zo kan ook kapitalisme alleen vruchtbaar zijn als zij die werken, zich laten leiden door onzelfzuchtige waarden en niet door materialisme. Kortom, er is grote behoefte aan een kritische katholieke opstelling, maar die kan alleen overtuigend zijn als wij eerst hardop zeggen dat het kapitalisme een goede, bij het natuurrecht aansluitende, organisatie van de economie is.

Column van Stefan de Warsage, Kapitalisme en KatholicismeKatholiek Nieuwsblad, 23 juni 2000, blz. 11

 


Alle bedevaartplaatsen van Nederland in kaart gebracht - 17 juni

AMSTERDAM - Met de presentatie van het derde deel is een grondige inventarisatie van bedevaartplaatsen in Nederland voltooid. Meer dan honderd onderzoekers uit diverse disciplines hebben de afgelopen zeven jaar in totaal 641 'heilige' plaatsen in kaart gebracht die in het verleden pelgrims trokken of nog steeds middelpunt van devotie zijn. 

De eerste exemplaren van het derde deel, over bedevaartplaatsen in Limburg, zijn gisteren in Maastricht aangeboden aan deken M. Hanneman van de Limburgse hoofdstad en directeur J. Schatorjé van het Limburgs Museum in Venlo. Het eerste deel ging over de bedevaartplaatsen boven de grote rivieren, het tweede over die in Noord-Brabant. 

(...) Aan het project werkten historici, etnologen, antropologen, kunsthistorici, theologen, sociologen en archivarissen mee. De coördinatie was in handen van het P.J. Meertens Instituut in Amsterdam, een instelling die onderzoek doet naar de Nederlandse taal en volkscultuur. 

(...) De bedevaartcultuur maakt in de laatste jaren een opleving door (zie ook elders op deze pagina). Ook buitenkerkelijken die op zoek zijn naar spiritualiteit, blijken aangetrokken te worden door 'heilige' plaatsen. De ANWB sprong in 1994 samen met de Stichting Lange-Afstand-Wandelpaden in op de groeiende populariteit van het pelgrimeren. De twee organisaties lanceerden het Pelgrimspad, een wandelroute van Amsterdam naar Visé in België die langs kerken, kapelletjes en andere plaatsen van verering voert. 

Artikel hier te vinden, Trouw, 17 juni 2000

 


Rüdiger Safranski over Nietzsches onmenselijke filosofie en het christendom - 17 juni 2000

 

Friedrich Nietzsche, zo schreef Rüdiger Safranski vorige week in het eerste deel van zijn beschouwing over de Duitse filosoof (Letter & Geest, 10 juni), zag zijn leven als een kunstwerk. Hard, wreed en meedogenloos, zoals het een Übermensch zou betamen, kon hij echter niet zijn: daarvoor was 'zijn eerste natuur'- met zijn overmatige bereidheid om te vergeven - te sterk.

Maar in zijn hoofd ging het anders toe. Een tocht door de binnenste zone van Nietzsche's gevaarlijke denken. 'Het is immoreel in de diepste zin van het woord, om te zeggen: gij zult niet doden.' Consideratie met de zwakken, zo redeneerde Nietzsche, staat de ontplooiing van het hogere mensdom in de weg. Maar Nietzsche moet zorgvuldig gelezen worden. 

door Rüdiger Safranski 

(...)

Deze hogere doelen moet ieder zichzelf geven. De deugd van de zelfvorming kan niet uit een laatste, waar beginsel worden afgeleid. Zo'n waarheid bestaat er niet voor Nietzsche, er bestaan alleen perspectieven. Dus kan de waarheid van dit beginsel alleen op bewering berusten, of beter gezegd: je moet haar waar maken. Het criterium voor de waarheid van de waarheid ligt niet in de overeenstemming met de werkelijkheid, maar ligt hierin dat zij machtig wordt. De waarheid van de waarheid is haar macht om werkelijkheid voort te brengen. 

(...)

Maar nu de andere versie: de Übermensch en de wil tot macht als wereldtheater, als visioen van de toekomstige mens en van een toekomstige wereldtoestand. Beide moeten worden bereikt door wat Nietzsche de ,,grote politiek'' noemt. 

Wat verstaat Nietzsche onder de 'Übermensch'? 

De Übermensch, dus de mens van de toekomst, zal niet alleen een virtuoos zijn in de heiliging van het aardse leven, niet alleen een speelse perspectivist en levenskunstenaar, maar hij zal ook in menig opzicht het tegendeel van de christelijke deugden belichamen: zonder mededogen zal hij onverbiddelijk werken aan de taak van zijn eigen zelfvergroting; hij zal trots zijn in plaats van deemoedig, hard in plaats van mild, slim in plaats van louter waarachtig, onberekenbaar in plaats van betrouwbaar. Voor de Übermensch geldt: in hem zijn de specifieke eigenschappen van het leven - onrecht, leugen, uitbuiting - het grootst. In de Übermensch zijn de afgronden van het menselijk bestaan niet overbrugd, maar juist verbreed. De Übermensch is tegelijk afgrondelijker - slechter zegt Nietzsche - en verheven. Onmens en Übermensch - die horen samen.

\Nietzsche illustreert dat met de voorbeelden van Napoleon en Cesare Borgia. Zo'n supermensdom wordt ook uitgedrukt met het begrip 'wil tot macht'. In 'Ecce Homo' verweert Nietzsche zich tegen een dubbel misverstand over zijn opvatting van de Übermensch. Het idealistische misverstand, dat de Übermensch als een soort heilige zou moeten worden begrepen, is snel uit de weg geruimd door een vingerwijzing die Nietzsche geeft, namelijk dat de Übermensch niet goed maar sterk is, sterk genoeg in ieder geval om zijn wil tot macht op elk moment van zijn leven tot het uiterste door te voeren. 

Het ander misverstand, het biologistische, is gecompliceerder, moeilijker uit de weg te ruimen. ,,Geleerd hoornvee'', schrijft Nietzsche, ,,heeft mij verdacht van darwinisme.'' Nietzsche wil geen darwinist zijn, omdat hij de Übermensch niet als product van een natuurlijke ontwikkeling begrijpt, voortgebracht door de wetten van de evolutie, dus achter de rug van de bewust-handelende mens om. De Übermensch is veeleer het product van een vrije schepping, of nu de afzonderlijke mens zichzelf tot zo'n product maakt, of dat hij wordt voortgebracht door een planmatige opvoeding en teelt. De verschijning van de Übermensch behoort dus tot het domein van de vrijheid, niet tot dat van de natuurwetten. 

Grote politiek betekent in deze context: bewuste en planmatige ingrepen in de biologische ontwikkeling. Omdat de mens, zoals Nietzsche zegt, ,,het niet-vastgestelde dier'' is, wordt het aan zijn eigen beslissingen overgelaten hoe hij omgaat met de constitutionele openheid en plasticiteit van zijn wezen - individueel en collectief. Nietzsche heeft als filosoof ernst gemaakt met de biologische autoplasticiteit van de mens. Nietzsche heeft in grote stijl nagedacht over het temmen en telen. De in zijn tijd voorhanden antropotechnische middelen waren voortplantingspolitiek, selectie, sterilisatie van degenen die zogenaamd onwaardig waren om zich voort te planten, bevordering van een bepaalde constellatie in de partnerkeuze; dat zijn de 'harde' ingrepen, terwijl als 'zachte' ingrepen opvoeding en vorming kunnen gelden. Nietzsche laat zijn gedachten gaan over het hele destijds bekende en uitvoerbare register van de mogelijkheden tot ingrijpen. ,,Jullie moeten je niet voort- maar opwaarts planten,'' verlangt Zarathoestra. In de nagelaten fragmenten uit de herfst van 1888 in Turijn - hij werkt nog aan zijn ongeschreven hoofdwerk 'Wille zur Macht', vlak voor zijn waanzin zal intreden - schrijft hij: ,,Het bijbelverbod, 'gij zult niet doden' is een naïviteit vergeleken met mijn verbod voor de décadents, 'gij zult niet voortbrengen!'- nog erger, het is daarmee in tegenspraak (...) De hoogste wet van het leven, geformuleerd door Zarathoestra, eist dat men geen medelijden heeft met het uitschot en afval van het leven, - dat men vernietigt wat voor het opwaarts strevende leven louter belemmering, vergif, samenzwering, onderaardse vijandschap zou zijn, - (...) het is immoreel in de diepste zin van het woord, om te zeggen: ,,Gij zult niet doden''(...)' 

Hoe komt hij tot deze ongehoorde stellingen? 

Toen Nietzsche ze opschreef, aan het einde van de negentiende eeuw, begon de immense horizon van de technisch uitvoerbare biologische verbetering van het menselijk geslacht op te doemen. De fantasieën gingen ver uit boven datgene wat vooralsnog werkelijk uitvoerbaar was, zij anticipeerden op mogelijkheden. De late negentiende eeuw maakte van het vroegere vooruitgangsdenken, dat uitging van de vormbaarheid van de geest door opvoeding en beschaving, het vooruitgangsdenken dat de biologische substantie hoopt om te kunnen vormen. Nietzsche had een voorgevoel dat de technische macht over het biologische leven zou groeien, dat de antropotechnieken met betrekking tot de mens als het ,,niet-vastgestelde dier'' zich zouden uitbreiden, en hij neemt deze uitdaging aan. (...)

Als 'vrije geest' had Nietzsche het als een bevrijding ervaren dat zijn denken niet op een prima causa is gefixeerd, dus op de wens om de wereld door reductie uit één punt te verklaren. ,,Dat (...) de aard van het zijn niet tot een causa prima mag worden herleid, dat de wereld noch als het zintuiglijk waarneembare noch als 'geest' een eenheid is, dat is pas de grote bevrijding''. 

Maar deze vrijheid van blik, deze openheid voor de rijkdom van de werkelijkheid, kan hij niet voor zichzelf behouden. Hij is zijn bevrijding van de in de wetenschap gangbare fixatie op een prima causa weer aan het verspelen. Dat gebeurt als hij in het midden van de jaren '80 verbeten worstelt met een systematisch wijsgerig werk, en zijn theorema van de wil tot macht probeert om te vormen tot een principe waaruit de wereld kan worden verklaard. Daarbij blijft Nietzsche op noodlottige wijze een kind van zijn tijd, die zo veel vertrouwen stelt in de wetenschap: hij wordt gevoelig voor de suggestieve kracht van de biologistische en fysicalistische verklaringen van het leven. Nu probeert ook hij de wereld uit één punt te verklaren. ,,De wereld van binnenuit gezien (...) zou dan alleen 'wil tot macht' zijn en verder niets''. 

Tegen deze reductionistische opvattingen, die van x beweren dat die in werkelijkheid y is en verder niets, was Nietzsche nu juist stormgelopen. Maar nu waagt ook hij zich aan een dergelijke theorie, die kort kan worden samengevat. Het grondaxioma: het individuele leven is kracht, energie. Het leven als geheel is een krachtveld, waarin de hoeveelheden energie ongelijk zijn verdeeld. Hier geldt de wet van het behoud van energie, bovendien bestaan er geen 'lege' tussenruimten. Waar iets naar voren dringt, wijkt iets anders terug; een toename van kracht op de ene plek betekent een vermindering op de andere. De ene kracht overweldigt de andere, neemt die in zich op, valt uiteen, wordt opgeslokt door een andere kracht enzovoorts: een zinloos maar dynamisch spel van groei, vermeerdering, overweldiging, strijd. ,,Er is niets in het leven wat waarde heeft behalve de graad van macht - gesteld dat het leven zelf nu juist de wil tot macht is. De moraal behoedt degenen die het slecht hebben getroffen voor het nihilisme.'' 

De natuur is wreed, zij is het ontzagwekkende, en het gaat er wreed aan toe bij het voortbrengen van geslaagde exemplaren van het leven. Zo luidt het door Nietzsche als heroïsch ervaren inzicht in de loop van de wereld. In een schets van 10 juni 1887 met de titel 'Het Europese nihilisme' - een belangrijke voorstudie voor de 'Wil tot macht' - heeft Nietzsche deze huiver voor de natuur beschreven. Het gaat om haar enorme ongerechtigheid en meedogenloosheid. Zij brengt zwakte en sterkte voort, begunstigde en minderbegunstigde individuen. Hier is geen sprake van een welwillende voorzienigheid, van een rechtvaardige verdeling van de levenskansen. Tegen deze achtergrond kan moraal worden gedefinieerd als de poging om de 'onrechtvaardigheid' van de natuur te compenseren, tegenwichten te scheppen. De macht van de natuurlijke lotsbestemmingen dient te worden gebroken. Een bijzonder geniale poging hiertoe was - voor Nietzsche - het christendom. Het heeft ,,degenen die het slecht hebben getroffen'' drie voordelen geboden: het verleende de mens een ,,absolute waarde, in tegenstelling met zijn kleinigheid en toevalligheid in de stroom van worden en vergaan''; ten tweede werd aan het lijden en het kwaad een zin gegeven en werden zij daardoor draaglijk gemaakt; en ten derde werd door het geloof in de schepping de wereld begrepen als doortrokken van de Geest, en daarom als iets kenbaars en waardevols. Zo heeft het christendom voorkomen dat de door de natuur benadeelde mens zichzelf ,,als mens veracht, dat hij partij koos tegen het leven''. De christelijke wereld opvatting heeft de wreedheid van de natuur afgezwakt en heeft mensen die anders misschien vertwijfeld waren geweest tot leven aangemoedigd en aan dat leven doen vasthouden. Het heeft kortom ,,degenen die het slecht hebben getroffen voor het nihilisme'' behoed. Als we het als een gebod der menselijkheid beschouwen het natuurlijke noodlot niet gewoon zijn loop te laten nemen maar voor zoveel mogelijk mensen een leefbare ordening tot stand te brengen, dan moeten we eigenlijk het christendom dankbaar zijn omdat het zijn ,,moraal-hypothese'' in de wereld heeft geïntroduceerd.

Nietzsche spreekt vol waardering over de waardenscheppende kracht van het christendom, maar hij is het niet dankbaar. Waarom niet? 

Omdat de consideratie met de zwakken, de compensatie-moraal in zijn ogen de ontwikkeling en ontplooiing van het hogere mensdom in de weg staan. Het hogere mensdom kon hij zich, zo weten we intussen, alleen voorstellen als een cultuur die haar grootste hoogten bereikt in haar ,,toppunten van vervoering'', in de geslaagde individuen en verrichtingen. De wil tot macht ontketent aan de ene kant deze dynamiek van de opstuwing naar hoogtepunten, en het is eveneens de wil tot macht die zich aan de kant van de zwakken organiseert tot een morele partij, welke deze opstuwing verhindert en uiteindelijk, volgens Nietzsche's diagnose, tot algemene nivellering en degeneratie leidt. Deze partij, die uit de ,,christelijke moraal-hypothese'' de moderne consequenties trekt, wordt gevormd door de democratie en het socialisme, die daarom door Nietzsche zo energiek worden bestreden. Want voor Nietzsche is niet het geluk en welbevinden van het grootst mogelijke aantal, maar het geslaagd-zijn van het leven in afzonderlijke gevallen de zin van de wereldgeschiedenis. De cultuur van de politieke en sociale democratie is voor hem een aangelegenheid van degenen die hij met verachting de 'laatste mensen' noemt. Nietzsche gooit de door de verzorgingsstaat gehuldigde ethiek van de algemene welvaart overboord, omdat deze voor hem hinderlijk is bij de zelfvorming van een groot individu. Maar wanneer de grote persoonlijkheden verdwijnen, gaat ook de enige nog overgebleven zin van de geschiedenis verloren. Terwijl Nietzsche deze rest-zin in de geschiedenis verdedigt, valt hij de democratie aan en verkondigt hij dat het er op aankomt de ,,totale verwekelijking van het democratische kuddedier'' in ieder geval te ,,vertragen''. 

Het probleem kan als volgt worden geformuleerd: het kost Nietzsche grote moeite om de ideeën van individuele zelfverheffing en van solidariteit met elkaar te verbinden. In zijn visioen van de wil tot macht in de zin van de 'grote politiek' komen bij hem zelfverheffing en solidariteit, vrijheid voor het grote individu en de aanspraken van sociale gerechtigheid, in een onverzoenlijke tegenstelling met elkaar te staan. 

De criticus van het christendom had op een beslissend punt daarvan kunnen leren: het geniale van het christendom bestond er namelijk eeuwenlang in dat het beide opties, die van de solidariteit en die van de zelfverheffing, met elkaar heeft verbonden. De verwijzing naar God betekende, als zij niet alleen in morele zin werd begrepen, een enorme uitbreiding van het zieleleven; de spirituele verfijning maakte een zelfvergroting mogelijk die op het maatschappelijk vlak solidair kon blijven. Want deze verheffing en deze hoge vlucht werden niet als eigen prestatie maar als genade beschouwd, wat afbreuk deed aan de trots van het uitstijgen boven anderen. Bovendien was de zelfverheffing ingevoegd in de context van de twee werelden: de civitas Dei en de civitas civilis. Daar kon je groot en hier kon je klein zijn. Wie in deze beide werelden weet te leven, heeft minder moeite om de beginselen van de zelfverheffing en van de solidariteit met elkaar te verbinden. 

Er was een periode in Nietzsches leven, de tijd van 'Menselijk, al te menselijk', waarin hij voor zichzelf ook het begin van twee-werelden-theorie had ontwikkeld. Toen deed hij de uitspraak dat er voor het collectieve en solidaire overleven van de mensen een soort ,,tweekamerstelsel'' van de cultuur nodig was: enerzijds wordt zij op het niveau van de genialiteit warmgestookt, wordt er geëxperimenteerd met de uitersten van de geest, met radicale vrijheden, anderzijds vindt er afkoeling plaats volgens de principes van de politieke rede, van de gerechtigheid en van rationaliteit die dienstbaar is aan het leven. 

(...)

Van Rüdiger Safranski verschijnt eind juli bij Hanser Verlag: 'Nietzsche. Biographie seines Denkens.' De Nederlandse vertaling verschijnt eind augustus bij Atlas. Op 25 augustus, op Nietzsche's honderdste sterfdag, krijgt Safranski voor zijn werk in Naumburg de 'Friedrich Nietzsche-Preis' uitgereikt. 

Uit het artikel van Rüdiger Safranski 'Verhitte ideeën ironisch gekoeld' (vert. door Hans Dijkhuis), Trouw, 17 juni 2000

 


Goede overlevingsperspectieven voor de westerse liturgie - 16 juni

Het vieren van de Eucharistie volgens het Romeinse Missaal van voor het Concilie zou weer moeten worden toegelaten. Dat bepleit de prefect voor de Congregatie voor de Clerus en tevens president van de Pauselijke Commissie Ecclesia Dei, kardinaal Dario Castrillon Hoyos. In het Oostenrijkse weekblad Profil verklaarde de kardinaal dat hij de traditionalisten, die aan de viering van voorconciliaire liturgie hechten, weer midden in de Kerk wil hebben.

Sinds de afkondiging van het Romeinse Missaal van Paulus VI in 1969 was het gebruik van het Romeins Missaal van 1962 slechts toegestaan voor de 'missa privata' van oudere en zieke priesters. Vanaf 1984 was het gebruik ervan afhankelijk van een indult, een speciale toestemming, van de diocesane bisschop. Midden jaren tachtig wilde paus Johannes Paulus II het gebruik van de oude mis weer algemeen toestaan, naast de nieuwe mis van Paulus VI. Vanuit de Romeinse Curie werden de grote Europese bisschoppenconferenties getipt over de voornemens van de paus. De conferenties (vooral de Fransen en Duitsers) hadden bezwaren en de voornemens van de paus gingen niet door.

Moeilijke situatie

In 1988 wijdde aartsbisschop Marcel Lefèbvre zonder toestemming van de paus nieuwe bisschoppen. Daardoor kwam de traditionele beweging van Lefèbvre in een schismatieke situatie terecht. Het antwoord van paus en curie op deze schismatieke handeling van Lefèbvre was de oprichting van de Pauselijke Commissie Ecclesia Dei. Deze zou zich moeten inspannen om het indult voor het gebruik van het Romeins Missaal van 1962 zo ruim mogelijk te doen toepassen. Door toedoen van de Ecclesia Dei werd o.a. de Zuid-Franse Benedictijner abdij van Le Barroux opgericht. Een aantal clerici uit de beweging van aartsbisschop Lefèbvre, die niet mee wilden in de schismatieke situatie waarin de clerus van Econe toen was terecht gekomen, richtten met behulp van dezelfde pauselijke commissie de priesterbroederschap 'Sint-Petrus' op, net als Le Barroux volgens pauselijk recht.

Toenemende belangstelling

Sommige curieprelaten dachten dat de behoefte aan de voorconciliaire liturgie vanzelf zou uitsterven. Niets bleek minder waar. Een herdruk van het Romeins Missaal van 1962 bleek een bestseller, nota bene verkrijgbaar op nog geen honderd meter van het Vaticaan. De heruitgave was geregeld door de onlangs gestorven kardinaal O'Connor van New York. Hetzelfde gebeurde in de Vaticaanse boekhandel met studiepockets van het 'oude' Missaal. In de Verenigde Staten van Amerika, in Canada, in Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk wint de traditionele preconciliaire liturgie terrein, vooral bij jongeren en jonge gezinnen, dankzij lokale bisschoppen, die hun eigen pastorale verantwoordelijkheid nemen conform het motu proprio Ecclesia Dei (pauselijk besluit, red.).

Roepingen

De priesterbroederschap Sint-Petrus heeft over roepingen niet te klagen. Momenteel bouwt zij twee nieuwe seminaries: een in het Zuid-Duitse Wigratzbad en een in Denton, in de Amerikaanse staat Nebraska, met de welwillende toestemming van de locale bisschoppen.

De gemiddelde leeftijd van de Benedictijnen van Le Barroux ligt ruim onder de 40 jaar en het aantal jonge priesters dat daar bij pater Gabriel de oude Mis komt leren celebreren volgens de Romeinse Missaal van 1962 neemt van jaar tot jaar toe. (...)

Ruimhartigheid

Kardinaal Castrillon Hoyos staat bepaald niet alleen met zijn pleidooi voor de oude Mis. Eind vorig jaar drong de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline der Sacramenten bij alle bisschoppen aan om het gebruik van het Missaal van 1962 ruimhartig toe te staan wanneer daarom gevraagd wordt. (...)

Steun

Begin dit jaar publiceerde de Duitse curiekardinaal Joseph Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer een opvallende studie De geest van de liturgie (ISBN 3-451-27247-4). Daarin doet hij een aantal pittige uitspraken. Onder andere over het altaar en de gebedsrichting in de liturgie; het bewaren van het Allerheiligste; de 'actuosa participatio' dikwijls onvolledig vertaald met actieve deelname in de liturgie en de liturgische houding van het staan, zitten en knielen. De kardinaal constateert in het voorwoord dat "door de liturgische beweging en definitief door het Tweede Vaticaans Concilie het fresco van de grote liturgische traditie werd vrij gelegd. Wij waren een ogenblik gefascineerd door de schoonheid van zijn kleuren en figuren. Maar intussen is het fresco door klimatologische omstandigheden, alsook door allerlei restauraties of reconstructies in gevaar en dreigt voorgoed vernield te worden, wanneer niet snel het nodige gedaan wordt om deze schadelijke invloeden een halt toe te roepen."

Afgehaakt

Sinds de invoering van de nieuwe Mis-ordo door Paulus VI in 1969 zijn miljoenen katholieken afgehaakt. Zij werden blijkbaar niet aangesproken door de nieuwe ordo, waarin het hart van de traditie was ingeleverd voor archeologische restauraties of rationele reconstructies. Sommige gelovigen, die religieus niet verder konden zonder het hart van die traditie, trokken naar plekken waar de oude liturgie nog te vinden was. Gechargeerd gezegd is de grote massa geheel en al afgevallen.

In Frankrijk is de scheidslijn binnen de katholieke Kerk tussen 'modernisten' en 'traditionalisten' heel duidelijk. Eind mei vond in Parijs een symposium plaats met het thema: 'Tradities in de Kerk; wie heeft de waarheid?' Vrij snel bleek dat aan beide kanten oprechte zorg bestaat over hun controversen met de andere richting. Pater Pareyd SJ, gedelegeerde van de Franse bisschoppen voor het onderwijs, onderstreepte onder meer de diepe veranderingen bij de nieuwe generaties priesters en seminaristen. Daarmee bedoelde hij te zeggen, dat die waargenomen veranderingen zich kenmerkten door een oprecht en nauwelijks emotioneel geladen zoeken, alsook door een absoluut respect voor de overtuigingen van anderen. Hij gaf bovendien onomwonden toe dat het loslaten van de traditie niet gestoeld was op doctrinaire noch op morele gronden, maar zuiver en alleen was gebaseerd op canonieke en administratieve reden.

Eenheid

Met het oog op de verslechterende situatie van de Kerk in Frankrijk, onderstreepten een aantal mensen uit het talrijke publiek dat de Kerk zich de grote controversen tussen 'modernisten en traditionalisten' niet meer kan veroorloven. Binnen 25 jaar nam het aantal katholieke priesters in Frankrijk af met 16.000. Het catecheseonderwijs bereikt nog 35 procent van de katholiek gedoopte kinderen, in enkele diocesen slechts 15 procent.

Zo'n 82 procent van de jonge Fransen ziet het gezin als iets belangrijks. Maar bij diezelfde jonge Fransen ziet nog slechts 10 procent iets in de katholieke godsdienst. Met het oog op deze geloofsafval is het ook in Frankrijk voor de Kerk dringend noodzakelijk om opnieuw vrede te sluiten met haar eigen traditie (...) 

Uit het artikel van Sef Adams, "Staat Rome het oude Missaal weer toe?",  Katholiek Nieuwsblad, 16 juni 2000, blz. 10-11

Zie ook:

 


Prof. Stevens  over ontkerstening en de lafheid van kerkleiders - 2 juni

 Het was om de vingers bij af te likken: een symposium over God in de 21e eeuw. Op het programma veelbelovende titels als 'een getuigenis van hoop' en 'geloven in de toekomst'. Trekker was natuurlijk 'het pastoraat op nieuwe wijze uitgedacht' door de secretaris-generaal van de bisschoppenconferentie, prof.dr. Piet Stevens. Zou het dan eindelijk komen, een visie op de toekomst van de Kerk in Nederland?

Als aftrap voor de opening van de 'week van vuur' organiseerde het bisdom Roermond met het Comité 2000 een symposium over God in de 21e eeuw. (...)

Analyse

De secretaris-generaal van de bisschoppenconferentie is vooral geraakt door het "verschijnsel dat de Kerk niet meer relevant zou zijn voor antwoorden op grote levensvragen". (...)

(...) Volgens Stevens is secularisatie "niet het kwijtraken van godsgeloof en religie, maar het afstand nemen van religieuze organisaties zoals de kerken. De term secularisatie betekent feitelijk kerkvervreemding."

Ook constateert Stevens een algehele "bestaansangst". "Het is de grote contradictie: mensen willen vrij zijn maar worden feitelijk vaak door angst beheerst. Zij stellen zich te weer. Agressiviteit is sterk toegenomen. Er is een enorme onzekerheid. Mensen vertrouwen elkaar steeds minder."

(...)

De pot en de ketel

Prof.dr. Stevens' betoog bevatte vele behartenswaardige dingen en kon per definitie alleen maar een greep zijn uit de vele complexe facetten van deze tijd. Het treffendst was zijn constatering van de algehele bestaansangst. De vraag rijst of de houding van de Kerk naar buiten toe niet meer moet zijn dan luisteren, mee optrekken en dialoog aangaan. Maar wie lijdt aan existentiële angst wordt heus niet aangetrokken door een club met een luisterend oor waar je altijd even goeie vrienden bent. Dat biedt niet de geborgenheid of houvast die zo node wordt gemist.

Uiteraard gaat er evenmin aantrekkingskracht uit van een Kerk die het imago heeft van zielloze regeltjes en wetten. Maar is dat niet wat rest als men de ziel uit de Kerk trekt? De door Stevens geopperde vertaling van secularisatie als kerkvervreemding is misschien wel heel raak. Maar dan wel in de zin dat de Kerk(en) zelf vervreemd zijn geraakt van God, doordat God uit de harten van de mensen is verdwenen.

Die godsvervreemding wordt al kort na de oorlog geconstateerd en in 1950 gepubliceerd in het boekje Onrust in de zielzorg, dat de massale geloofsafval voorspelde die nog geen twee decennia later zou inzetten.

Wie kijkt naar de tientallen jaren aanhoudend aarzelende houding van de kerkelijke leiding, ontkomt niet aan de indruk dat de godsvervreemding tot in de hoogste regionen van de Kerk is doorgedrongen. Tegenover de bestaansangst van de samenleving lijkt een angst te staan om te besturen en te getuigen. Niet zozeer individueel, maar als organisatie.

Aantrekkingskracht van de angst

De organisatie Kerk is overduidelijk zelf bang. Haar wordt van links tot rechts verweten kool-en-geit te sparen. Die houding vloeit niet alléén voort uit bezorgdheid om mensen te verliezen: men is bang dat intern het zaakje implodeert en probeert daarom structureel bonje te vermijden.

Dat levert onder meer de volstrekt onbegrijpelijke situatie op dat de bisschoppen zich zorgen maken over de bijna voltooide verdamping van geloofskennis maar tegelijkertijd de opleidingsinstanties blijven steunen die voor die erosie medeverantwoordelijk zijn. Er heerst een alles verlammende angst om grote in naam katholieke instituties te verliezen. Tekenend is de reactie van één van de bisschoppen op een enkel kritisch artikel in deze krant over het katholiek onderwijs: "Wilt u soms het katholiek onderwijs kapotmaken?"

Het model dat secretaris-generaal Stevens presenteerde en dat vele goede facetten in zich heeft, ademt dezelfde angst. Achter de zelf uitgesproken vrees 'op te leggen', voor het 'van bovenaf normatief spreken', schuilt een fundamentele onzekerheid die niet onderdoet voor die van de gemiddelde Nederlander.

Het model Stevens geeft het beeld van de herder die, als zijn kudde door de wolven wordt aangevallen, niet de wolven te lijf gaat, maar aan de zijkant de schaapjes toefluistert dat het bij hem beter is. Dat is exact dezelfde zielloosheid die men zo graag Romeinse letterknechten verwijt.

Vind je het gek dat het heilig vuur maar niet wil ontbranden?

Uit het artikel van Jan Peteers, "Waarom water niet wil branden ", Katholiek Nieuwsblad, 16 juni 2000, blz. 4-5

Zie ook: 

 


Festival van het Gregoriaans - 31 mei - 4 juni 2000

"Het is weer Watou." Kenners van het gregoriaans weten dan waar ze aan toe zijn. Voor de zevende maal vindt in het West-Vlaamse dorp het enige grote ‘Festival van het Gregroiaans’ plaats.

Vn woensdag 31 mei tot en met zondag 4 juni zing t een keur van 25 gregoriaanse mannen- en vrouwenschola’s en omgeving. Een afwisseling van concerten en liturgie die dit 2000e jaar des Heren in het teken van staat van de universaliteit van het gregoriaans. Al eeuwen en eeuwen is het gregoriaans immers "eigen aan de Romeinse liturgie: deze moet derhalve (..) bij de liturgische handelingen de voornaamste plaats innemen"zoals het Tweede Vaticaans Concilie bepaalde (Sacrosanctum Concilium, § 116). In Watou wordt daar ook echt werk van gemaakt.

"Wat we eigenlijk willen doen, is de promotie van het gregoriaans als fantastische religieuze muziek", zei initiatiefnemer Bernard Deheegher drie jaar geleden in KN. Hij wil de verschillende interpretaties naast elkaar en op verschillend niveau aan de bezoekers laten horen. het leuke aan dit driejaarlijkse festival is de geworteldheid ervan in de dorpsgemeenschap. Vele inwoners zijn persoonlijk bij de organisatie en uitvoering betrokken. (...)

Het programma biedt een staalkaart van Europese schola’s (waaronder drie Nederlands een vier Vlaamse.) (...) Van buiten Europa is Korea verrassend sterk met drie schola’s aanwezig. (...)

Informatie / inschrijvingen :

Watou 2000 of  Gregoriaans: het Geluid van de Stilte

Katholiek Nieuwsblad, 5 mei 2000, blz. 20.

 


Frank Van Ree over psychiatrie en levensbeschouwing - 26 mei 2000

 

Psychiater dr. Frank van Ree: Ik heb meer oog gekregen voor de grenzen van mijn denken

De ontwikkeling van een onstuimige atheïst

Zijn vader had een diepgewortelde afkeer van het christelijk geloof, waarvan hij radicaal afstand had genomen. Frank van Ree ging op de weg verder, zij het langs een ander spoor. Hij sympathiseerde met de provobeweging, propageerde het marxisme en boeddhisme en was berucht vanwege zijn grove taalgebruik. Van het laatste is weinig meer te merken. De licht ontvlambare psychiater kwam tot rust. Zijn jongste boek is een appèl op vakgenoten om meer aandacht te besteden aan de levensbeschouwing van patiënten. Een opmerkelijk pleidooi van een overtuigde agnost. 

(...)

"Tot de jaren zestig kregen psychiatrisch verpleegkundigen in opleiding verplicht godsdienstlessen. Op het moment dat het protest tegen het gezag losbarstte, weigerde het merendeel nog langer naar de dominee te gaan. Daar heb ik me fel tegen verzet. Dat was merkwaardig, want ik was destijds de enige atheïstische psychiater van Vogelenzang. Ze vonden me in allerlei opzichten erg progressief, en daar waren ze enthousiast over, maar op dat punt was ik veel te ouderwets.

Nu zien we de gevolgen van het doorslaan van de slinger. Normen en waarden die door de religie in ons land zijn gebracht, zijn voor een groot deel weggevallen. In plaats daarvan hebben we een marketingnormering gekregen. Hoewel ik geen econoom ben, is me wel duidelijk dat begrippen als "budget" en "efficiency" niks met ethiek te maken hebben. De liberale boodschap van vandaag grenst aan het nihilisme. Daardoor ontstaat onder de mensen vanzelf weer behoefte aan ethische normering en aandacht voor levensbeschouwing. Je ziet dat in de opleving van religieuze groeperingen en de belangstelling voor alternatieve therapieën met spirituele kanten."

Freud typeerde religie als een neurotisch verschijnsel. Ligt daar niet de oorsprong van de verwaarlozing van de levensbeschouwing in de psychiatrie?
"Dat heeft zeker een grote rol gespeeld. Een tweede factor van betekenis is dat de geneeskunde natuurwetenschappelijk-biologisch gefundeerd is. Psychiatrie werd als een entstuk op de geneeskunde beschouwd. Belangstelling voor het spirituele hoorde daar niet bij, hoe gek het ook klinkt, want we hebben het over een geesteswetenschap. Heel paradoxaal! Voor mij heeft altijd vastgestaan dat de levensbeschouwing, religieus of niet, een essentieel bestanddeel van het leven is en dus ook van de psychiatrisch patiënt. Bij de psychotherapeutische gemeenschap die ik in Vogelenzang had, heb ik al snel een katholieke en een protestantse geestelijke betrokken.
Een psychoanalyticus vroeg de patiënt hoe de relatie met z'n vader en met z'n moeder was en hoe het met de seks zat, maar over het geloof werd niet gepraat. Dat heb ik altijd gek gevonden. Op een gegeven moment ging ik psychotherapeuten opleiden. Ik kreeg onenigheid met die mensen over het intakeformulier voor patiënten. Daar stond ook "geloof"op. Daar mocht je niet naar vragen. Het ging je niks aan en het was bovendien onbelangrijk. Ik heb het toch doorgedrukt en een formulier ontworpen waarop zelfs gevraagd werd naar de beleving en de praktizering van het geloof. In de psychiatrie lijkt het me belangrijker te weten wat het geloof voor iemand betekent dan of hij z'n appendix nog heeft."

Hoe ziet u de verhouding tussen psychiater en de pastor? 
"Ik kan niet anders zeggen dan dat die in zekere zin collegiaal bezig zijn. Beiden proberen de patiënt om wie het gaat uit de problemen te helpen, vanuit een verschillende invalshoek. Ik ben altijd sterk geïnteresseerd geweest in depressieve mensen. Die zitten heel vaak met intrinsieke geloofsproblemen. De oorsprong daarvan is niet altijd duidelijk. Komen de zingevingsvragen voort uit het feit dat het geloof niet duidelijk voor hen is, of is het geloof niet meer duidelijk omdat ze depressief zijn? Dat is niet altijd uit te maken. In eerste instantie probeer je zulke mensen zelf te behandelen, maar merk je dat je het in je eentje niet kunt behappen, dan moet je de andere poot van hulp erbij halen. Het is zelfs voorgekomen dat ik patiënten in goed overleg volledig heb overgedragen aan de pastor. Waarbij ik wel moet zeggen dat de geestelijk verzorgers van Vogelenzang een behoorlijke bijscholing in psychotherapie hadden gehad. Dat vind ik voor een hedendaagse pastor een vereiste. Zoals een psychotherapeut behoorlijk wat moet weten van religie en levensbeschouwing, zo moet een geestelijk verzorger meer in huis hebben dan bijbelkennis."

(...)

Hoe staat u tegenover identiteitsgebonden instellingen (...)?
"Uitstekend! De verzuilde instellingen die ik bestreden heb, waren instellingen die andersdenkenden dwongen zich te conformeren aan het gedachtegoed en de gebruiken binnen de desbetreffende zuil. Het is iets heel anders als u zelf de wens uitspreekt behandeld te worden door een gereformeerd of een Joods psychiater. Dat is uw goed recht. Een volgend stap is he stichten van een eigen riagg of psychiatrisch ziekenhuis. Als daar behoefte aan bestaat, waarom zou je dat dan tegenhouden? Ik ben ervan overtuigd dat zo’n instelling voor de mensen die ervoor kiezen een meerwaarde heeft, met name door de herkenbare cultuur. Voor orthodox-gereformeerde of -katholieke mensen is het een enorm gemis als aan tafel niet wordt gebeden en op zondag geen kerkdienst wordt gehouden.

(...)

Uit het artikel van H. de Vries, Reformatorisch Dagblad,  26 mei 2000, blz. 19.

Zie ook het artikel van W. van Hengel, Psychiatrie kan niet om religie heen, Reformatorisch Dagblad, 20 mei 2000

 


SoW-conferentie afgelast - De pers over de stichting en haar actie - 25 mei 2000

 

Nieuwe 'apologeten' gaan voor de absolute waarheid

AMSTERDAM - Het te elfder ure afgelasten van een conferentie over kerken en new age heeft de tot dusver vrijwel onbekende jonge stichting 'Europese apologetiek' in Den Haag in beeld gebracht. Daags na een 'open brief' van de stichting tegen de bijeenkomst van volgende week zaterdag bliezen de SOW-kerken het feest af. 

Achter de stichting gaat een bescheiden clubje schuil van mensen van verschillende professie en kerkelijke achtergrond en met elk een religieuze zwerftocht achter de rug. (...)

Het gemengde gezelschapje heeft de rk heilige Thomas van Aquino als gemeenschappelijke schuts patroon omhelsd - de middeleeuwse geleerde die stelde dat het (door God verlichte) verstand de absolute waarheid kon kennen. En om die waarheid, Waarheid, gaat het de stichting. ,,Als er geen absolute waarheid is dan is er ook geen absolute moraal,'' zei woordvoerder van der Meer eerder dit jaar in het Reformatorisch Dagblad. 

Een typisch voorbeeld van een denken dat juist het recht van de allerindividueelste waarheidsclaim verabsoluteert is new age. Tegenover dit vervagende denken stelt de stichting met haar al danig uitgebreide website de apologetiek in, de verdediging van het ware geloof over de grenzen van de denominaties heen. Apologetiek moet, is de stelling, aan de basis staan van alle evangelisatie: vechten tegen dwalingen van binnenuit en gevaren van buitenaf, zoals de christenheid dat van haar begin af aan heeft moeten doen. 

Ds. R. Hoekstra van de gereformeerde Pax-Christikerk in Den Haag heeft zich met zijn kerkenraad bij de actie van de stichting aangesloten. Hij is niet van de stichting, maar mensen ervan kerken bij hem en hij deelt hun zorg. Hij is niet tegen een dialoog met het 'nieuwe-tijdsdenken', maar dan wel zo dat de deelnemers van kerkelijke kant zich in die dialoog moeten kunnen herkennen. Zo'n evenwicht in de opzet van de conferentie van 3 juni ontbrak, ook volgens Hoekstra. Naar zijn zeggen heeft hij van verschillende kanten inmiddels bijval gekregen. 

Artikel hier te vinden, Trouw, 25 mei 2000

 

 

Kerkelijke conferentie over New Age afgelast

(...) In een inbreng vanuit de kerken was niet voorzien, terwijl dat voor een evenwichtige dialoog wel noodzakelijk is, zei voorzitter ds. W. Barendrecht van het dagelijks bestuur van de kerken. Hij noemde het pijnlijk dat de conferentie in zo'n laat stadium is afgelast.

Open brief

Het kerkbestuur en de dienst MDO hebben dat besluit genomen na enkele weken van intern beraad. Een open brief van de gereformeerde predikant R. Hoekstra uit Den Haag en L. Farricella van de stichting Europese Apologetiek aan de gereformeerde synode heeft de zaak in een stroomversnelling gebracht, zei Barendrecht. De briefschrijvers vroegen zich af of de SoW-kerken het New-Agedenken in de kerken willen bestrijden of juist bevorderen.

Volgens Barendrecht gaan de SoW-kerken opnieuw bekijken op welke manier ze de dialoog met New Age zo goed mogelijk kunnen voortzetten. "De kerk kan niet om New Age heen'', zegt ds. K. Wigboldus, lid van het gereformeerd synodebestuur, deze week in het kerkelijk opinieblad Woord & Dienst. "Veel mensen worden door deze stroming geraakt en daar kan de kerk een hoop van leren. New Age kent een spirituele beleving, die de kerk over het algemeen mist'', meent hij. 

Artikel hier te vinden, Kerkweb, 24 mei 2000, 

Zie ook hier, Nederlands Dagblad, 24 mei 2000.

 

 

Kerk blaast conferentie nieuwe-tijdsdenken af 

AMSTERDAM - Opnieuw is het mis met de toenadering tussen de Samen-op-Weg-kerken en new age. De kerken hebben een geplande conferentie op 3 juni in Den Haag afgeblazen. Na protesten uit de achterban besloot het bestuur van de Sow-kerken gisteren dat de opzet van de dag te onevenwichtig was. Hoofdsprekers zouden zijn Jacob Slavenburg en Wim Schuwirth, beiden verwant aan het 'nieuwe-tijdsdenken'.

De conferentie was door de dienst missionair werk en oecumenische relaties (MDO) belegd over het thema 'Wie zeggen jullie dat ik ben?' - over Jezus Christus, die op de wervende folder ook wordt aangeduid als Avatar en Drager Christusbeginsel. Aanknopingspunt vormde het feit dat Jezus of een op hem gelijkende 'werkelijkheid of kracht', her en der opduikt in werk uit de new-agehoek. Als voorbeeld wordt genoemd het beroemde boek 'A Course of Miracles'.

De Haagse predikant R. Hoekstra (gereformeerd) en Luigi Farricella, die zich afficheert als bestuurslid van de stichting 'Europese Apologetiek', stuurden een felle open brief. ,,Wat willen de kerken met deze conferentie - de mensen terugbrengen op het 'juiste pad' op ze juist aanmoedigen in hun zoektocht? (...) Waar zijn we mee bezig?'' Ds. W. Barendrecht erkende dat deze brief de zaak in een stroomversnelling heeft gebracht, maar het speet hem ook dat pas in zo'n laat stadium de conferentie wordt afgeblazen.

(...) In het SOW-blad Woord & Dienst van eind deze week komt de nog niets-vermoedende Schuwirth vol verwachting aan het woord. Schuwirth is vooral beïnvloed door het gedachtegoed van Rudolf Steiner en de antroposofie: ,,Nu 'Utrecht' de dialoog met new age aangaat hoop ik dat predikanten in gespreksgroepen en preken meer zullen ingaan op wat new age aan goede dingen te berde heeft gebracht. (...)

Artikel hier te vinden, Trouw, 24 mei 2000

 

 

St. Europese Apologetiek: 'SoW-kerken promoten New-Age-denken'

DEN HAAG - De Samen-op-Wegkerken organiseren drie conferenties, blijkbaar om het NewAge-denken in de kerken te bevorderen. Dat schrijven ds. R. Hoekstra uit Den Haag en Luigi Farricella van de Stichting Europese Apologetiek in een open brief aan de generale synode van de Gereformeerde Kerken (synodaal).

(...)

Op die conferentie treden twee sprekers op: Jacob Slavenburg en Wim Schuwirth. De eerste is historicus en publicist en staat volgens de open- briefschrijvers bekend als gnosticus. Schuwirth is kenner van de antroposofie van Rudolf Steuner en hij schreef een boek waaruit sterk gnostische opvattingen zouden blijken.

De conferentie, aldus Hoekstra en Farricella, "zal dus een dialoog zijn tussen een gnosticus en... een gnosticus". Overigens signaleren ze tussen Slavenburg en Schuwirth wel een onderscheid in denken.

                               Onduidelijkheid

De open-briefschrijvers vinden het plan van aanpak voor de verbreding van de dialoog tussen kerk en nieuwe-tijdsdenken een schoolvoorbeeld van onduidelijkheid. "Willen de Samen-op-Wegkerken het nieuwe- tijdsdenken gaan bestrijden of juist bevorderen?", vragen ze zich af. Op grond van een passage in het plan van aanpak menen ze dat het laatste het geval is. Die passage luidt: "Waarom moest er een nieuw project komen? De mensen met New-Age-interesse in de gemeente hebben behoefte aan ondersteuning, waardoor zij zich in de gemeente meer op hun gemak kunnen voelen. Men functioneert betrekkelijk los van  elkaar."

Nederlands Dagblad, 23 mei 2000.

 

 

'SoW-conferenties promoten New Age'

RIJSWIJK - In een open brief aan de gereformeerde synode uiten de stichting Europese apologetiek en de gereformeerde predikant Rein Hoekstra hun grote zorg over het "anti-christelijk standpunt van de kerk ten opzichte van het zogenaamde Nieuwe Tijdsdenken".

De schrijvers van de open brief zijn gealarmeerd door enkele folders die zij ontvingen van het Landelijk Diensten Centrum van de SoW-kerken. Daarin wordt een drietal conferenties aangekondigd, die de dialoog tussen het 'Nieuwe Tijdsdenken' en het christendom moeten bevorderen. De conferenties zijn bedoeld voor de regio Den Haag.
    Volgens de stichting Europese Apologetiek en dominee Hoekstra, predikant van de Pax Christikerk in Den Haag, is het een veeg teken dat geen van de uitgenodigde sprekers christen is. De hoofdsprekers zouden aanhangers zijn van of op zijn minst sterk beïnvloed zijn door respectievelijk de gnostiek en de antroposofie.

(...) 

Subsidie

Het dure project - de kosten voor de drie conferenties bedragen 128.750 gulden - zou voor het grootste deel betaald zijn "met een grote subsidie en fondsen van de SoW-kerken, dus met de giften van de leden van de SoW-kerken".
    Op grond van SoW-documenten concluderen de opstellers van de open brief dat het beleid van de SoW-kerken erop gericht is om het New Age-denken binnen de kerk te bevorderen. *In een reactie namens de SoW-kerken laat ds. K.H. Wigboldus weten dat hij zich wel iets kan voorstellen bij de kritiek. "Maar de tijd is voorbij dat er binnen de kerk één duidelijke opvatting werd verkondigd. Dat zie je ook aan de discussie rond Den Heyer."
    Wigboldus vindt dat het gesprek met het Nieuwe Tijdsdenken moet worden aangegaan. "We moeten niet direct bang zijn dat we allerlei dingen verkwanselen. We moeten het verschijnsel serieus nemen. Er zijn veel mensen aan de rand van de kerk die zich ertoe aangetrokken voelen. We moeten niet op een afstand van mensen gaan staan."

'SoW-conferenties promoten New Age' , Kerkweb, 22 mei 2000.

Zie ook:

 


Officieel persbericht van de stichting Europese Apologetiek en de wijkkerkenraad van de Pax Christikerk van Den Haag Oost
(over de omstreden SoW-conferentie)
- 23 mei 2000

Den Haag, 23 mei 2000

De stichting Europese Apologetiek en de wijkkerkenraad van de Pax Christikerk hebben gisteren, maandag 22 mei, een open brief verstuurd aangaande de conferenties van de Samen op Weg-kerken, waarbij, volgens hen, de New Age religie wordt bevorderd, en het christelijke standpunt niet vertegenwoordigd is. Vandaag, dinsdag 23 mei, laten de SoW-kerken weten, via een officieel persbericht, dat ze "hebben besloten de komende conferentie over de dialoog Kerk en Nieuwe Tijdsdenken af te gelasten."

De stichting Europese Apologetiek en de wijkkerkenraad tonen zich zeer tevreden over deze beslissing, en waarderen de snelheid waarmee het bestuur van de SoW-kerken deze moeilijke beslissing heeft genomen. De stichting Europese Apologetiek en de wijkkerkenraad achten dit een wijze handeling : zo kunnen de SoW-kerken hun geloofwaardigheid handhaven en het vertrouwen van haar leden behouden. Wel heeft de stichting Europese Apologetiek nog vragen over de twee andere geplande conferenties. De stichting vindt het een goed initiatief dat de kerken de dialoog met de Nieuwe Tijdsdenkers voeren, maar alleen daar waar het om een echte dialoog gaat. D.w.z. waarbij het christelijk standpunt wordt vertegenwoordigd, duidelijk afgegrensd, gecontrasteerd en verdedigd tegenover de ideeën en argumenten van New Age en gnostiek aanhangers.

Gigi Farricella en Bruno Gedressac, namens de St. Europese Apologetiek
en Rein Hoekstra, namens de wijkkerkenraad van de Pax Christikerk

Zie ook :

 


SoW conferentie over Nieuw Tijdsdenken: SoW standpunt anti-christelijk? - 22 mei 2000 

De leiding van de Samen op Weg-kerken wil de dialoog tussen het 'Nieuwe Tijdsdenken'en het christendom bevorderen, oorspronkelijk als deel van haar missieopdracht (oorspronkelijk initiatief van het Hervormd Evangelisatorisch Beraad in Driebergen en de afdeling Missionair werk van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Leusden.) Daarom heeft zij een projekt gestart om drie conferenties te organiseren. Het is een duur projekt: men gaat uit van kosten tot een hoogte fl. 128.750,=, voor het grootste deel betaald met een grote subsidie en fondsen van de SoW-kerken, dus met de giften van de leden van de SoW-kerken(de bijdragen van de deelnemers bedragen alleen fl. 15.750,=) Als het geld dan maar goed gebruikt zou worden, d.w.z. voor echte dialoog, waar het christelijke standpunt en argumenten ook ruimte krijgen... Maar bij dit dure projekt zijn de sprekers allesbehalve... christen! En blijkbaar gaat het er niet meer om het christendom te verdedigen, maar integendeel: om steun te geven aan het niet-christelijke standpunt van de "Nieuwe Tijds"-gelovigen!

De SoW-leiding heeft folders uitgedeeld aan de kerken in de regio Den Haag om de eerste conferentie (over Jezus; te Den Haag, 3 juni 2000)  te promoten. Van de presentator is bekend dat hij niet-christen is. En het belangrijkste wat de hoofdsprekers aangaat: aan de ene kant is er een gnosticus en aan de andere kant een  "gelovige". Is deze gelovige de christen die het christendom zou moeten verdedigen? Deze gelovige blijkt ook helemaal geen christen te zijn, maar echter een antroposoof (een aanhanger van de omstreden Rudolf Steiner en zijn religie, een moderne vermenging van gnostiek en antieke mysteriereligies)! Deze schandalige onthulling wordt vandaag openbaar gemaakt door middel van een open brief, die ook verstuurd werd aan diverse kranten. 

Deze open brief, te vinden op deze site, is getekend door Gigi Farricella van de st. Europese Apologetiek en door ds. Rein Hoekstra, predikant van de gereformeerde Pax Christi Kerk (Den Haag Oost.)

De tweede conferentie gaat over de gnostieke ervaringen en de hedendaagse openbaringen, en de derde conferentie over "reïncarnatie : de verinnnerlijking van het heil."

 

Enkele citaten uit SoW-werkdocumenten voor dit projekt : 

Uit een uitgelekt document

(...) Nieuwe Tijdsdenken (NTD) reserveren voor de christelijke variant van New Age. Voor veel NTD-ers betekent New Age een verrijking van de geloofsbeleving. Via New Age komt men op ongedachte sporen van spiritualiteit. Ook leidt die zoektocht vaak tot ontdekking van onvermoede rijkdommen in de eigen joods-christelijke traditie, die tot dan toe verborgen waren. Vaak ervaart men deze weg ook als een bevrijding uit te rationalistische, dan wel dogmatische of anderszins knellende kerkelijke structuren. Aandacht voor de ervaring uit zich in het NTD in een levendige belangstelling voor de oeroude gnostiek en de mystieke weg die zo velen in de christelijke traditie gingen en gaan. Het God-in-mij wordt bij deze mensen vaak vertaald in een hernieuwing en verdieping van de persoonlijke band met Jezus Christus. Veel NTD’ers ervaren zelfs Christus in zichzelf.

(...) Dat kan bijzonder verrijkend zijn, zoals we in het landelijk project Dialoog Kerk en Nieuwe Tijdsdenken hebben ervaren. In deze interactie geven christenen nieuwe woorden aan het eigen geloof, omdat ze daartoe uitgedaagd worden: het gaat in dit gesprek om zeer wezenlijke zaken. We ontmoetten in het project vanuit New Age-kringen veel sympathie omdat deze openheid vanuit de kerken velen verraste. Met name rand- en exkerkelijken waren bijzonder blij met deze dialoog, omdat ze eindelijk een luisterend oor vonden voor hun vaak moeizame en eenzame zoektocht. We hebben gemerkt dat deze dialoogervaringen een sterke doorwerking kunnen hebben op het kerkelijk leven, op gemeenteopbouw en niet in de laatste plaats op het eigen geloof. Het verstaan van het evangelie wordt erdoor verdiept en verrijkt.

Uit een ander uitgelekt document

(...) De gemeenteleden worden ook beïnvloed door deze culturele veranderingen. Ze worden geconfronteerd met het nieuwe tijdsdenken en een groeiend deel van de gemeenteleden houdt zich er mee bezig. Als daarover niet gesproken kan worden binnen de gemeente ligt het gevaar van innerlijke emigratie en afhaken op de loer. 

(...) De mensen met New-Age - interesse in de gemeente hebben behoefte aan ondersteuning, waardoor zij zich in de gemeente meer op hun gemak kunnen voelen. Men functioneert betrekkelijk los van elkaar. 

Open brief

 

In een reactie namens de SoW-kerken laat ds. K.H. Wigboldus weten dat hij zich wel iets kan voorstellen bij de kritiek. "Maar de tijd is voorbij dat er binnen de kerk één duidelijke opvatting werd verkondigd. Dat zie je ook aan de discussie rond Den Heyer."
    Wigboldus vindt dat het gesprek met het Nieuwe Tijdsdenken moet worden aangegaan. "We moeten niet direct bang zijn dat we allerlei dingen verkwanselen. We moeten het verschijnsel serieus nemen. Er zijn veel mensen aan de rand van de kerk die zich ertoe aangetrokken voelen. We moeten niet op een afstand van mensen gaan staan."

'SoW-conferenties promoten New Age' , Kerkweb, 22 mei 2000.

Zie ook: 

 


Islam in opmars in Nederland - 11 mei 2000

„Nederlandse vorm van islam op komst” 

Moslims kiezen thuis voor eigen cultuur

UTRECHT – Jonge moslims kiezen vooral thuis voor hun eigen cultuur. Tweederde van de Marokkaanse en Turkse jongeren wil thuis volledig Marokkaans of Turks blijven. Dat blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Utrecht, in opdracht van de Volkskrant.

Het onderzoek ”Islam in de multiculturele samenleving” werd gehouden in Rotterdam onder 300 Turkse, 300 Marokkaanse en 300 Nederlandse jongeren. De centrale vraag was gericht op hun opvattingen over Nederland, de islam en integratie.

Bijna 100 procent van de Marokkaanse en Turkse jongeren noemt zich moslim en 90 procent hecht daar grote waarde aan. Daartegenover staat dat meer dan de helft van de autochtone jongeren niet godsdienstig is. De onderzoekers spreken van een „spanningsveld” en een „conflictpotentieel” tussen moslim- en autochtone jongeren. Volgens een woordvoerder van het Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs zullen die conflicten zich echter tot het persoonlijke vlak beperken en niet tussen groepen ontstaan.

Ruim een kwart van de ondervraagde Nederlanders zegt bang te zijn voor het ”islamitische gevaar”. Omgekeerd ziet een kwart van de Turken en eenderde van de Marokkanen in West-Europa een gevaar voor de islam. Van de ondervraagde jonge moslims is een op de veertien bereid met geweld de islam te verdedigen.

De onderzoekers menen dat er een ”Hollandse islam” op komst is die vele gezichten heeft. Die verscheidenheid komt voort uit het feit dat moslims onderling scherp van mening verschillen over vrije partnerkeuze, de positie van de vrouw en het belang van de moskee. Driekwart van de Turkse jongeren en ruim de helft van de Marokkanen geeft een persoonlijke en selectieve invulling aan zijn geloofsbeleving. Een kwart van de jonge Turken en bijna een op de twee Marokkanen hecht sterk aan traditie en conformisme. Volgens de onderzoekers zal een 'rekkelijke' islam terrein winnen.

Kloof
Het CDA-kamerlid mevrouw Verburg noemt het onderzoek van de Universiteit Utrecht „goed en inzichtelijk”, al wil ze op een aantal punten nog wel iets meer weten over de precieze vraagstelling dan nu bekend is. „Wat betekent het precies dat zo'n 16 procent van de jonge moslims geweld ter verdediging van de islam niet uit wil sluiten? Gaat het dan om een situatie van godsdienstvervolging of om het bekeren van andersdenkenden tot de islam?”

(...)

Reformatorisch Dagblad,  11 mei 2000, blz. 1.

Zie ook:

 


Geweld in het hart van de islam - 5 mei 2000

Geweld en onderdrukking zijn geen uitwas van de islam, maar vormen een essentieel onderdeel, waarschuwen twee franse auteurs. Zodra moslims ergens een meerderheid vormen, toont deze religie haar kwalijke gezicht.

Kardinaal Danneels slaat in zijn boekje Instapkaart voor het nieuwe millennium een sombere toon aan. Europa wordt overspoeld door de islam", schrijft. En: "geloof, cultuur, taal, economische en politieke belangen, alles vormt een onscheidbaar pakket dat te nemen of te laten is. In zijn extreme vorm is dit het islamitisch fundamentalisme. Die islam is een onmogelijke gesprekspartner, vooral daar elke vorm van wederkerigheid geweigerd wordt." Zijn opmerkingen worden bevestigd in het boek Islam et Etats-Unis, une alliance contre l’Europe, van de Arabist Alexandre Del Valle en auteur-geostrateeg Pierre-Marie Gallois (generaal b.d.)

(...)

Allah Soeverein

Katholieken en protestanten kennen van oudsher missie en zending: moslims hebben een heilige oorlog, de jihad. De profeet Mohammed heeft zich persoonlijk ingezet bij tachtig grotere en kleinere gewapende veroveringen; en de Koran kent meer dan honderd verzen die ter bekering van de niet-moslimwereld tot gewapend ingrijpen aanzetten. Geloof, staat en samenleving zijn één en iedere gelovige dient dat te bewerkstelligen. Want de islam is de motor van de samenleving, niet de nationale staat. Allah is de soeverein, niet het volk,. En het is de Koran die de regels stelt voor leiders en individuen.

Door Mohammed en de Koran vormen geloof, staat en samenleving een geheel en het is de plicht van iedere gelovige moslim dat te realiseren. Daar ligt de kern van het probleem in multiculturele landen. Die plicht wordt actueel zodra moslims in een gebied de meerderheid vormen. Nigeria is hiervan een recente voorbeeld, evenals Oost-Timor. Maar Del Valle en Gallois verwijzen ook naar de oorlogen en conflicten in Kasjmir, Libanon, Cyprus, Soedan, Egypte, Tsjaad, Armenië en Tsjetsjenië.

Geen coëxistentie

Voor de islamwereld is het onmogelijk een band aan te gaan met denkwerelden daarbuiten. De islam sluit het recht en de mogelijkheid uit om een vreemde ideologie in de islamwereld toe te laten. Een lekenregering is onbestaanbaar en de staat moet de uitdrukking zijn van en steun geven aan de islamitische morele en sociale uitgangspunten. De huidige Bosnische president Iztbegovic maakt dat duidelijk in zijn Islamitische Verklaring, die hij in 1970 opstelde en die opnieuw werd uitgegeven in 1990: "Er is geen vrede mogelijk, noch coëxistentie tussen de islam en niet-islamitische sociale- en politieke instituties, want de islam is niet enkel een godsdienst."

 (...)

Veroveringen

Onder dit banier hebben de Turken en Arabieren aan het eind van het eerste millennium eerst Noor-Afrika bezet en zijn zijnlater in de Middeleeuwen verschillende maken diep doorgedrongen in het toenmalige Europa. in 1071 werd Klein-Azië veroverd en volledig geïslamiseerd. In 1353 werd de Europese oever van de Bosporus bezet en in 1453 viel Constantinopel (het huidige Istanbul) in Turkse handen. De christelijke Byzantijnse kathedraal H. Sofia werd veranderd in een moskee en heet nu Aya Sophia. Vervolgens hebben de Turken in 1529 en 1683 voor Wenen gestaan. Het Oostenrijk van de Habsburgers was het schild dat de verdere opmars van de Turken stuitte. In West-Europa heeft de strijd ook eeuwen in beslag genomen. De Arabieren (Saracenen of Moren) hebben grote delen van Spanje en Frankrijk in handen gehad, totdat zij in 732 na Christus bij Poitiers verslagen zijn. De latere kruistochten waren deels hierop een antwoord. De Arabieren zijn pas in 1492 uit Spanje (Granada) verdreven en al die tijd is er strijd geweest met de christelijke Spanjaarden.

Jihad

De secularisten en agnosten in het Westen propageren dat de islam open staat voor tolerantie en godsdienstvrijheid. Dit is in strijd met het feit dat de jihad het fundament is van de islamitische godsdienstijver. De krijger is de arm van Allah en het is Allah die doodt, niet de strijder. Del Valle en Gallois citeren moslimjuristen, die aangeven wie er tijdens een jihad gedood mogen worden. De moord op de zes Franse trappisten op 21 mei 1996 in de abdij van Tibhizine door een commando van de GIA (Algerijnse islamitische terreurbeweging) is hiermee in overeenstemming. Dat geldt ook voor de terroristische opstanden en aanslagen sinds 1979 in Iran, Algerije, Egypte, Pakistan, Israël, in Parijs en München. Tot zover het boek van Del Valle en Gallois.

De jongste gebeurtenissen in Indonesië op Ambon en Timor passen in hetzelfde kader. Er is alk voorspeld dat, na Ambon, de christenen op Java het volgende doelwit zullen zijn.

EU pas op

Legerbisschop dr. J. Punt heeft recent op de EuroDéfense conférentie in Den Haag gezegd dat een samenleving die idealen weet te formuleren met name door de jeugd vroeg of laat door druk van buiten uiteenvalt. Dat gebeurt omdat het antwoord ontbreekt op de vraag: waar sta ik voor, waar heb ik het hoogste offer voor over als dat van mij gevraagd wordt? met andere woorden: het zelfrespect voor de eigen normen en waarden, en van de christelijke wortels daarvan. Daardoor is ook het collectieve bewustzijn van weerbaarheid en de noodzaak tot zelfhandhaving in een vijandige wereld in grote delen van West-Europa geërodeerd. Wellicht zijn de intellectuele terreur van de politieke correctheid en het ontbreken van maîtres à penser (overal in Europa) verantwoordelijk voor dit creatieve onvermogen en vormen zij de de diepere verklaring voor het niet kunnen benoemen van de existentiële bestaansrisico’s en het te laat op gaan gekomen proces in de EU van een gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid. De islam is daarbij een belangrijk gegeven.

Uit het artikel van Jules van Rooyen, Katholiek Nieuwsblad, 5 mei 2000, blz. 14.

De auteur is lid van de CDA Buitenlandscommissie voor Veiligheid en Defensie en van de CDA-fractie Begeleidingscommissie voor Defensie.

Zie ook:

 


Ex-volgelingen van Sartre spreken zich uit  - 5 mei 2000

De franse marxist Sartre heeft met zijn boeken veel bijgedragen tot de ontkerstening van Europa. Nederlandse intellectuelen, die in de jaren 1960 volgelingen van Sartre waren, spreken zich uit.

Trouw, 5 mei 2000

 


Debat tussen Sloterdijk en Safranski  - 5 mei 2000

Twee Duitse filosofen hebben een debat gevoerd op 28 april in Amsterdam. Aan de ene kant Peter Sloterdijk,  die proclameert dat het humanisme heeft afgedaan, en aan de andere kant Rüdiger Safranski, die zich daartegen verzet, maar niet in staat is te weten wat goed is.

Lees: 

 

 


Religieuze mensen leven langer en gezonder - 2 mei 2000

TORONTO - Onderzoek van een medisch hoogleraar aan de Universiteit van Toronto wijst erop dat mensen die in een leven na dit leven geloven, langer en gezonder leven dan anderen. Dr. Chandrakant Shah, arts en hoogleraar 'public health sciences', stelt dat eenvijfde van alle sterfgevallen in Canada - zo'n 43.000 per jaar - toegeschreven kan worden aan "een gebrek aan spirituele overtuigingen". Shah stelt dat als Canadezen vaker religieuze samenkomsten bij zouden wonen, vaker zouden bidden of meer vertrouwen zouden hebben "in de machten van de hemelse Schepper", ze langer en gezonder zouden leven. "Spiritualiteit vermindert stress, bevordert een gezonde levensstijl en verhoogt sociale verbondenheid. Al deze zaken verbeteren de gezondheid en het welzijn van mensen, en worden in verband gebracht met een lager sterftecijfer", aldus de hoogleraar, die zichzelf omschrijft als "spiritueel, maar niet-religieus". 

Bevolkingsonderzoeken 
De arts bestudeerde een grote hoeveelheid gegevens uit nationale bevolkingsonderzoeken die in het midden van de jaren negentig zijn gehouden. Hij hanteerde drie ijkpunten om de spiritualiteit van de Canadezen te meten: wekelijks bijwonen van religieuze activiteiten, niveaus van "sociale verbondenheid" (of interpersoonlijke relaties) en niveaus van persoonlijke stress. Gewapend met informatie uit deze onderzoeken - waaronder het feit dat in 1997 slechts 59 procent van de Canadezen op regelmatige basis deelnam aan religieuze bijeenkomsten - gebruikte dr. Shah epidemiologische formules om te berekenen dat per jaar 43.000 sterfgevallen "potentieel toe te schrijven zijn aan lage niveaus van spiritualiteit". Het medische onderzoek voorspelt dat wanneer tachtig procent van de Canadezen wekelijks een religieuze samenkomst zou bijwonen, dit aantal zou zakken tot 23.000. Shah's onderzoek is het eerste in Canada dat een breed geaccepteerde hypothese ('spirituele mensen leven gezonder') toepast op medische statistieken in Canada. 

 Kerkweb, 2 mei 2000.

Zie ook :

 


Ger Groot over Kierkegaard en ontkerstening - 29 april 2000

(...) Je hoop te stellen op de uitverkiezing en zo vanuit het betrekkelijke van het mensenleven alle kaarten te zetten op iets dat even absoluut als onzeker was, had iets absurds. Dat gold niet alleen ten huize Kierkegaard; alle kerkelijke gemeenteleden wisten dat. Dat Gods wijsheid voor de wereld een dwaasheid was, werd hen – met de woorden van het evangelie – steevast voorgehouden. Maar die absurditeit had voor Kierkegaard nog iets extra aantrekkelijks. De sprong naar het geloof viel op geen enkele manier te beredeneren. Ze was volstrekt eigenzinnig, eenmalig en persoonlijk en dus op geen enkele manier vatbaar voor de dreiging van het 'algemene', die hij in de filosofie van Hegel zozeer bestreed. 'Waarheid is nu juist waarheid omdat ze individueel is', zou Kierkegaard later schrijven. 'Alleen het bijzondere heeft werkelijk betekenis. Wat algemeen ‘waar’ wil zijn, is onherroepelijk banaal.'

(...)

Bij Kierkegaard werd de dunne band tussen God en mens tot het uiterste opgerekt en na hem zou ze onherroepelijk knappen. Het ironische gevolg van Kierkegaards overspannen protestantisme is dat het tenslotte het atheïsme voorbereidt, met het moderne individu als resultaat. Zijn filosofie wordt in de twintigste eeuw de inspiratiebron van de meest populaire filosofie van een tijdsgewricht dat nu juist zoekt naar een antwoord op het verdwijnen van de godsdienst. Het zoekt dat antwoord in de menselijke existentie, die het voortaan zonder God zal moeten doen, maar waarvan de existentiële kenmerken al door Kierkegaard zijn uitgetekend.

Voor Kierkegaards existentialistische erfgenamen mag de levensvervulling dan niet meer in een sprong naar een religieuze bovenwereld gelegen zijn; zijn levenskeuze blijft even onnavolgbaar individueel. Zo zal de jonge Heidegger zijn studenten oproepen tot 'vastbeslotenheid' en antwoordt Sartre een leerling die niet weet wat hij doen moet: 'Vous êtes libre, choississez'. Maar niemand weet meer waartoe die vastbeslotenheid en die vrijheid eigenlijk moeten dienen. Ze zijn waarden in zichzelf geworden en daarmee ontheven geraakt van elke berekening en verantwoording.

Precies daardoor zijn ze in eminente mate persoonlijk, en juist dat geeft ze hun glans. Als het individu iets is dan is hij dat wanneer hij het meest spontaan en onherleidbaar zichzelf is. Daarin stemmen vroeg-twintigste-eeuwse decisionisten van links en rechts overeen met surrealisten van vóór en situationisten van na de Tweede Wereldoorlog, in hun – vaak ook voor henzelf – verborgen schatplichtigheid aan Kierkegaards ultraprotestantisme. En voor één keer vinden ze bijval in de brede kring des volks. Wie met een levensprobleem te kampen heeft, krijgt in de laatste decennia van de twintigste eeuw van vrienden, buren, talkshows en ingezonden-brievenrubrieken steevast de raad te luisteren naar wat het hart ingeeft en vooral niet te redeneren.

Wat bij Kierkegaard 'keuze' heette, heet in het existentialistisch taaleigen 'engagement' en ze leiden allebei aan hetzelfde euvel. Terwijl Kierkegaard zijn rechter Wilhelm laat vastlopen in een steriele keuze voor de keuze, weet Sartre – hoe overijverig hij zich ook politiek compromitteert – zijn keuze voor de individuele vrijheid nooit werkelijk te verbinden met verantwoordelijkheid voor de wereld. Daarin wreekt zich de protestantse erfenis, waarin het individu eenzaam staat tegenover God, beklemd door de grote vraag van zijn persoonlijke verlossing. Daar had de buitenwereld niet veel mee van doen. Het komt dan ook niet als een verrassing dat Kierkegaard in het drama van zijn eigen ziel een hele wereld met pseudoniemen kon bevolken, maar van de turbulenties in de echte wereld nauwelijks notie nam. Corsaren had geen ongelijk toen het blad hem in 1846 afbeeldde op een wolkje, eenzaam in zijn stralenkrans met de wereld als ornamentele omlijsting. Van wat zich daarin afspeelde (het revolutiejaar 1848 was in aantocht, de arbeidersbeweging roerde zich) nam de conservatieve burger Kierkegaard weinig notie.

Zijn terrein was het ik, zijn eigen Ik dat naar verlossing zocht, en in het verlengde daarvan het moderne 'ik', waarin de religieuze beklemmingen hebben plaatsgemaakt voor de neurotische beklemmingen van de hedendaagse Europeaan of Amerikaan. Dat egotisme was onvermijdelijk geworden sinds het individu uit de gemeenschap naar voren was getreden en het deze als massa tegenover zich vond. Dat valt Kierkegaard niet kwalijk te nemen. Hij registreerde wat hij als de doem van de moderniteit aan zichzelf ervoer. Zijn woorden zijn in hun religieuze obsessie nog niet echt hedendaags, maar hij beschreef wel het toneel waarop het drama zich zou afspelen en ontwierp de literaire middelen daarvoor.

In een cultuur waarin alles was komen te rusten op het individuele subject schreef hij boeken waarin het subject van de schrijver onzichtbaar en versplinterd raakte. In een van alledaagse religie doordrenkte burgerij maakte hij de sprong naar het goddelijke zo hachelijk dat ze tenslotte een keuze voor het absurde werd. En in een cultuur die zich als geen andere op haar redelijkheid beroept, hielp hij de triomf van de irrationaliteit en het sentiment voorbereiden. Wij zijn Kierkegaard, maar hij zou ons niet hebben herkend.

Uit het artikel "Schaduwschrijver" van Ger Groot, De Groene Amsterdammer, 29 april 2000.

 


Ad Verbrugge over ethiek en het faillissement van de samenleving -14 april 2000

Iedere samenleving krijgt het geweld dat bij haar past, vindt Ad Verbrugge, docent wijsgerige ethiek aan de Universiteit Leiden. Volgens hem zijn de recente gevallen van zinloos geweld nog maar het begin van een algehele geweldstoename.

Ad Verbrugge (33) sluit niet uit dat de komende Euro 2000 toneel zal zijn van massale knokpartijen. Allen een grondige verandering van onze levenswijze kan, meent hij, aan de toename van dit geweld een halt toeroepen. "Overheidscampagnes die alleen vragen om morele bewustwording zijn zinloos en mogelijk gevaarlijk. Dan wijzen we de 'anderen' aan als oorzaak van de problemen in onze samenleving. En we staan er niet bij stil dat de bron ligt in onze levenswijze, die zich in bepaalde gevallen kan uiten in zinloos geweld". Ook de politiek moet zich herbezinnen op de inrichting van onze samenleving. "Politici moeten een beeld hebben van de mens en zich de vraag stellen wat geluk eigenlijk is. Misschien is het wel nodig dat zij daarvoor hun oor te luisteren leggen bij filosofen en de wijsheid van de overgeleverde traditie, waartoe natuurlijk ook het christendom behoort."

(...) In zijn proefschrift, waarvan in het najaar de handelseditie  verschijnt, heeft hij getracht de filosofische vraag naar het goede weer in het centrum van de filosofie te brengen.
We krijgen nu de rekening gepresenteerd, stelt Verbrugge, van de individualisering die al een paar eeuwen geleden is ingezet en sinds de jaren zestig - het tijdsperk van de tegencultuur en de bloemenkinderen - in een stroomversnelling is gekomen. "In de jaren zestig begonnen we met een ogenschijnlijk onschuldig en idyllisch ideaal. Men meende dat de corrigerende dwang van gezin en maatschappij tot een minimum moest worden beperkt en het echte geluk van de mens zou liggen in de zelfontplooiing van zijn natuurlijke aanleg. maar dit mensbeeld getuigd van een uiterst naïeve levensopvatting, waarin te weinig wordt onderkend dat ook de mogelijkheid van het kwaad in die aanleg besloten ligt. We hebben ons vergist in wie we zijn."

Volgens Verbrugge is de logica van de individualisering in samenhang met de toename van geweld 'verbluffend simpel'. De commercialisering van behoeften en belangen speelt daarbij een niet te onderschatten rol: "We leven in een wereld, waarin we voortdurend op de eindeloosheid en mateloosheid van onze behoeften worden aangesproken. Dat is zichtbaar in de reclame, waarin de suggestie wordt gewekt dat je pas in de vervulling van je behoeften volledig jezelf bent."
Hij bestrijdt fel de opvatting van sommige sociologen dat er met onze moraal niets mis is. "Dan zien ze de logica niet. Als de behoeftebevrediging van het individu zo centraal staat, dan is de hem omringende wereld alleen maar van belang wanneer zij genot verschaft. Het recht en het belang van de medemens tellen dan vanzelf niet meer. Het vrije individu is uitgegroeid tot een calculerende burger die zijn eigen behoeftebevrediging voor alles stelt. De begrippen deugd en rechtvaardigheid hebben dan geen betekenis meer. Goed en kwaad maken hoogstens nog deel uit van politiek correct jargon."
Verbrugge denkt even na en vervolgt: "Het kwaadaardige gezicht van deze behoeftebevrediging komt nog pregnanter naar voren wanneer de roes van het zelfgevoel de overhand krijgt en ook het calculeren het individu te veel moeite kost. De zelfbeleving uit zich dan wellicht in drankmisbruik, verslavingen of geweld. Ja, bij uitstek als zinloos geweld, precies omdat er niet meer gecalculeerd wordt.

Het wordt hoog tijd dat we de problemen serieus aanpakken, zegt hij. "Ik geloof echter niet dat de problemen met een paar maatregelen te fiksen vallen, omdat de noodzakelijke veranderingen zo veel levensgebieden betreffen. We zouden ermee kunnen beginnen het denken over de gemeenschap weer leven in te blazen en begrippen als rechtvaardigheid, deugd en goed en kwaad een nieuwe inhoud te geven, zonder eenvoudigweg terug te keren naar vroeger. "
Het gezin en de opvoeding vindt Verbrugge de belangrijkste gebieden waar dergelijke waarden concreet gestalte kunnen krijgen. "Het gezin is de natuurlijke omgeving waarin zoiets als gemeenschapszin wordt bijgebracht. Als het goed is brengen de ouders deze sociale waarden over. Zijn de ouders evenwel afwezig en te zeer met zichzelf en met hun individuele welzijn bezig zijn, dan wordt het kind niet deze elementaire houding bijgebracht", aldus Verbrugge. Verbrugge geeft evenwel toe dat het niet eenvoudig is om tegen de stroom in te gaan. "De prijzen van de huizen in de Randstad zijn zo hoog, dat je bijna wel gedwongen bent om allebei te werken en de opvoeding van de kinderen aan derden over te laten."
Op de vraag welke stappen de overheid zou moeten doen, antwoordt Verbrugge: "Een verhoging van de kinderbijslag bijvoorbeeld is wenselijk." Ook houdt hij een vurig pleidooi voor meer investeringen in het onderwijs. "Mensen die nu voor de klas staan hebben maatschappelijk gezien een enorme verantwoordelijkheid. Dat mag ook wel in de hoogte van de salarissen worden uitgedrukt. Nu wordt de leraar gezien als een sukkel met een lager salaris en daarmee lagere status dan bijvoorbeeld managers."

Dit soort maatregelen moeten passen, vertelt Verbrugge, in een algehele herbezinning van uitgangspunten van de overheid. "Want in feite stimuleert de overheid nu de huidige tendens van individualisering en geweld door de heiligverklaring van de markt, terwijl er juist een halt moet worden toegeroepen aan de commercialisering, de dwang en de techniek van de vrije markt. Nu hebben het moderne socialisme en liberalisme zelfs een verstandshuwelijk gesloten, dat draait om de behoefte van het vrije individu. Ministers zijn daarin vooral managers. Maar het ontbreekt hun volledig aan een gefundeerd mensbeeld of een begrip van het goede leven. Ik heb soms de indruk dat iedere Jan Doedel minister kan worden. Een kwestie van netwerken en meer niet, zo lijkt het..."

Uit het artikel van Annette van der Elst, Katholiek Nieuwsblad, 14 april 2000, blz. 14.

Zie ook:

 


Lezing over theosofie, nieuw heidendom en extreem-rechts - 14 april 2000

In het kader van de internationale conferentie European Social Science History Conference, te Amsterdam zal  Herman de Tollenaere van de Stichting SIMPOS (Stichting Informatie over Maatschappelijke Problemen rond Occulte Stromingen) de volgende lezing houden:

"Religious aspects of extreme Right politics. From Theosophy to 'folkish Germanic' neo-paganism in twentieth century Europe and North America." 

Plaats: Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105 Amsterdam
Datum: Vrijdag 14 April 2000, 8.30:

 


Seminar over Antonio Rosmini en de encycliek Fides et Ratio - 8 april 2000

Op zaterdag 8 april speelt hij een belangrijke rol tijdens een specialisten-seminar over Antonio Rosmini en de encycliek Fides et Ratio. Dit seminar vindt van 10.00 - 16.00 uur plaats in het St.-Janscentrum te Den Bosch. Behalve voor de genodigde vakfilosofen en -theologen is er een klein aantal plaatsen beschikbaar voor geïnteresseerde gasten.
Informatie: prof.dr. Wil Derkse secretariaat Radboudstichting .

 


RD interview met Jacques van der Meer - 5 april 2000

Jacques van der Meer, woordvoerder van de St. Europese Apologetiek, werd geïnterviewd door K. van der Zwaag, van het Reformatorisch Dagblad. Dit is het eerste christelijke tijdschrift dat belangstelling toont voor de stichting.

TILBURG – „Als er geen absolute waarheid is, dan is er ook geen absolute moraal. We mogen de claim van een absolute waarheid niet uit de weg gaan. Mensen die zeggen dat alle geloven op een of andere wijze waar zijn, hebben er niets van begrepen.” Jacques van der Meer is woordvoerder van de Stichting Europese Apologetiek. Na twee jaar achter de schermen gewerkt te hebben, gaat de stichting haar organisatie nu uitbouwen. " 

(...)

Het hele artikel is hier te lezen op de site van het  Reformatorisch Dagblad,  5 april 2000, blz. 2.

 


Drogredenen over immigratie en culturele overleving - 25 maart 2000

(...)

Hoogstens durft Nederland, om stoom af te blazen, af en toe te debatteren over punten van ondergeschikt belang. Dan staan de kranten opeens vol over de wenselijkheid van onderwijs in allochtone talen en culturen en de vraag of dat in of buiten lestijd moet gebeuren, over de vraag of de politie een tulband op mag en over de vraag of immigranten met of zonder behoud van hun eigen identiteit moeten integreren. De heftigheid waarmee over deze punten wordt gepraat, verraadt dat daaronder een ander, veel moeilijker en emotioneler debat schuilgaat: dat over omvang en wenselijkheid van de immigratie. Alle andere discussies zijn slechts een afgeleide van deze ene vraag: hoeveel immigratie willen we?

Wie immigratie op de huidige grote schaal geen probleem vindt, zou zijn kinderen ook moeten sturen naar scholen met veel allochtone kinderen. In Amsterdam bijvoorbeeld, bedroeg het aandeel allochtone kinderen op de basisschool in 1998 57 procent. Een Amsterdammer die dat geen probleem vindt, moet zijn kind zonder dralen naar een school met 57 procent allochtone kinderen sturen. Tussen haakjes: het percentage allochtone basisschoolleerlingen per gemeente is te vinden op www.Trouw.nl.

Wie moeite heeft zijn kind naar een zwarte school te sturen, en dat geldt niet alleen voor autochtone maar ook voor allochtone ouders, moet consequent zijn en de conclusie trekken dat hij vindt dat de immigratie in zijn gemeente te omvangrijk is.

Die conclusie trekken mensen nu alleen impliciet, in hun daadwerkelijke gedrag, door hun kinderen naar witte scholen te sturen. Blijkens hun gedrag vinden veel mensen dat er te veel immigranten naar Nederland zijn gekomen. Dat gedrag is een antwoord op een vraag die in het publieke debat nooit is gesteld.

Hoe is het mogelijk dat een van de oudste democratieën van Europa als gevolg van immigratie een maatschappelijke omwenteling doormaakt zonder dat haar burgers hun mening daarover naar voren kunnen brengen? Het antwoord op die vraag moeten we zoeken in de reeks argumenten, kreten, oprispingen, dooddoeners, bezweringsformules en drogredenen, die sinds jaar en dag wordt gehanteerd om, zodra ergens een debat over de immigratie dreigt op te laaien, dat onmiddellijk te smoren. Een overzicht van dertig jaar debatdoders.

Winst voor allen: 'Het is een verrijking, de multiculturele samenleving'

Iedereen die contact heeft gehad met iemand uit een andere cultuur zal kunnen beamen dat je daar beiden soms scherper, bewuster en slimmer van wordt. Maar het dogma dat immigratie per definitie tot verrijking van de samenleving leidt werd vooral in de jaren tachtig een dooddoener waarmee opkomende twijfel over de immigratie de kop werd ingedrukt. Pas toen de verhoudingsgewijs hoge criminaliteit onder allochtonen niet langer te ontkennen viel, raakte dit argument wat in onbruik.

Berusting: 'We zijn nu eenmaal immigratieland'

De laatste jaren is het meer van realisme dan van idealisme getuigende argument in opkomst dat het beter is te berusten in de immigratie. Toch zijn er tal van met Nederland vergelijkbare landen waar ook in 2015 de meerderheid van de bevolking in de grote steden autochtoon zal zijn, terwijl in dat jaar in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht volgens het SCP autochtone Nederlanders waarschijnlijk in de minderheid zullen zijn. Kennelijk is er wel degelijk een alternatief voor de Nederlandse praktijk denkbaar. De uitspraak dat we ons moeten neerleggen bij het feit dat Nederland 'nu eenmaal' een immigratieland is, ontneemt burgers het recht om daar in een politiek debat over te beslissen.

Verdragsverplichtingen: 'We hebben nu eenmaal het vluchtelingenverdrag ondertekend'

Het immigratiedebat wordt soms gesmoord door te verwijzen naar internationale verdragen die Nederland getekend heeft. Het belangrijkste is het vluchtelingenverdrag uit 1951. Maar in een democratie kan ook besloten worden verdragen op te zeggen, proberen te wijzigen of op een andere manier toe te passen. Dat laatste is kennelijk mogelijk, want hoe is het anders te verklaren dat Nederland in de jaren 1995-1997 relatief ruim drie keer zoveel asielzoekers ontving als Groot-Brittannië en zelfs ruim zes keer zoveel als Frankrijk, terwijl die landen toch hetzelfde vluchtelingenverdrag hebben ondertekend?

Personificatie: 'Heb je dan wat tegen Karim?'

Als je de immigratie te omvangrijk vindt, wordt geconcludeerd dat je dus ook tegen elke hier al wonende immigrant persoonlijk bent. Dat argument klopt om twee redenen niet. Ten eerste zal in een rechtsstaat een debat over immigratie nooit kunnen leiden tot beperkende maatregelen ten aanzien van mensen die hier al legaal zijn geïmmigreerd en hun nageslacht, het debat moet beperkt blijven tot de omvang van de toekomstige immigratie. En ten tweede betekent de uitspraak 'er zijn hier te veel allochtonen' net zo min dat je elke individuele allochtoon onaardig vindt als de uitspraak 'er wonen in de randstad te veel mensen' betekent dat je elke individuele randstedeling onaardig vindt.

Verbod om op te tellen: 'Je weet niet eens het verschil tussen een asielzoeker en een Surinamer!'

De groep immigranten omvat zulke verschillende subgroepen dat huiver bestaat om op te tellen. Immigranten verschillen naar herkomst -Afghanistan of de Nederlandse Antillen- , naar reden van hun immigratie -economische of politieke vlucht, relatievorming met iemand die al in Nederland woont, verhuizing binnen het koninkrijk- en naar de grootte van het cultuurverschil met Nederland -een Nederlands sprekende Surinamer of een Somaliër. Toch is het onzin dat je niet over 'de immigratie' en 'de immigranten' of 'de allochtonen' zou mogen praten. Naast alle verschillen hebben zij namelijk ook iets gemeen: ze zorgen voor bevolkingsgroei, wat de bouw van huizen, scholen en wegen nodig maakt, en ze verschillen allen in mindere of meerdere mate van de huidige Nederlandse bevolking, wat onderlinge aanpassing tussen bevolkingsgroepen nodig maakt.

Opvallend is dat het verbod om op te tellen soms opeens verandert in een gebod om op te tellen. Dat mag echter alleen als je daarmee autochtone Nederlanders tot inschikkelijkheid kunt bewegen, als hun ingewreven moet worden dat ze in de minderheid raken. In het debat mag je dus wel zeggen: 'Over vijftien jaar bestaat in de vier grote steden een meerderheid van de bevolking uit allochtonen, het wordt tijd dat uw organisatie wat minder wit wordt' maar je mag niet zeggen: 'Over vijftien jaar bestaat in de vier grote steden een meerderheid van de bevolking uit allochtonen, veel hè'.

Economische noodzaak: 'We hebben de immigranten nodig om straks onze AOW te helpen betalen'

Immigranten zouden nodig zijn om, bij een in de toekomst vergrijzende autochtone bevolking, de economische basis in stand te houden. Maar dit argument om immigratie toe te juichen, valt niet te rijmen met de constatering dat zoveel allochtonen, voormalige immigranten dus en hun kinderen, van een uitkering leven. Van alle mensen die eind 1997 bijstand ontvingen, was ongeveer een derde niet-westers allochtoon, meldt het CBS, terwijl van alle niet-westers allochtone huishoudens in 1996 bijna veertig procent van een uitkering leefde, nog afgezien van AOW'ers. Economisch gezien zijn de immigranten en hun kinderen dus eerder een last dan een lust, die de kosten van de vergrijzing niet helpt dragen maar juist nog zwaarder maakt. Natuurlijk is het mogelijk om in de toekomst te proberen economisch sterkere immigranten naar Nederland te halen, die dan wel kunnen helpen de vergrijzing van de autochtone bevolking te financieren. Wie dat argument aanhangt, zou moeten bepleiten om, net als in de Engelstalige immigratielanden gebeurt, vooral de goedopgeleide ondernemende immigrant toe te laten. Alleen onder die voorwaarde klopt het argument dat immigratie zo goed is voor de economie. Maar door zieke, zwakke en oudere mensen te weigeren zou het immigratiebeleid zijn humane aanzien verliezen en alleen nog de economische groei dienen.

Geduld: 'Het komt vanzelf goed als de tijd verstrijkt'

Problemen als gevolg van immigratie nemen vanzelf af, zeker als de tweede of derde generatie kinderen van immigranten opgroeit.

Dit is lang niet altijd waar. Ten eerste zijn er ook onder derde-generatieallochtonen soms nog grote problemen. Ten tweede geeft de verhouding tussen autochtonen en zigeuners in Europa aan dat, als bevolkingsgroepen verstrikt raken in wederzijdse uitsluiting en onwil om samen te werken, dat eeuwen kan voortduren. Ten derde is de immigratie in Nederland nog steeds in volle gang en houden we, zelfs als immigratie alleen in de eerste generatie problemen zou veroorzaken, de handen vol zolang de immigratie voortgaat.

Kosmopolitisme: 'Ach ja, voor jullie is het natuurlijk nog erg wennen'

Inwoners van gebieden met veel immigratie zien die immigratie als bewijs van hun eigen kosmopolitisme, en beschouwen inwoners van gebieden met weinig immigranten als achtergebleven. Zo zie je overal in de westerse wereld mensen neerkijken op inwoners van gebieden met minder immigratie -Amerikanen op Europa, Noord-Europeanen op Zuid-Europa, Amsterdammers op de provincie. Op het moment dat in de dagelijkse praktijk blanke inwoners samenklonteren in witte wijken en hun kinderen naar witte scholen sturen, wordt die trots onoprecht.

Sociaal-economische, niet culturele verschillen tellen: 'Het ligt aan de huizen'

Als de overheid maar zorgt dat iedereen in goede, schimmelvrije, vrolijk opgeschilderde huizen woont, komt alles vanzelf goed.

Dit van oorsprong marxistische argument, dat culturele verschillen negeert en alles verklaart uit sociaal-economische ongerechtigheid, was vooral in de jaren zeventig en tachtig nog populair. Crimineel gedrag onder immigranten en hun nageslacht zou onder Nederlanders van vergelijkbare sociale klasse net zo veel voorkomen, dus er was geen allochtonenprobleem maar alleen de aloude sociale kwestie. Er bestaan hier talloze varianten op. Verwant is bijvoorbeeld het argument dat er alleen maar problemen zijn met allochtonen omdat ze niet allemaal een baan hebben. De redenering is onjuist: de criminaliteit onder immigranten en hun nageslacht is groter dan onder autochtonen die in vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden verkeren.

Verwijzing naar de holocaust: 'In de jaren dertig hebben we ook de grens gesloten voor joden die uit Duitsland wilden vluchten, en we weten wat er met hen gebeurd is'

De angst om, net als in de jaren dertig, vluchtelingen de toegang te weigeren om vervolgens toe te zien hoe zij slachtoffer worden van volkerenmoord, speelt terecht een grote rol in het huidige debat. Maar wie het huidige asielbeleid geheel wil afstemmen op de fouten van toen, loopt het gevaar blind te zijn voor de fouten die nu worden gemaakt. Want niet elke asielzoeker anno 2000 is vergelijkbaar met de Duitse joden uit de jaren dertig. Enkele belangrijke verschillen: de Duitse joden vroegen om hulp op een moment dat er verder nauwelijks immigratie was in Nederland; de Duitse joden kwamen uit een buurland en het was dus logisch dat zij hier om hulp vroegen; de Duitse joden waren cultureel verwant aan Nederlanders en integreerden op eigen kracht - Anne Frank schreef niet voor niets in het Nederlands; de Duitse joden waren politieke vluchtelingen en hadden geen enkel economisch motief om uit Duitsland weg te gaan; er is op dit moment nergens ter wereld iets aan de hand dat vergelijkbaar is met de holocaust, en tot slot: als Nederland in 1933 in zijn eentje álle 530.000 Duitse joden welkom had geheten, was hun percentage in de toenmalige bevolking nog altijd kleiner geweest dan dat van de nu aanwezige allochtonen in Nederland.

Angst voor sentiment: 'Je lijkt wel xenofoob!'

Elk debat over immigratie zal al snel raken aan angst voor het vreemde. Xenofobie is een sentiment dat terecht als tamelijk dom geldt. Allerlei andere eveneens van enige domheid getuigende sentimenten worden in het politieke debat echter wel toegelaten. Afgunst jegens economisch geslaagde mensen bij links, afkeer van economisch mislukte mensen bij rechts zijn twee voorbeelden van in het politieke debat zeer belangrijke sentimenten die wel worden verwoord. Zulk soort sentimenten hoort juist in het publieke debat mee te spelen, omdat ze daar, beter dan aan de borreltafel, getoetst en genuanceerd kunnen worden.

Verdachtmaking: 'Je lijkt op Haider'

De makkelijkste en meest gebruikte manier om elk debat over de immigratie in de kiem te smoren, is de verdachtmaking. Zeg dat iemand zich schuldig maakt aan taal die doet denken aan Le Pen of Haider, of noem hem 'rechts-populistisch' of meteen maar 'uiterst rechts' en je hoeft niet meer op zijn argumenten in te gaan.

Woordverboden: 'Dat woord wil ik hier niet horen'

Een beproefd recept om een maatschappelijk fenomeen onbesproken te laten is het besmet verklaren van alle woorden waarmee je dat fenomeen kunt benoemen. Zo moet een 'immigrant' volgens de politiek correcten eigenlijk 'migrant' heten, alsof hij elk moment weer kan emigreren. Je mag ook niet spreken van een 'immigratiestroom' omdat dat te massaal klinkt. En we verzinnen elke tien jaar een ander woord om immigranten en hun nakomelingen aan te duiden. Een mooi voorbeeld van een woordverbod is de recente opwinding over de term 'Überfremdung'. Temidden van de vele onderbouwde en daardoor overtuigende beschuldigingen jegens Jörg Haider, zoals dat hij het nazisme bagatelliseert als hij concentratiekampen 'werkkampen' noemt, werd ook gesuggereerd dat het een schande was dat zijn FPÖ bij gemeenteraadsverkiezingen in Wenen campagne had gevoerd tegen 'Überfremdung' van die stad. Dit werd door niemand toegelicht, alsof iedereen wel begrijpt dat die term verboden is. Waarom eigenlijk? Wat is er tegen om de mate waarin nieuwe burgers worden opgenomen in een democratie onderwerp van de verkiezingsstrijd te maken? Überfremdung: Van Dale geeft als een van de verklarende voorbeelden 'de angst van de bevolking voor het verlies van de eigen identiteit door een te groot aantal buitenlanders'. Zijn we misschien zo bang voor dat woord omdat 'Überfremdung' een heel rake typering is van wat er in de Nederlandse steden aan de hand is?

Universalisme: 'Je mag geen mensen uitsluiten'

Het is pijnlijk om een grens te trekken en mensen die die grens illegaal oversteken terug te sturen, zo blijkt in de praktijk. Immigranten, ook als ze geen erkend motief hebben dat tot een legale status leidt, hebben vaak heel menselijke en begrijpelijke beweegredenen om naar Nederland te komen. De vraag is immers met welk recht je een deel van de wereld voor jezelf mag opeisen. Zolang er echter geen wereldregering is die mondiale solidariteit kan afdwingen, komt het opheffen van grenzen neer op het invoeren van het recht van de sterkste. Alleen door een grens te trekken, is het immers mogelijk in een deel van de wereld een hoger sociaal minimum te garanderen dan elders, door de sterkeren daar te dwingen tot solidariteit met zwakkeren. Een grens trekken betekent concreet: onderscheid maken tussen wie wel en wie niet tot de Nederlandse democratie behoort, tussen de 16 miljoen Nederlanders en de overige zes miljard - en in 2050 waarschijnlijk bijna 9 miljard - wereldburgers.

Angst om te kwetsen: 'Een discussie over immigratie is kwetsend voor allochtonen die hier al wonen'

De vraag is of een Surinamer die hier al dertig jaar woont zich aangesproken moet voelen als debat ontstaat over de toekomstige toelating van Afghanen of Somaliërs. Toch is goed voor te stellen dat de vraag of de immigratie ons boven het hoofd groeit, door hier al wonende immigranten zal worden uitgelegd als teken dat ze eigenlijk niet welkom zijn. Maar dat is ook precies het probleem: uit het feitelijke gedrag van veel Nederlanders blijkt afkeer van immigranten. Het is nog kwetsender om het debat dan maar niet te voeren, de immigratie ongewijzigd door te laten gaan en alleen in feitelijk gedrag, door naar witte scholen te vluchten, die afkeer te tonen.

Verder is het belangrijk te zien dat immigratie, of er nu over gedebatteerd wordt of niet, onherroepelijk zowel bij oude als bij nieuwe burgers tot pijn leidt. Tegenover de pijn van allochtonen die zich afvragen of ze welkom zijn, staat de pijn van autochtonen die zich zien veranderen in een minderheid in de eigen buurt, die door allochtonen worden beledigd omdat ze homo zijn of lastiggevallen omdat ze vrouw zijn. Bovendien zijn ook discussies over de WAO, de mest of de wenselijkheid van het bestaan van huisvrouwen regelmatig kwetsend voor de betrokken mensen, maar dat is nog geen reden de Tweede Kamer te sluiten en debat hierover te verbieden.

Elke generalisatie is een vooroordeel: 'Het doet er niet toe of het een Turk was die schoot'

Een wel zeer effectieve rem op het debat is de jarenlang gehanteerde stelregel dat elke generalisatie een vooroordeel is. In werkelijkheid is alleen sprake van een vooroordeel als iemand, zonder zich open te stellen voor degene die hij ontmoet, zijn mening over die persoon al klaar heeft. Wie als autochtone Nederlander elke allochtoon bejegent als een vermoedelijke crimineel, is zonder meer bevooroordeeld. Maar dat betekent nog niet dat ook over groepen als geheel niets gezegd mag worden. Wie bijvoorbeeld concludeert dat de criminaliteit onder allochtonen aanzienlijk hoger is dan gemiddeld in Nederland, trekt een conclusie die op feiten gebaseerd is. En als met de immigratie ook nieuwe vormen van criminaliteit naar Nederland komen, zoals straatroof en eerwraak, is in die gevallen vermelding van de etnische achtergrond van een dader relevant.

De mening van de meerderheid is een vooroordeel, de mening van de minderheid is de moeite waard om gehoord te worden: 'Nederlanders zijn zo kil en zorgen zo slecht voor hun ouders'

Als een autochtone Nederlander praat over 'die Marokkanen die hun zoons niet in de hand hebben' geldt zo'n generalisatie als vooroordeel dat niet in een fatsoenlijk debat thuishoort. Als allochtonen praten over 'Nederlanders die zo kil zijn en zo slecht voor hun ouders zorgen' wordt dat als een interessante waarneming gezien die wel gemeld mag worden. Zo schreef de Volkskrant in januari uitgebreid over ideeën die verschillende allochtone geïnterviewden in Rotterdam-Delfshaven koesteren jegens andere etnische groepen, onder meer de autochtoon Nederlandse. Zegslieden uit alle etnische groepen mochten vertellen wat ze van de anderen vonden, maar er was één uitzondering: de autochtone Nederlanders figureerden slechts als lijdend voorwerp van andermans vooroordelen. Zij mochten níet zeggen wat ze van de anderen vonden.

(...)

Hoogste tijd dus om een fatsoenlijk immigratiedebat te gaan voeren, om te beginnen op de plaats waar het thuishoort: in de volksvertegenwoordiging. Voordat zo'n debat op gang kan komen, moet er eerst open en eerlijke informatie zijn. De Kamer zou van de regering een jaarlijks rapport kunnen eisen waarin precies wordt aangegeven hoeveel immigranten er het laatste jaar zijn bijgekomen, uit welke landen, op grond van welke reden. Ook zouden eerdere jaargangen immigranten kunnen worden gemonitord: hoeveel jaar duurt het voor zij werk vinden, hoe vaak halen zij op hun beurt een partner uit hun land van herkomst, hoe vaak slagen zij, hoe vaak falen zij, hoeveel criminaliteit komt er onder hen voor, hoe vergaat het hun kinderen?

En op grond van die gegevens moet vervolgens gesproken worden over de vraag wat de huidige inwoners van Nederland, allochtoon of autochtoon, vinden van de immigratie. Tot wat al dertig jaar taboe is, wordt dan uitdrukkelijk opgeroepen: het vormen van een mening over immigratie.

Daarbij moet het mogelijk zijn te pleiten voor minder immigratie in de toekomst. Maar wie daarvoor pleit zal wel worden uitgedaagd aan te geven hoe dat dan moet: moeten we vluchtelingen nog vaker afwijzen, het moeilijker maken om een buitenlandse partner hierheen te halen, illegalen vaker uitzetten? En wie in dat immigratiedebat pleit voor evenveel of meer immigratie moet wel bereid zijn aan te geven welke nu nog onbebouwde gebieden worden bebouwd om in de extra woningbehoefte te voorzien, met hoeveel procent de mobiliteit extra mag stijgen en welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat onder nieuwe immigranten net als in het verleden meer criminaliteit ontstaat dan gemiddeld in Nederland.

Alleen op die manier komen we van de hypocrisie af dat autochtonen, sympathie veinzend, praten over 'gekleurde medelanders' om vervolgens in hun gedrag afzondering van die zogenaamd zo welkome medelanders te bewerkstelligen. Deze hypocrisie verraadt dat er op dit moment voor een verdere omvangrijke immigratie geen draagvlak meer is.

Niet uitgesloten moet worden dat een open debat op grond van eerlijke informatie over omvang en aard van de immigratie meer draagvlak oplevert voor het samenleven met immigranten dan de bezweringsformules van de afgelopen dertig jaar. Niet uitgesloten moet worden dat zo'n open debat zelfs leidt tot de conclusie dat het huidige immigratiebeleid zo slecht nog niet is, of juist ruimhartiger moet. Maar zo'n keuze voor het huidige of voor een ruimhartiger immigratiebeleid is alleen geloofwaardig als het de uitkomst is van een debat waarin ook het tegendeel beweerd mag worden.

Uit het artikel van Gerbert van Loenen, 'Hoeveel immigratie willen we?', Trouw, 25 maart 2000

Zie ook:

 


Prof. Rutten hekelt marxisme en bevrijdingstheologie - 24 maart 2000

(...)

"Het vrijzinnig katholicisme heeft in de afgelopen drie decennia de overhand gekregen in de meeste kerkelijke en maatschappelijke organisaties van signatuur. Dat geldt voor de meeste parochies, voor bijna alle scholen, voor radio en televisie en voor de politiek." Kritische woorden over dit thema zullen niet vaak klinken in de aula van de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Maar maandag 20 maart klonken ze toch en nog wel voor een gehoor dat zich niet dagelijks met dit soort onderwerpen bezighoudt.

Professor F. W. Rutten nam afscheid als toonaangevend beleidseconoom. Eurocommissaris Frits Bolkestein, minister van Financiën Gerrit Zalm en president Wellink van de Nederlandse Bank, die als dagvoorzitter optrad, brachten daar hulde aan de man die als een van de vaders van het succesvolle Nederlandse economisch beleid wordt beschouwd. Rutten was 33 jaar hoogleraar aan de Rotterdamse universiteit, maar ook tot 1990 secretaris_generaal op het ministerie van Economische Zaken (EZ). Bovendien was hij tot 1993 voorzitter van de WRR, de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid.

(...) Ook oud-staatssecretaris van EZ, Yvonne van Rooy, hield een toespraak. Als dank mocht zij horen hoe prof. Rutten in zijn afscheidscollege pleitte voor de opheffing van haar partij, het CDA. Deze partij zou zich anders schuldig maken aan "misbruik van de culture nostalgie van bejaarde kiezers."

Schillebeeckx

Rutten hekelde de ideeën van de econoom Goudzwaard en zijn dirigistische 'economie van het genoeg'. Zelf staat hij een combinatie voor van "hoge welvaart met een goed milieubeheer". Dat bleek de onverwachte inleiding voor een aanval op de moderne theologie. "Druiloren, zoals, Goudzwaard, zijn ook veel te vinden onder dominees, priesters en bisschoppen", aldus Rutten. "De bisschop van Rotterdam heeft er onlangs op een prestigieuze bijeenkomst in het Vaticaan voor gepleit dat we afzien van tweede auto's, exotische vliegvakanties en andere hedendaagse welvaartsartikelen. Hij gaat uit van een marxistische visie, waarin de materiële onderbouw de geestelijke bovenbouw bepaalt. De massale geloofsafval onder katholieke Nederlanders (...) is volgens bisschop Van Luyn vooral toe te schrijven de groei van de materiële welvaart." Aan dat laatste had Rutten juist zijn leven gewijd. "Ik dacht naar eer en geweten nuttig bezig te zijn, maar neen hoor, volgens de bisschop hier ter plaatse heb ik in feite gewerkt aan deondermijning van het geloof van mijn kinderen en kleinkinderen." Volgens Rutten ontleent mgr. van Luyn dergelijke ideeën aan Schillebeeckx. "De Rotterdamse bisschop stond daar onlangs te applaudisseren toen een leerstoel naar Schillebeeckx vernoemd." Het zijn vrijzinnige ideeën als die van de Nijmeegse theoloog en niet de welvaart die de ineenstorting van de Nederlandse kerk hebben veroorzaakt, aldus Rutten. "Geestelijken mogen hun falen niet afschuiven op de welvaart. Het wegwerken van de materiële armoede werkt bevrijdend, zij het dat de geestelijke armoede daarmee niet is weggewerkt."

Optimist

Als het gaat over het katholiek onderwijs, neemt prof. Rutten het op voor zijn kleinkinderen ("Ik ben de gelukkigste grootvader ter wereld"). Zij worden - als alle Nederlandse kinderen - op slechts in naam katholieke scholen" met een vrijzinnig surrogaat afgescheept". "Priesters en kerkbestuurders die aan hun kinderen het geloof onthouden, brengen Christus blijkens de evangelies tot het toppunt van heilige verontwaardiging. Deze vorm van kwaad moet als zodanig worden onderkend en mag in niet verdoezeld worden."

Overigens toont prof. Putten zich voor de verder gelegen toekomst een optimist." Hij verwacht dat de leken de Nederlandse Kerk zullen reden. (...)"

Gedeelten uit het artikel van Henk Rijkers, Katholiek Nieuwsblad, 24 maart 2000, blz. 13.

Zie ook het artikel : Rutten hekelt 'druiloren' onder de bisschoppen (Trouw, 22 maart 2000)

 


Schuld voor multiculurele drama ligt bij 'links' - 10 maart 2000

"De vreedzame multiculturele samenleving bestaat niet, nergens ter wereld", zei de politicoloog Francis Fukuyama vorig jaar in Amsterdam. Toch is deze hersenschim lange tijd een Nederlands stokpaardje geweest. Zou het toeval zijn dat met het aantreden van de Oostenrijkse rechts-populist Jorg Haider in Nederland een nieuw debat over het minderhedenbeleid is ontbrand?

Enkele jaren geleden was het Bolkestein, nu is het een linkse intellectueel die de kat de bel aanbindt. In een groot stuk in NRC Handelsblad wijst Paul Scheffer op de reusachtige integratieproblemen die op de samenleving afkomen. Volgens voorzichtige schattingen telt Nederland anderhalf miljoen allochtonen. Hun kinderen hebben gemiddeld een aanzienlijke achterstand in ontwikkeling, vooral waar het de taal betreft. Dat sluit hen uit van de betere banen. Werkloosheid, armoede en criminaliteit lopen bij hen steeds hoger op. Voor 2015 wordt voorspeld dat twaalf procent van de bevolking (zo'n twee miljoen burgers) allochtoon zal zijn. Daarvan is veertig procent via een asielprocedure binnengekomen. De helft van de bevolking in de grote steden zal niet van Nederlandse afkomst zijn. Het is duidelijk dat we met open ogen hebben ingetekend op immense en niet meer te ontlopen problemen. En nu stelt Paul Scheffer de vraag: "Hoe heeft het zo ver kunnen komen?"

Wie gezien heeft hoe misselijk de zogenaamd fatsoenlijke politici in het verleden met Janmaat, de - hoe dan ook - democratisch gekozen volksvertegenwoordiger van de Centrumpartij omsprongen of hoe de journalistiek (Netwerkpresentator Fons de Poel) hem straffeloos mocht treiteren na zijn verkiezingsnederlaag, die weet het antwoord. Het aan de orde stellen van de minderhedenproblematiek gold in Nederland als uitermate ongepast. Dat was democratisch niet zuiver op de graat. De problemen zelf trokken zich daar natuurlijk niets van aan. Die groeiden gewoon door, niet gehinderd door enig doeltreffend beleid.

Er lijkt nu, zij het veel te laat, een keer in te komen. In het programma Buitenhof werd zondag de journalist Schoo aangevallen door Paul Kalma van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Schoo stelde tot voor kort de genoemde problemen in Elseviers Weekblad met enige regelmaat aan de orde. Kalma deed hem het gebruikelijke linkse verwijt van goedkope demagogie op kosten van de allochtonen. Schoo repliceerde met de stelling dat 'links' de marges van het speelveld bepaalt waarin het zelf een van de spelers is. Inderdaad is het links de afgelopen kwart eeuw gelukt om een gezonde en open discussie over een reeks van onderwerpen ideologisch te saboteren door bepaalde standpunten buiten de democratische orde te verklaren. Op het punt van het minderheden gaat de wal nu het schip keren. Voor de politiek is dat een smadelijke nederlaag, waaraan zij zelf alle schuld heeft.

Column van Henk Rijkers, 'Smadelijke nederlaag', Katholiek Nieuwsblad, 10 maart 2000,

 

Zie ook:

 


Astronomen werpen verrassend licht op uniciteit aarde - 6 maart 2000

WASHINGTON - Een boek van twee Amerikaanse astronomen heeft voor grote opschudding gezorgd. Niet alleen omdat het de gangbare opvatting ondermijnt dat het universum zou krioelen van intelligent leven, maar ook omdat het boek het geloof in een Goddelijk ontwerp sterke argumenten in handen geeft. (...)

Het hele artikel is te vinden op Kerkweb, 6 maart 2000.

 


Ned. moreel beleid leidt tot extreme criminaliteit - 4 maart 2000

 

Nederland doet 't heel slecht in geweldsonderzoek

 

Misdaad in Nederland omvangrijk

De criminaliteit in Nederland is omvangrijker dan in andere westerse landen. In de steden komt veel geweldpleging voor, er worden veel moorden gepleegd in Amsterdam en Rotterdam en financiële criminaliteit is wijdverbreid. Het aantal lichte misdrijven tegen burgers en bedrijven is extreem hoog, ook als fietsendiefstal niet wordt meegerekend

Het ministerie van Justitie heeft een aantal Nederlandse en internationale onderzoeken naar criminaliteit uit de tweede helft van de jaren negentig met elkaar vergeleken. Nederland komt er matig vanaf. Dat komt doordat de groeiende internationale handel veel criminaliteit met zich meebrengt, Nederland in rap tempo verstedelijkt en burgers en bedrijven zelf weinig doen tegen criminaliteit.

De criminaliteit moet dan ook feller worden bestreden, vindt minister Korthals van Justitie. Anders dreigt Nederland zijn goede internationale concurrentiepositie te verliezen. In internationale economische rapporten wordt het hoge criminaliteitscijfer al genoemd als negatieve vestigingsfactor voor bedrijven.

(...)

Nederland is koploper op het gebied van lichte misdrijven als vandalisme. In landen als Frankrijk, Engeland, Duitsland en ook de Verenigde Staten liggen de cijfers lager, ook als de fietsendiefstal niet wordt meegerekend. Belangrijke oorzaken zijn het geringe aantal private beveilingsmensen, een geringere aandacht voor preventieve maatregelen zoals het gebruik van alarminstallaties en het veel lagere aantal agenten en officieren van justitie.

De hoge economische groei blijkt de misdaad te bevorderen. Nederland is een belangrijk kruispunt van internationale stromen van goederen, diensten en financiële transacties. Dat trekt ook veel illegale handel aan. Het rapport spreekt bijvoorbeeld van 'een overvloedige aanvoer van drugs'. Momenteel loopt er een omvangrijk onderzoek naar de gevolgen voor de criminaliteit van de steeds sterker wordende positie van Nederland als distributieland voor de internationale markten.

In de steden is sprake van veel geweld, ook met dodelijke afloop. In Londen vinden 2,2 moorden per jaar plaats per 100 duizend inwoners. Rotterdam steekt daar al bovenuit met 5 en Amsterdam met 7,9 moorden.

De grote drugsaanvoer heeft veel invloed op andere criminele activiteiten als witwassen en moorden. De meeste liquidaties komen op rekening van niet-Nederlanders en betreffen ook niet-Nederlanders. Het gaat veelal om afrekeningen onder criminelen.

Gezien de omvang van de criminaliteit is het aantal agenten en officieren van justitie volgens het onderzoek gering. Dat is opvallend, omdat Nederland gemiddeld ongeveer evenveel geld uittrekt voor politie als andere westerse landen. Korthals laat onderzoeken waarom bijvoorbeeld in Duitsland de politie goedkoper en effectiever is.

Korthals zegt dat hij inmiddels veel doet aan bestrijding van geweld op straat en financiële criminaliteit, maar een nog krachtiger aanpak is volgens hem wel gewenst. Korthals' onderzoek verschijnt niet helemaal toevallig op dit moment. Eind maart spreekt het kabinet over de besteding van de miljardenmeevallers. Korthals heeft een wensenlijst van honderden miljoenen guldens.

'Misdaad in Nederland omvangrijk', Volkskrant, 4 maart 2000

 

 

Hoog aantal moorden in grootste steden

DEN HAAG – In vergelijking met andere grote steden in westerse landen worden in Amsterdam en Rotterdam relatief veel moorden gepleegd. Met 7,9 moorden per 100.000 inwoners komt onze hoofdstad direct na de Amerikaanse stad New York. Rotterdam volgt meteen na Amsterdam.

Het Parijse moordcijfer ligt op 3,3 moorden per 100.000 inwoners en in Londen worden gemiddeld 2,2 moorden per 100.000 inwoners per jaar gepleegd.

Dat staat in een vergelijkend onderzoek naar criminaliteit in negen welvarende, westerse landen dat is uitgevoerd op verzoek van minister Korthals van Justitie. De resultaten heeft de bewindsman gisteren naar de Tweede Kamer gestuurd. Korthals liet het onderzoek uitvoeren om te kijken op welke punten de Nederlandse justitie haar werkwijze kan verbeteren.

Het hoge aantal moorden in de grote steden is opvallend. Een van de onderzoekers, Van Dijk, zegt daarover in de Justitiekrant van het ministerie: „De hoge moordcijfers in Amsterdam zijn voor een deel drugsgerelateerde afrekeningen, door niet-Nederlanders op niet-Nederlanders. Nederland speelt een grote rol in de internationale handel. Hierdoor is ons land kwetsbaar voor grensoverschrijdende criminaliteit, zoals handel in drugs. Dit betekent dat de handelaars zich hier ook ophouden, met alle negatieve gevolgen van dien.”

(...)

Corruptie
Op het punt van de zogenaamde minder zware criminaliteit (vandalisme, zakkenrollen en autokraken) scoort ons land uitzonderlijk hoog, zelfs als daar de fietsendiefstallen niet bij worden gerekend. Ook is er relatief veel financieel-economische criminaliteit. Dat heeft te maken met de internationale drugshandel. Er hebben veel witwaspraktijken plaats. Veel gegevens daarover zijn niet voorhanden.

Nederland onderscheidt zich in positieve zin door een geringe mate van corruptie in de publieke sector. Een ander opmerkelijk resultaat van het onderzoek is dat de Duitse politie goedkoper is dan de Nederlandse en ook nog effectiever werkt.

In guldens per gepleegd misdrijf geeft ons land het minst uit aan politie. Burgers en bedrijven doen relatief weinig aan beveiliging en schakelen ook weinig particuliere beveiligingsbeambten in. Verder is de prijs van harddrugs laag, het aantal kilo's dat in beslag wordt genomen erg hoog en het aantal verslaafden gemiddeld.

Conclusie
Minister Korthals van Justitie vindt op grond van het onderzoek dat ons land de criminaliteit nog krachtiger moet aanpakken. Hij tekent erbij aan dat Nederlanders op dit punt erg veel van de overheid verwachten. Burgers en bedrijven in andere landen doen veel meer aan preventie. Korthals sluit niet uit dat er nog meer geld naar de politie moet.

Reformatorisch Dagblad. 4 maart. 2000, blz. 1.

Zie ook:

 


NRC Interview met Gedressac - 11 februari

In het NRC Handelsblad  van vrijdag 11 feb., blz. 2, verscheen het artikel "De murmelende extase van de tongentaal", waarbij twee mensen werden mensen geïnterviewd: de voorganger van een pinkstergemeente (Klaas van Balen) en Bruno Gedressac van de St. Europese Apologetiek.

Het artikel gaat over het verschijnsel waarbij mensen uit pinkstergemeenten onverstaanbare geluiden uiten, wat "tongentaal" of "glossolalie" genoemd wordt. Het is een uitgebalanceerd artikel, waarbij zowel van Balen (die meent dat het zou gaan om communicatie met de Heilige Geest, en dat het volgens de Bijbel om geestelijke groei gaat) en Gedressac (die meent dat het meestal psychisch is, en ook verkeerd is voor christenen om te praktiseren.) De journalist, Guus Valk, heeft zich goed verdiept in dit ingewikkelde onderwerp. Interessant is dat er een paragraaf gewijd wordt aan de St. Europese Apologetiek, waarbij onze stellingname over wetenschap, verstand en christendom wordt uitgelegd.

Journalisten veranderen vaak wat gezegd wordt, om het interview leesbaarder te maken, vooral wanneer het gaat om een telefonisch interview, zoals het hier het geval was. Bruno Gedressac wil hieronder enkele uitspraken corrigeren, die niet helemaal juist zijn.

 


Pim Fortuyn en F. Bolkenstein over de toekomst van Nederland - 11 februari

(...)

Ondertussen weten we er al wel een hoop van, aan onderzoeksresultaten geen gebrek. We weten dat over tien jaar de 24 grootste steden van Nederland voor de helft of meer zullen bestaan uit bewoners van buitenlandse herkomst, waarvan een flink deel zal behoren tot moeilijk te integreren groepen. Dat is voornamelijk een cultuurprobleem. Het gaat dan met name om mensen afkomstig uit culturen die moeite hebben met de westerse moderniteit en daar maar al te vaak zelfs vijandig tegenover staan.

De vraag die we ons nu moeten stellen is of we deze problematiek aankunnen en zo ja of we dan bereid zijn om daar veel in te investeren, men moet dan denken aan een soort deltaplan. Zo nee, dan zullen we ons moeten afvragen hoe de toestroom in te dammen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat in dat geval het werk naar de mensen komt, in plaats van omgekeerd.
Wezenlijk politieke vragen, die slechts beantwoord kunnen worden in een open politiek en maatschappelijk debat.

Dat debat kan slechts open zijn indien daar niet onmiddellijk de fundamentalistische meetlat van racisme en vreemdelingenhaat naast wordt gelegd. Onze politici zijn nog teveel bezig met de vorige oorlog in plaats van zich in te zetten om een nieuwe oorlog te voorkomen, hetzij in de letterlijk vorm van het woord, hetzij in de vorm van toenemende maatschappelijke en culturele ontwrichting. Wat dat betreft is het vijf voor twaalf.
Naar ik hoop brengt ons alle gedoe rond Oostenrijk ons dit noodzakelijke open debat.

Uit de column van Pim Fortuyn, EU immigratiegebied?, Elsevier, 11 februari

 

Of, met de sterke en satirische woorden van Eurocommissaris F. Bolkenstein:

"AMSTERDAM - Eurocommissaris Frits Bolkestein ziet het helemaal voor zich: nog een jaar of dertig en moslims en de islam bepalen het culturele leven in Amsterdam. (...)
Bolkestein sprak duidelijke taal over 'de podiumkunsten in de 21ste eeuw': in 2030 zullen meerdere culturele instellingen zijn afgebroken om plaats te maken voor islamitische religieuze centra, heet de burgemeester Al Hadj Ben Moesa en zal de heerser van het oliestaatje Dubai een grote rol spelen bij het financieren van het culturele leven in Amsterdam. "
(uit: Bolkestein weer bang voor islam)

Zie ook:

 


Verslag van het debat over de rol van geloof in de wetenschap - 3 februari 

Het is donderdagavond 3 februari. Rond 19.45 begint de filosofieavond in Café Hofmans in Utrecht. Een deftig café in het hartje van Utrecht, wat elke eerste donderdag van de maand omgetoverd wordt tot filosofisch cafe. Er zijn bijna honderd mensen op deze avond afgekomen. Er staan verschillende onderdelen op het programma, maar het belangrijkste is toch wel het aangekondigde debat: Herman Philipse, hoogleraar filosofie in Leiden en bekend atheïst, zal opnemen tegen René van Woudenberg, christen filosoof aan de VU, over de vraag of geloof een rol speelt in de wetenschap.

Beide heren zitten op het podium en gaan met elkaar de discussie aan. Van Woudenberg mag beginnen en probeert het thema goed af te bakenen over de vraag wat voor soort kennisbronnen we hebben, en wat voor soort kennisbron de wetenschap dan is. De schaakklok tikt terwijl Van Woudenberg praat, tot Philipse de klok indrukt en de tijd afpakt. Philipse lijkt zich in het geheel niet te druk maken om het bovenstaande thema, en opent direct met zijn bekende projectie argument tegen de religie. Zijn stelling is dat elk religieus gedrag verklaard moet worden, en de projectietheorie van Freud is de meest simpele verklaring, dus daarom is het atheïsme waar. Hij legt de bewijslast in het vervolg bij Van Woudenberg neer. Verklaar maar eens hoe dat zit met al die godsdiensten?

Philipse is gehaaid, snel in zijn opmerkingen, zit er ontspannen bij en weet hoe hij het publiek kan boeien. Van Woudenberg heeft iets meer tijd nodig, gebruikt minder retorische zetten om het publiek aan zijn kant te krijgen, maar antwoord daarentegen niet onverdienstelijk. Het debat gaat na drie minuten helemaal niet meer over het bovenstaande thema, maar gaat een eigen leven leiden. Philipse probeert van Woudenberg te dwingen om argumenten te geven voor de waarheid van zijn christelijk geloof.

Na een half uur over en weer gekibbel wordt er gestemd. Wie heeft er gewonnen? Het valt op dat veel mensen hun hand opsteken bij "geen mening". Er mogen vragen gesteld worden: "Waarom is uw atheisme niet met de projectie theorie te verklaren?" vraagt iemand aan Philipse. Philipse ontwijkt de vraag. Een meisje vraagt, of van Woudenberg zijn geloof zou opgeven als het weerlegd zou worden. Van Woudenberg antwoord dat hij niet zou weten hoe het christelijk geloof weerlegd moet worden. "Maar als het zou kunnen?" "Ik hoop het natuurlijk niet" antwoord hij.

Het debat was nauwelijks een debat te noemen. Een half uur zonder een goed afgebakend thema, een Philipse die verwacht dat van Woudenberg even in een paar minuten het christelijk geloof kan bewijzen en het vervolgens zelf nalaat om ook maar één goed argument voor de waarheid van zijn atheïsme te geven.
We wachten op een echt debat.

Copyright © 2000 Stichting Europese Apologetiek\

 

 


Paul Schaeffer over de multiculturele utopie - 29 jan. 2000

(...)

Waar het vooral om gaat, is dat de scheiding van staat en kerk niet werkelijk is aanvaard in islamitische kring. Af en toe wordt iets zichtbaar van wat door imams wordt gepreekt en hoort men voorbeelden van haatdragenheid tegenover de samenleving waarvan ze geacht worden deel te zijn. Zo kon in de tijd dat Ed Van Thijn burgemeester van Amsterdam was, de opvatting worden vernomen dat moslims zich niet zouden hoeven te houden aan de wetten van een stad die door een joodse burgemeester werd bestuurd. 

Het verschil kan ook anders worden omschreven. De islamitische wet verbindt aan afvalligheid rechtsgevolgen die in ons land onaanvaardbaar zijn: zoals ontbinding van huwelijk, ontzegging uit de ouderlijke macht en verval van erfrechtaanspraken. Of die wetten nu worden nageleefd of niet, vooral in de gezinscultuur kan een aanmerkelijke afstand worden vastgesteld tussen de gangbare omgangsvormen in Nederland en het normbesef binnen de islamitische gemeenschappen. Men leeft nu goeddeels langs elkaar heen en kijkt veel de andere kant op, maar er zijn culturele verschillen die niet vatbaar zijn voor plooien, schikken en afkopen. 

(...)

Deze woorden vatten samen wat men vaker in Marokkaanse of Turkse of Antilliaanse kring kan horen. Sommigen maken zich ongerust over de wrok en afkeer die ze in de eigen `gemeenschap' bespeuren jegens de Nederlandse samenleving. Tal van deze `slachtoffers' maken namelijk een snelle carrière als dader, wat ook bedreigend is voor de minderheden in Nederland. De angst voor Marokkaanse jongeren is in een stad als Amsterdam inmiddels spreekwoordelijk. 

En zo stort het kaartenhuis van de multiculturele samenleving ineen. Alle onuitgesproken verwachtingen, als zou integratie vooral een kwestie van tijd zijn, worden niet bewaarheid. Onder de oppervlakte van het openbare leven drijft een zee van verhalen over de botsing van culturen, die niet of nauwelijks worden gehoord. We leven nu al met de migranten van de derde generatie en de problemen zijn alleen maar groter geworden. Of succesvolle migranten de gehoopte voortrekkersrol spelen is onzeker, want doorgaans weten ze niet hoe snel ze zich moeten losmaken van hun veronderstelde `achterban'.

Het is geen teken van openheid aan zulke waarnemingen voorbij te gaan met een ontspannen pleidooi voor de multiculturele samenleving. Al die apologeten van de diversiteit zijn niet geïnteresseerd in wat zich in de grote steden van Nederland afspeelt. De overgang naar een anonieme stadssamenleving - waar men de wetten niet zo nauw neemt en liever onderhandelt dan straft - is te groot gebleken voor veel migranten. In een tijd die door omvangrijke immigratie wordt getekend, kunnen de vrijheden in Nederland niet met oude middelen worden bestendigd. 

De cultuur van het gedogen, die nu op haar grenzen stuit, gaat hand in hand met een zelfbeeld dat onwaarachtig is. Nodig is een afscheid van de kosmopolitische illusie waarin velen zich wentelen. De wegwerpende manier waarop in Nederland is omgesprongen met nationaal besef werkt namelijk niet uitnodigend. We slaan onszelf op de nationale borst omdat we denken er geen te hebben. Die grenzeloze houding van Nederlanders draagt niet bij tot integratie, omdat daar achter maar al te vaak een afstandelijke en achteloze samenleving schuilgaat. 

Nu heerst teveel het postmoderne geschiedenisbeeld waarin elk `wij' onmiddellijk verdacht is. De literatuurwetenschapper Douwe Fokkema schrijft in deze trant: ,,Het is onmogelijk om te zeggen dat `wij' om Kaap de Goede Hoop naar de Oost zijn gevaren of op Nova Zembla hebben overwinterd. Dat waren `wij' niet. Die mensen spraken onze taal niet en volgden andere conventies.'' (NRC Handelsblad, 15 juni 1996). Tollens met zijn romantische verbeelding van de overwintering op Nova Zembla, waarom zouden we ons nog interesseren voor zulke exotische stemmen? Zo wordt elk `wij' onmogelijk, zijn er geen levende tradities meer en kan over het land van herkomst geen verhaal meer worden verteld. 

Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt. We zeggen te weinig over onze grenzen, koesteren geen verhouding tegenover het eigen verleden en bejegenen de taal op een nonchalante manier. Een samenleving die zichzelf verloochent heeft nieuwkomers niets te bieden. Een meerderheid die ontkent meerderheid te zijn, heeft geen oog voor de `hardhandigheid' van integratie, die ook altijd verlies van eigen tradities betekent. En wie niet begrijpt wat er wordt genomen, die heeft ook weinig te geven. 

(...)

Uit het artikel van Paul Scheffer 'Het multiculturele drama'  (offsite, bij het NRC Handelsblad)

 

Zie ook:

 


Archeologisch bewijs over echte berg Sinaï - 24 januari

(...)
Op basis van opgravingen constateert de aan de Universiteit van Lecce in Italië verbonden archeoloog echter dat Har Karkon de enige echte bijbelse berg Sinaï is.  
(...)
Anati: "Er waren ongewone schilderingen. Afbeeldingen van berggeiten en mannen die aan het bidden waren. Ze aanbaden niet een beeld of de maan of de zon, maar een teken zonder een beeld: een simpele lijn, een niet afgebeeld wezen; dit was het eerste waar ik van onder de indruk raakte." Zijn team vond tevens een grote hoeveelheid religieuze rotstekeningen van bijbelse taferelen, waaronder de stenen tafelen met daarop de Tien Geboden.
Aan de voet van de berg trof Anati opgerichte stenen en een altaar aan, zoals die in Exodus 24:4 worden beschreven. De laatste vondst die Anati deed, was een grafheuvel met een altaar ter ere van de maangod Sin. In de Mesopotamische cultuur, die 3000 jaar voor Christus gedateerd wordt, werd deze Babylonische godheid aanbeden. De naam 'Har Sinaï' betekent volgens Anati 'de berg van Sin'. "Daarom is de berg Har Karkon de echte berg Sinaï. Een berg die duizend jaar voordat Mozes er kwam al heilig was voor de Mesopotamiërs." 

Het hele artikel is te vinden op Kerkbweb, 24 jan. 2000.

 


Verslag van het symposium over ethiek t.a.v. 'zinloos geweld' - 24 januari

Vier leden van onze stichting waren aanwezig. Eén van de doelen van het symposium was het analyseren van de negatieve ontwikkelingen in de Nederlandse maatschappij (verdwijnende besef voor morele verantwoordelijkheid en zelfs de schaamteloosheid van daders van moord, enz.). Betoogd werd dat de liberale moraal onvoldoende is en aangevuld moet worden door de rijke erfenissen van de Griekse en christelijke tradities die overboord gegooid werden. 

Heel indrukwekkend en briljant was de lezing van Ad Verbrugge, filosoof bij de Universiteit Leiden. Met een sterke retoriek, rijk geillustreerd met actuele voorbeelden, liet Verbrugge zien hoe de moraal van de huidige Nederlandse maatschappij tekortschiet met haar pop-cultuur en zelfs met haar lichte straf-systeem, en dat deze maatschappij daaraan ten onder dreigt te gaan door o.a. de verzwakking van het gezin. 

Zijn collega Andreas Kinneging verduidelijkte dat door uit te leggen hoe de liberale moraal beperkt is tot de handhaving van een bekrompen rechtstelsel, en dat deze moet worden aangevuld door het bevorderen van vergeving. Omdat deze twee   beginselen alleen "negatief"(d.w.z. alleen om problemen op te lossen) zijn, moeten ze aangevuld door iets positiefs, opbouwends: de deugdethiek, waarbij men de eigen morele ontplooiing nastreeft.

Ook bijzonder interessant, maar moeilijker, was de laatste lezing, van Paul van Tongeren (filosoof bij de Universiteit Nijmegen) over het ontbreken van een deugd van vergeving bij de deugdethieken van Aristoteles en van St. Thomas van Aquino. Van Tongeren sprak zijn gedachten uit over het ontwikkelen van een ethiek voor deze deugd, en over de filosofische moeilijkheden daarbij.

Copyright © 2000 Stichting Europese Apologetiek

Verslagen in kranten:

Zie ook:

 


Lezing van Kinneging, de ex-VVD ideoloog - 22 januari

Andreas Kinneging is de bekende (ex-) VVD-ideoloog die afscheid heeft genomen van deze partij in 1999. Hij zal de volgende lezing houden bij de Universiteit Leiden, waarbij hij rechtsfilosofie doceert: 

"Van neoliberalisme naar christelijke-humanistische moraal"

Deze lezing zal worden gehouden op zat. 22 januari om 14.00 in het Groot Auditorium van de Universiteit Leiden, in het kader van het symposium Rechtvaardigheid en verzoening: over de fundamenten van de moraal in een tijd van geweld. De grenzen van de liberale ethiek en de vooruitzichten van een deugden-ethiek zullen daarbij worden besproken. Lezingen door andere universitaire docenten zullen worden gehouden, o. a. twee belangrijke lezingen: 

Het symposium zal eindigen met een forum- en publieke discussie.

Meer informatie (kosten enz.)  en aanmelding bij drs S. J. M. Waanders (Radboudstichting),
Postbus 37
5260 AA Vught.
tel: 073.657.9017  fax: 073.656.7251
en op internet: Radboudstichting 

 24 januari : zie verslag van het symposium hierboven

 


Aantal bezoekers sinds 4 dec. 2000:


UNIVERSI FINIS VERITAS!

Site design: Copyright © 1998-2000 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 4 dec. 2000
Pagina bijgewerkt op:  23 jan. 2001

Algemene disclaimer: 
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.